172 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 20 Juni 1933. in het antwoord van Burgemeester en Wethouders tot uiting zal komen. De VoorzitterEr is op het oogenblik bij Burge meester en Wethouders aanhangig een verzoek om ver laging van de brugrechten, die door de gemeente wor den geheven en aangezien dit verzoek eigenlijk ook is een verzoek om verlaging van die rechten men vraagt hier om maar één keer te betalen als men bij wijze van spreken drie keer door de brug gaat, zoodat men dan dus m. a. w. eiken keer slechts deel van het tegenwoordige bruggeld zou betalen stellen Bur gemeester en Wethouders voor dit verzoek bij die andere stukken te voegen. Die andere stukken zijn reeds bij Burgemeester en Wethouders aanhangig, over dat verzoek is ook reeds bij Burgemeester en Wethou ders gesproken en het is al voor een groot deel behan deld. Nu is het de bedoeling om dit nieuwe verzoek, zij het dan ook dat het eenigszins anders is geformu leerd, maar dat toch ook eigenlijk is een verzoek om verlaging van de bruggelden, bij het andere te voegen. De beraadslagingen worden gesloten. Het adres wordt bij de desbetreffende stukken gevoegd. f. adres van R. Noppert e. a. bewoners van ge meentewoningen aan de Wijnhornsterstraat, de Eek hof f straat, de Van Blomstraat, de Van Loonstraat en het Hollanderhof om de huur dier woningen te verlagen. Burgemeester en Wethouders wijzen er op dat de huren van onderscheidene gemeente- en bouwvereeni- gingswoningen krachtens Raadsbesluit van 30 Mei j.l. zijn verlaagd, nadat de z.g. contactcommissie na een uitgebreid onderzoek daarvan de noodzakelijkheid had aangetoond en waarbij, mede gelet op stand en ligging, de huren van de verschillende woningtypen zooveel mogelijk met elkander in overeenstemming zijn gebracht. Voor een nieuwe verlaging van de huren van een be paald complex bestaat dan ook geen aanleiding. Ten opzichte van de huurbepaling op het 1j7 gedeelte van het inkomen doen zij opmerken, dat volgens de bestaande voorschriften die practisch niet meer worden toegepast de huur, met inachtneming van een van overheidswege vastgesteld minimum, niet lager mag worden bepaald dan op het */7 gedeelte van het inkomen van den huurder. Burgemeester en Wethouders stellen den Raad mits dien voor de verzoeken om huurverlaging af te wijzen. De beraadslagingen worden geopend. De heer Muller: Mijnheer de Voorzitter. Ik kan het met hetgeen U meedeelt nopens deze kwestie wel eens zijn. In de vorige Raadszitting hebben wij, op advies van Burgemeester en Wethouders, die daartoe het advies van de contactcommissie hadden ingewonnen, besloten over te gaan tot verlaging van de huren van verschillende woningtypen en in de contactcommissie zijn inderdaad deze blokken woningen besproken. De contactcommissie heeft toen de zaak in haar geheel bezien en zij is tot de conclusie gekomen, dat de huren van het eene blok, in de nieuwe Indische buurt, met een bedrag moesten worden verlaagd maar dat die van het andere blok, bij het Hollanderhof, op het peil moesten blijven waarop zij stonden. Ik kan mij dus indenken dat er op het oogenblik een dergelijk voorstel van Burgemeester en Wethouders komt; waar deze zaak pas haar beslag heeft gekregen, gaat het natuurlijk niet aan om daarin op het oogenblik weer wijziging te brengen. Ik kan mij evenwel indenken, dat er op het oogenblik onder de bewoners van beide blokken menschen zijn, die groote moeite hebben ook deze huur op te brengen. Maar het zal hier niet voor tegenspraak vatbaar zijn, als ik zeg dat dat een heel andere kwestie is en dat die met het vaststellen van de huurprijzen