178 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 20 Juni 1933, tingen bij die posten heeft aangebracht, zoodat het voor de leden van de Financieele commissie en ook voor de andere Raadsleden mogelijk was daarvan een beter overzicht te krijgen. Ik zeg het college daarvoor dank. Ik heb ook nog een opmerking over een andere zaak, die ik ook in de commissie heb besproken, maar waar omtrent ik gaarne van den wethouder, die speciaal met die afdeeling is belast, enkele inlichtingen wilde hebben. Dat gaat voornamelijk over de bedrijfsuitkomsten van het bedrijf der Gemeentereiniging. Mijnheer de Voorzitter, het zal de leden hebben ge troffen dat het Reinigingsbedrijf sluit met een nadeelig saldo van 268.000. dat is ongeveer 25.000. boven de raming. Nu ontbreekt, voor zoover ik heb kunnen nagaan, een toelichting, waaraan die over schrijding is te wijten. Voor zoover ik heb kunnen zien, moet die worden toegeschreven aan een meerdere uitgaaf aan loonen van 18.000.— die post is n.l. gestegen van 182.000.— op 200.000.— en een mindere opbrengst voor compost, beer en dergelijke van 7000. Indien dat inderdaad juist is, dus dat de hoofdoorzaak van de overschrijding zit in den post loonen, dan had ik gaarne eenige toelichting gezien hoe het komt dat die geweldige post voor loonen met 18.000.'is overschreden. Ik wil er op wijzen dat, toen de begrooting voor 1932 in het laatst van 1931 was vastgesteld, het toen bekend was uit de rekening over 1930, dat over dat jaar was uitgegeven aan loonen een bedrag van 194.000. terwijl voor 1931 was geraamd een bedrag van 189.000. maar desondanks is toen de post loonen voor 1932 geraamd op 182.000.Nu is er in plaats van 182.000.— 200.000.— uitgegeven en dus hadden wij mogen verwachten dat er eenige toelichting was gegeven, waaraan die overschrijding is te wijten. Nu is het mogelijk dat er van de zijde van Burge meester en Wethouders wordt gewezen op de ver hooging van het aantal inwoners in deze gemeente, maar, mijnheer de Voorzitter, dat kan toch niet heele- maal opgaan. Want ik wil er op wijzen dat niet alleen de bijdrage uit de gemeentekas aan het bedrijf succes sievelijk zoo is gestegen, maar dat ook het percentage per inwoner is gestegen. In 1930 bedroeg de bijdrage uit de gemeentekas aan het bedrijf 245.000. in 1931 259.000.— en in 1932 268.000.— en het percentage per inwoner, dat te vinden is op een staat, die bij de stukken lag, was in 1930 5.07, in 1931 5.30 en in 1932 5.42. Dus ook het bedrag per inwoner stijgt. Mijn vraag is dus nu opnieuw: kunnen Burgemeester en Wethouders ook toelichten waaraan die sterke over schrijding van het bedrag aan loonen is toe te schrijven en hoe komt het dat ook het bedrag per inwoner om hoog is gegaan? De heer Terpstra: Mijnheer de Voorzitter. Ik heb eigenlijk nog niet recht begrepen waarom U nu aan de orde stelt de behandeling van deze punten van de agenda, omdat op mijn voorstel nog geen antwoord is gegeven, maar ik wil daar niet aan vasthouden, omdat ik de gemeente niet op kosten wil jagen. Wat de zaak zelf betreft, ik heb omtrent punt 11, de wijziging van de gemeentebegrooting. mijn licht moeten opsteken in de eerste plaats bij den wethouder van Onderwijs en bij den betrokken hoofdambtenaar van die afdeeling en ook bij den betrokken hoofdambtenaar van de afdeeling Financiën en het was en is mij ook nu nog buitengewoon aangenaam te mogen zeggen, dat ik door die personen voldoende ben ingelicht geworden. Niet alleen de inlichtingen zelf, maar ook de wijze, waarop ik ben te woord gestaan, waren mij bijzonder aangenaam. Niettegenstaande dat, mijnheer de Voorzitter, heb ik, waar ook punt 11 thans aan de orde is, enkele vragen te doen en ik hoop dat mij ook daarover het noodige licht zal worden ontstoken. Ik weet echter niet of ik met het stellen van die vragen niet iets te ver ga: zoo ja. dan zal men mij daar wel attent op maken. Mijn eerste vraag is aangaande volgno. 245 van de uitgaven, waaronder ik heb gelezen, dat voor verkeers regeling is uitgegeven een bedrag van 935. waarop niet gerekend was. Ik heb die toelichting niet begrepen, want mij dunkt, het lag voor de hand dat vooruit kon worden berekend dat de verkeersregeling een zeker bedrag, al was het dan niet zooveel, zou eischen. Daarop zou ik in de eerste plaats wel een antwoord willen hebben. Dan een tweede vraag over volgno. 552, eveneens van de uitgaven, waarbij die bekende geschiedenis van het circus Sarrasani wordt behandeld. Indertijd hebben wij er allen kennis van genomen welk een moeite de gemeente heeft gehad om dat geld binnen te krijgen. Er stond telkens in de krant dat men eerst als al dat geld was binnengekomen, n.l. de kosten van vernieu wing en herstelling van straten, wegen, enz., die zaak los zou laten. En nu blijkt uit de begrooting. dat het circus Sarrasani nog een aardig bedrag aan de gemeente gekost heeft. Ik lees toch onder volgno. 552 dat aan onkosten voor herstelling van het terrein, van straten en wegen en voor algemeen onderhoud van het terrein aan de Fonteinstraat een bedrag van 1773.is be taald geworden en dat het circus Sarrasani daarvan slechts heeft terugbetaald een bedrag van 742.— dus dat de gemeente heeft moeten bijpassen een bedrag van 1031. Op die beide vragen, mijnheer de Voorzitter, zou ik gaarne zoo mogelijk een antwoord van U willen hebben. De heer Westra (wethouder) Mijnheer de Voor zitter. De heer Molenaar heeft ter sprake gebracht de wijziging van de begrooting in verband met de uitkom sten van het bedrijf van de Reiniging en hij heeft daarbij gewezen op twee verschillende zaken, ten eerste op deze kwestie, dat het uiteindelijk verliesbedrag, dat de gemeente moet bijpassen, belangrijk is gestegen en in de tweede plaats op het feit, dat de uitgaven voor loonen belangrijk zijn uitgegaan boven het bedrag, dat daarvoor was begroot. In die kwestie van de stijging van het verliescijfer zit natuurlijk ook wel eenigszins die kwestie van de loonen, maar het zit toch hoofdzakelijk hierin, dat de uitkomsten van het bedrijf daarom zooveel minder zijn. omdat de opbrengst van compost en dergelijke belang rijk terugloopt. En ik geloof ook dat de stijging van het percentage per inwoner absoluut moet worden toege schreven aan de mindere opbrengst van de compost. Een andere kwestie is, dat de loonen zooveel lager zijn begroot dan uiteindelijk daarvoor is uitgegeven. Wat de heer Molenaar zegt is juist, dat maakt een ver schil van rond 18.000.— a 20.000.— en dat doet zeer zeker vreemd aan. Nu is het een feit, dat ook den vori- gen keer precies hetzelfde is voorgevallen en dat ook toen de loonen met een dergelijk percentage eigenlijk zijn overschreden. Dat vindt zijn oorzaak in de eerste plaats daarin, dat in den loop van het jaar enkele wij zigingen zijn aangebracht, waardoor vanzelfsprekend meer loon moest worden uitgegeven, maar hoofdzakelijk hierin, dat in de laatste jaren het aantal vaste werk lieden belangrijk is ingekrompen en dat nu door de boekhouding van het bedrijf bij het opmaken van de begrooting géén rekening er mede is gehouden, waar het aantal vaste werklieden belangrijk was ingekrom pen, dat het percentage, dat moet worden uitgetrokken voor vervanging bij ziekte en verlof, belangrijk moest worden verhoogd. Er is in totaal voor vervanging bij verlof en vacantie een bedrag van rond 12.000.— en voor vervanging bij ziekte een bedrag van rond 10.000.— uitgegeven, dus in totaal een bedrag van rond 22.000.— voor vervanging bij ziekte, verlof en vacantie. Nu wordt een belangrijk deel van dat bedrag gevonden, doordat bij de uitgaven aan het vaste per Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 20 Juni 1933. 