niets te maken heeft. Als dat inderdaad het geval is en ik twijfel daar niet aan dan zal, als wij die menschen in die woningen willen houden, daarin op de eene of andere wijze moeten worden voorzien. Dat zou dan b.v. in der. vorm van een toeslag op de huur moeten zijn, maar van huurverlaging kan m. i. geen sprake zijn, nu de woningen opnieuw zijn getaxeerd. Mijnheer de Voorzitter, dat is één zaak. Een andere kwestie, waarover ik even zou willen spreken, is dat er in het adres van de bewoners van de nieuwe Indische buurt wordt gesproken over het onderhoud van de wo ningen. Ik geloof dat Burgemeester en Wethouders De Voorzitter: Mag ik dat even voorlezen Er is verder nog ingekomen g. adres van O. Terpstra e. a., bewoners van ge meentewoningen aan de Balistraat en andere straten in die omgeving, betreffende de huurverlaging en het onderhoud der door hen bewoonde perceelen. Ten aanzien van de adressen sub f en g wordt nu door Burgemeester en Wethouders voorgesteld de verzoeken om huurverlaging af te wijzen; het verzoek van O. Terpstra e. a. betreffende het onderhoud van hunne woningen in handen te stellen van Burgemeester en Wethouders ter afdoening. De heer Muller: Ik heb ten opzichte daarvan geen bezwaar dat dit in handen van Burgemeester en Wet houders wordt gesteld ter afdoening, maar ik zou ten opzichte van die kwestie toch wel een paar woorden willen zeggen. Dat is dit, dat het onderhoud van die woningen in de nieuwe Indische buurt in het algemeen niet te wenschen overlaat, maar dat, als hier word geadresseerd over verbetering van het onderhoud, dit dan zeer zeker zal slaan op het schilderen van de slaap kamers enz. Als dat het geval is, en dat zal wel zoo zijn dan moet ik eerlijk erkennen dat dit hoogst noodzakelijk is. Indertijd, toen die woningen zijn daargesteld, zijn die slaapkamers een beetje opgekwanseld, maar ten slotte is dit het gevolg, dat die woningen, wat de slaap kamers betreft, er verschrikkelijk uitzien; het zijn ten slotte slechts kale houten schroten, waarvan de slaap kamers zijn opgetrokken. Nu weet ik wel dat er een belangrijk stuk geld in zal moeten worden gestoken, als die slaapkamers geheel zullen moeten worden geverfd, maar ik zou Burge meester en Wethouders toch ernstig in overweging willen geven om die zaak goed te onderzoeken en, als het eenigszins mogelijk is, zoo spoedig mogelijk tot het van binnen schilderen van die woningen over te gaan. Want dit staat als een paal boven water, dat een goed onderhouden woning beter zal worden bewoond dan een woning die, op welke wijze dan ook, een minder prettig aanzien heeft. De heer Buiel: Mijnheer de Voorzitter. Ik zou even iets willen vragen. Er wordt hier gezegd, dat in verband met de afdoening van deze zaak in de vorige Raads vergadering, het niet noodig is, thans weer over huur verlaging te beginnen. Ik geloof echter en dat is door mij den vorigen keer ook vastgesteld dat wij met de huurverlaging, waar de contactcommissie bij betrokken was, feitelijk niet te doen hadden de heer Terpstra heeft daar toen ook nog op gewezen met een sociale maatregel, maar dat de commissie een onder zoek naar de noodzakelijkheid van huurverlaging heeft ingesteld in verband met het leeg staan van woningen. Als wij de zaak zoo bezien, dan geloof ik, waar er thans een adres komt om huurverlaging op grond van loonsverlaging, dat er wel reden is om, evenals voor de Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 20 Juni 1933. 173 schippers de verlaging van de brugggelden, waarover de heer Hofstra heeft gesproken, die zaak te onder zoeken. Ik meen dus dat thans zou kunnen worden onderzocht of een huurverlaging als sociale maatregel al dan niet noodzakelijk is en dat dit niet te maken heeft met het kapitalistisch onderzoek om de woningen verhuurbaar te maken. Ik zou dan ook gaarne nadere inlichtingen willen hebben of de contactcommissie uit sluitend de noodzakelijkheid van het verlagen van de woninghuren heeft onderzocht in verband met de moge lijkheid van het verhuren der woningen of dat de nood zakelijkheid van huurverlaging ook is bedoeld als sociale maatregel. De heer De Boer (wethouder): Mijnheer de Voor zitter. Bij wat de heer Muller heeft naar voren gebracht kan ik mij geheel aansluiten. Ook ik ben van meening, waar deze zaak hier in de vorige vergadering is be handeld, dat het thans moeilijk gaat om de huurver laging opnieuw in behandeling te nemen. Wanneer de heer Buiel toen meende dat er aanleiding was om verder te gaan, dan had hij daartoe een voor stel moeten indienen. Hij heeft dat echter verzuimd en dus is er op het oogenblik geen reden om daarop terug te komen. De heer Buiel heeft dan toen een verzuim gepleegd en dat is dus voor zijn eigen verantwoording. Ten opzichte van wat in het eene adres wordt gezegd over het onderhoud kan ik mij ook geheel bij den heer Muller aansluiten. Het betreft hier niet het gewone onderhoud van de woningen, want dat wordt bij de gemeentewoningen heel goed verricht, maar het betreft hier een verbetering: het leggen van tegels achter de woningen en het verven van de slaapkamers. De heer Muller heeft al gezegd dat dit tot nog toe niet volledig is gebeurd. De kwestie is, dat deze woningen nog maar enkele jaren geleden zijn gebouwd en dat toen de slaap kamers niet zijn geverfd maar dat er een beitsje op is gesmeerd, wat natuurlijk niet erg duurzaam was. Het is echter de bedoeling om, als het onderhoudsfonds het toelaat, die woningen geleidelijk op te verven De heer Muller: Dan duurt het nog wel even De heer De Boer (wethouder): Ik meen dus dat wij op het oogenblik het voorstel van Burgemeester en Wethouders wel kunnen aannemen. Er zal getracht worden die woningen geleidelijk weg nog beter te maken en op te knappen, maar ik meen dat het niet aangaat, thans opnieuw huurverlaging in behandeling te nemen. Het complex dat hier in bespreking is, betreft de 151 woningen bij de Balistraat, waarbij tot op dit oogenblik nog een 500.— per jaar op de exploitatie wordt toe gelegd. Nu is de huur van die woningen de vorige vergadering met 13.'per jaar verminderd, waardoor van die 151 woningen per jaar 1963.— minder zal worden ontvangen. Dat maakt dus dat het jaarlijksch tekort daarop bijna 2500.— zal worden. Burgemeester en Wethouders meenen dan ook dat er op het oogenblik niet verder moet worden gegaan. Als de omstandigheden nog slechter worden en van dien aard, dat de huren niet meer kunnen worden opgebracht door de huurders, dan zullen wij naar maatregelen moeten uitzien, maar Burgemeester en Wethouders meenen dat het het beste is om thans hun voorstel zoo aan te nemen. De heer Buiel: Mijnheer de Voorzitter, ik zou nog één opmerking willen maken. De wethouder heeft mij hier een verzuim aangewreven, maar ik herinner mij en de dames en heeren zullen zich dat ook herinneren dat ik den vorigen keer een voorstel heb gedaan om de huur van een zeker deel van een blok woningen, dat ook bij dat plan werd besproken, te verlagen en dat toen van den kant van Burgemeester en Wethouders die verlaging is afgewezen. Ik heb dat toen juist betoogd op grond van een sociale maatregel en van een verzuim van mij is hier dus absoluut geen sprake. De heer De Boer (wethouder): De heer Buiel heeft absoluut