179 soneel, d. w. z. dat tot de vaste personeelsformatie be hoort, is gerekend op een regelmatig percentage voor vervanging bij ziekte, verlof en vacantie. Dat bedrag beloopt ongeveer 14.000. zoodat voor de losse werklieden dit jaar een bedrag van 7000.— is uit gegeven. Hoe grooter nu het aantal vaste werklieden is, hoe grooter het bedrag is, dat uit het percentage van de loonen van de vaste werklieden beschikbaar komt. Doordat echter het aantal vaste werklieden de laatste jaren, d. w. z. de jaren vóór 1931, belangrijk is terug gebracht, moet er voor vervanging bij ziekte, verlof en vacantie op een grooter percentage worden gerekend. Nu is door den boekhouder van het bedrijf bij het op maken van de begrooting verzuimd daarmee rekening te houden. Dezerzijds is dat opgevallen en daarop is aan hem opdracht gegeven om daarmede in het vervolg rekening te houden. Er was gerekend voor los perso neel op een uitgaaf van ruim 4000.— en er is 7000. méér uitgegeven. Ik heb zoopas het cijfers iets verkeerd genoemd: ik heb gesproken van 14.000.— en 7000. maar het is ongeveer om de helft, n.l. 11.000.en 11.000. Er is dus belangrijk meer uitgegeven voor vervanging bij ziekte en verlof. In het bedrag van 18.000.— a 20.000.—, dat meer is uit gegeven dan was begroot, zit dus een bedrag van 7000.'aan meerdere uitgaven voor vervanging bij ziekte en verlof en verder is er nog een bedrag van 2000. uitgegeven voor extra hulp van losse werk lieden bij vooruitwerken voor de feestdagen, welk be drag daar ook bij kan worden gerekend. Er had dus door den boekhouder van het bedrijf op een bedrag van 9000.— meer gerekend moeten worden, wat verzuimd is. De andere bedragen worden gevonden doordat b.v. 2300.— meer is uitgegeven voor de berging van vuil bij Wartena, omdat men niet voldoende rekening had gehouden met het feit, dat die stortplaats hoe langer hoe meer vol raakte en dat het vuil dus verder van de losplaats moest worden vervoerd. Daar kon trouwens de boekhouder ook moeilijk rekening mee houden. Verder is in den loop van het jaar uitbreiding ge geven aan het aantal vaste werklieden, wat 1500. heeft gekost: dan is er nog een werkman aangesteld speciaal voor het visschen van het drijfvuil uit de grachten, wat ook bijna 1000.— extra heeft gekost en dan is er nog een uitgaaf voor de cyaneering. Omdat het absoluut niet bekend was hoe het daarmee zou loopen, was die uitgaaf niet bekend en is daar dus ook niet op gerekend. Ten slotte zijn er dan nog een paar posten voor een paar werklieden, die in den loop van het jaar zijn afgekeurd, wat ook kosten heeft meege bracht waarop niet gerekend kon worden. Het komt dus hier op neer, dat ongeveer een bedrag van 11.000.— is uitgegeven aan werkelijke kosten, waarop het bedrijf niet had kunnen rekenen, terwijl de andere 9000.— a 10.000.— moet worden gezocht in het niet rekening houden op dat oogenblik met een vol doende percentage van de loonen van de vaste werk lieden voor vervanging bij ziekte en verlof. Ik meen hiermee zoo goed mogelijk deze zaak te hebben beantwoord. De heer De Boer (wethouder): Mijnheer de Voor zitter. De heer Terpstra heeft een opmerking gemaakt over twee posten, waarvan de eerste was volgno. 245, welke handelt over de verkeersregeling. Bij de stukken is dat al verduidelijkt en is aangetoond, dat het aan schaffen van middelen voor de verkeersregeling meer heeft gekost en dat die uitgaaf dus hooger is geworden dan op de begrooting was gememoreerd. Hoe dat nu precies verder in elkaar zit, kan zoo niet uit de stukken "worden nagegaan, maar dat zouden Burgemeester en Wethouders natuurlijk nog nader kunnen mededeelen. Wat die andere post betreft, n.l. volgno. 552, dat is een gevolg van het feit, dat het geld, dat aanvankelijk zou worden geïnd ten opzichte van de verbetering van het terrein en den weg, niet ten volle is binnengekomen. Er is een 1000.minder ontvangen dan waarop ge rekend was en dan was overeengekomen. Ik wil er echter op wijzen dat dit niet een verlies beteekent, maar een 1000.— minder winst. Wij zouden moeten nagaan wat het circus heeft opgebracht aan staangeld en aan vermakelijkheidsbelasting en dit bedrag is met 1000.- verminderd. Dat is in zooverre een strop geweest, zoo als daar wordt gezegd, maar daarmee heb ik toch ge motiveerd dat dit niet beteekent een verlies voor de gemeente, maar een 1000.'minder winst. De heer Vromen: Mijnheer de Voorzitter. Ik zou nog even iets willen vragen naar aanleiding van het feit, dat de wethouder van de Bedrijven heeft getracht den Raad duidelijk te maken, hoe de overschrijding van de loonen aan de Reiniging is tot stand gekomen. Ik wil wel eerlijk bekennen dom genoeg te zijn den wethouder niet heelemaal te hebben begrepen. Als echter de wet houder zegt dat de overschrijding in hoofdzaak is te wijten aan de hoogere kosten van vervanging bij ziekte en verlof, dan herinner ik mij, dat bij twee opeenvol gende begrootingen die kosten op 5 en ik meen zelfs nog iets lager waren uitgetrokken en dat bij verschil lende begrootingen hier telkens uit den Raad is gezegd: is dat bedrag wel voldoende? Daarop is toen altijd ge- antwoord ja. Het blijkt nu echter dat dit bedrag toch i onvoldoende is geweest en het is dus juist dat, ofschoon daar uit den Raad telkens op is gewezen, dat bedrag geflatteerd of veel te gunstig is voorgesteld. Het blijkt nu dat zij, die deze stemmen hebben laten hooren, gelijk hebben gehad en ik hoop dan ook dat de Raad en het college in de eerste plaats daaraan bij de volgende be grooting zal denken en dat men dan wel degelijk be grijpt, dat men met een dergelijk laag cijfer absoluut niet uit kan, maar dat dit belangrijk hooger moet worden. Toch blijft de opmerking van den heer Molenaar daarom even juist, n.l. dit feit, dat de nota van kosten van de Reiniging per inwoner in een paar jaar tijd stijgt van 5.07 op 5.42. Die stijging is een bedenkelijke j stijging en ik zou daaraan de conclusie willen verbinden, dat dus het systeem, dat blijkbaar aan de Reiniging aan wezig is, om de vaste werklieden af te danken en daar voor losse in de plaats te nemen, niet blijkt een zuinig systeem te wezen en dat dit systeem dan noodig her ziening behoeft. Ik weet wel dat ook het vraagstuk van de mechani satie bij dit geheele vraagstuk een rol speelt, maar met j die mechanisatie zijn wij zij het dan ook in een lang zaam tempo, volgens sommige voorstanders reeds eenige jaren bezig: wij hebben den dienst al op ver schillende wijzen gemechaniseerd, zooals door het in bedrijf stellen van tractors met tonnenwagens, van noolputzuigers, enz. Met dat alles worden wij nu hee lemaal op mechanische wijze bediend, maar als nu het resultaat daarvan is dat de kosten per inwoner stijgen van 5.07 op 5.42, dan meen ik dat de Raad zich wel eens ernstig mag afvragen en het college ook en speciaal de leiding van het bedrijf of werkelijk die me chanisatie van het bedrijf wel een voordeel is. Daarom verheug ik mij, dat er op het oogenblik over een be paald punt, de mechanisatie van het bedrijf betreffende, nog geen besluit is genomen, omdat nu nog ten aanzien daarvan door de leiding, door het college, enz. kan worden overwogen of wij met de mechanisatie niet op den verkeerden weg zijn. De heer M. Molenaar: Mijnheer de Voorzitter, ik ben den wethouder dankbaar voor de reeks cijfers, die hij heeft gegeven; wij weten nu ten minste ongeveer waar het geld is gebleven. Maar ik heb nog geen antwoord van den wethouder ontvangen op mijn vraag hoe het

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1933 | | pagina 5