geen voorstel gedaan, althans niet ingediend. De heer Terpstra: Mijnheer de Voorzitter. Waar de wethouder zegt dat de heer Buiel heelemaal geen aan leiding heeft om over deze zaak nog eens het woord te voeren, geloof ik niet dat dit voor mij geldt, omdat ik de vorige vergadering heb beweerd tegenover enkele vrienden van de overzijde dat, hoewel ik het voorstel gaarne aanvaardde, ik toch meende dat de juiste ver houding in betrekking tot de inkomsten van de huurders door deze handelwijze wel ietwat verbroken werd. Dat ik daarin gelijk heb gehad, niettegenstaande de ont kenningen van den heer Muller, blijkt nu wel uit de verschillende adressen. Dat is het echter niet, waarop ik wil wijzen, maar ik wil vragen is de handelwijze van deze geachte adres santen wel de juiste? Ik meen toch dat wij hier hebben een Directeur van het Woningbedrijf en dat die in de eerste plaats geroepen is om te oordeelen over het on derhoud van bepaalde woningen en dat die daarover, zoo stel ik mij voor. advies uitbrengt aan Burgemeester en Wethouders. Daarom zou ik graag willen weten is het U. mijnheer de Voorzitter, bekend, dat deze adressanten indertijd klachten over het onderhoud heb ben ingediend bij den heer Algra? Is dat niet het geval, dan meen ik dat deze handelwijze ik zal ze niet té sterk veroordeelen toch niet de juiste is. Alleen dan, als de Directeur van het Woningbedrijf, om welke reden dan ook, dat betere onderhoud had moeten wei geren, alleen dan was er reden voor adressanten om zich tot den Raad te wenden. De heer De Boer (wethouder): Mijnheer de Voor zitter. De heer Terpstra heeft gezegd, dat hij den vori gen keer heeft opgemerkt dat de juiste verhouding tus- schen de huur en het inkomen eigenlijk ontbrak of niet heelemaal in orde was. De kwestie is zoo, dat er vroeger een tijd is geweest, dat de huur werd berekend naar een maatstaf van 1I7 deel van het inkomen. Maar die maatstaf is al lang verlaten, die geldt practisch niet meer en die zou op het oogenblik ook niet best te hand haven zijn. Dus een bepaalde maatstaf, welke aangeeft de verhouding van de huur tot het inkomen, is er op het oogenblik bij de huurberekening niet meer. Wat betreft hetgeen de heer Terpstra zegt over klachten omtrent het onderhoud, is het mij niet bekend, dat er ooit klachten zijn ingekomen. Het onderhoud van de gemeentewoningen is altijd heel goed; als de men schen klachten hebben b.v. over het slot van de deur of wat dan ook, wordt dat altijd direct in orde gemaakt. Wat er in het adres wordt gezegd over het onderhoud is dan ook niet juist; wat daarin wordt gezegd, bedoelt een verbetering van de woningen en ik heb daaromtrent al opgemerkt dat, als het eenigszins kan, daarmee gelei delijk zal v/orden doorgegaan. Men heeft al verschil lende blokken onder handen gehad en ook dit blok zal t. z. t. aan de beurt komen en dan zal daaraan worden gedaan wat mogelijk is. De heer Muller: Mijnheer de Voorzitter, ik zou nog een enkele opmerking willen maken naar aanleiding van het antwoord van den wethouder van Openbare Wer ken. De wethouder van Openbare Werken heeft ge zegd, dat hij het voor een groot deel met mij eens is en daar ben ik blij om, maar hij heeft ook gezegd dat het onderhoud, wat het schilderen betreft, t. z. t. zal worden uitgevoerd, zoodra het fonds voor onderhoud en herstel dat mogelijk maakt. Nu behoeven wij elkaar hier niets te vertellen, maar ieder, die daarmee ook maar iets op de hoogte is, weet, dat als het daarop moet wachten, n.l. tot dit fonds het toelaat, het dan wel Sint-Juttemis

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1933 | | pagina 2