184 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 20 Juni 1933. het verzoek aan het college om hierover advies te vragen aan den Inspecteur van de Volksgezondheid en aan de fabrieken, die ik heb genoemd en een onderzoek in te stellen in de plaatsen, waar dit ventverbod reeds in werking is. Als de Raad mijn voorstel mocht ondersteunen, zou ik er tevens bij Burgemeester en Wethouders op willen aandringen om hiermee verder eenigen spoed te be trachten, omdat m. i. deze zaak wel dringt. Ik heb eerst geaarzeld om dit voorstel in te dienen, ik wil het echter toch doen, maar als de Raad het accepteert, zou ik er vooral bij Burgemeester en Wethouders op willen aan dringen om zoo spoedig mogelijk met deze zaak bij den Raad terug te komen. De Voorzitter vraagt of het voorstel van den heer Hooiring wordt ondersteund. Dit blijkt wel het geval te zijn. De Voorzitter: Dan is thans alleen aan de orde het voorstel van den heer Hooiring met het verzoek er bij zooals dat door den heer Hooiring is gedaan. Mevrouw Buisman'—Blok WijbrandiMijnheer de Voorzitter. Als er toch nog aan verschillende corpora ties advies zal moeten worden gevraagd, zou ik het zeer op prijs stellen, wanneer het college ook aan de afdeeling Leeuwarden van de Nederlandsche Vereeni- ging van Huisvrouwen om advies zou willen vragen aangaande het ventverbod. De heer Weima: Mijnheer de Voorzitter. Ik kan het voorstel van den heer Hooiring wel ondersteunen, als de bedoeling is dat deze zaak niet nog eens weer voor langen tijd zal worden uitgesteld. Ik wil wel zeggen dat ik vreeselijk ben teleurgesteld, dat dit praeadvies zóó langen tijd op zich heeft laten wachten. Het adres is volgens de stukken reeds medio Februari 1932 bin nengekomen, bij de behandeling van de begrooting is door Burgemeester en Wethouders gezegd: wij zijn er mee klaar, maar intusschen is er nu al weer een half jaar verstreken. Het lijkt mij toe dat deze zaak eigenlijk veel en veel te lang heeft geduurd, te meer, waar uit het praeadvies blijkt dat er niets anders is gebeurd, dan dat men een vraag of een verzoek heeft gericht aan de Gezondheidscommissie. Als gebeurd was wat thans door den heer Hooiring wordt gevraagd, dan had ik het kunnen billijken dat zoo'n praeadvies wat lang was uitgebleven, maar er is eigenlijk niets anders gebeurd dan dat er een schrijven is gezonden naar en ontvangen van de Gezondheidscommissie. Ik betreur het zeer dat deze zaak zoo lang heeft geduurd en als ik zeg dat ik mij aansluit bij het voorstel van den heer Hooiring. wil ik er dan ook bij het college op aandringen om thans met spoed deze zaak te behartigen. De heer Vromen: Mijnheer de Voorzitter. Ik heb niets geen bezwaar tegen uitstel, maar ik ben toch wel zeer nieuwsgierig ,hoe het college staat tegenover het voorstel om aan dit uitstel te verbinden een onderzoek bij verschillende personen, ambtenaren en corporaties. In de eerste plaats is genoemd de Inspecteur van de Volksgezondheid. Ik weet niet welke Inspecteur is be doeld, maar ik zou toch zeggen dat speciaal die Inspec teur dient te worden gevraagd, tot wiens afdeeling deze zaak behoort. De Volksgezondheid toch is een inspectie, die in verschillende onderdeelen is verdeeld en nu is in een van de adressen wel genoemd de naam van Dr. De Waal, maar met alle respect voor de capaciteiten van dezen Inspecteur meen ik te weten dat aan hem meer de inspectie over geneesmiddelen, apotheken enz. is opgedragen. De inspectie van iederen Inspecteur omvat alzoo een zeer beperkt terrein van de Volks gezondheid en al is dus Dr. De Waal voor zijn inspectie ook zeer bevoegd, ik acht hem niet in de eerste plaats geroepen om te beoordeelen hoe in het belang van de volksgezondheid een juiste melkdistributie zal moeten plaats hebben. Ik zou dus het college wel willen advi- seeren eenigszins voorzichtig te zijn en niet maar een willekeurigen Inspecteur ten aanzien van deze zaak om advies te vragen. Waarom in dezen het advies zal moeten worden ge vraagd van de directies van enkele productiebedrijven, die de melk produceeren en in den handel brengen, is mij niet duidelijk. Ik zou mij wèl kunnen voorstellen wanneer men b.v. advies wenschte te vragen aan be paalde hoogleeraren in Wageningen, die wèl deskundig zijn, maar om hier advies te vragen aan de directeuren van de bedrijven die bij deze zaak direct verbonden zijn en daarbij belang hebben, lijkt mij weinig nut te hebben, om maar geen ander woord te gebruiken. Als ik het college daaromtrent zou moeten adviseeren, zou ik daar dan ook wel eenig bezwaar tegen maken. Ik vind het zeer terecht en ik kan mij voorstellen dat mevrouw Buisman dat vraagt om ook aan de huisvrouwen advies te vragen. Zij toch ondervinden aan den lijve, althans in hun huishouding, de practische nadeelen van een ventverbod, ook ten opzichte van hun gezin en ik kan mij indenken, dat men verzoekt om de consumenten als de eerst belanghebbenden om hun oordeel te vragen. Ik kan er mij nu wel mee vereenigen dat men nog verdere adviezen vraagt dan aan de plaatselijke Ge zondheidscommissie, hoewel ik dit in vele opzichten een deskundige commissie acht. Daarin zit toch qualitate qua de Directeur van den Keuringsdienst en zij het ook dat de onlangs overleden Directeur niet meer heeft meegewerkt aan dit laatste advies ,hij heeft toch wel meegewerkt aan het advies, dat nog niet vele jaren geleden door de Gezondheidscommissie is uitgebracht en waarnaar in het nieuwe advies wordt verwezen; verder zitten er toevallig in twee gemeente-artsen - niet qualitate qua er zitten in apothekers en ook allerlei categorieën van personen. Het advies van die commissie is mij dan ook voldoende, maar wil men verder gaan, dan heb ik daartegen geen bezwaar; alleen zou ik zeggen dat men dan in dezen wel eenigszins ,,kies"-keurig moet zijn en dat men zal moeten weten in welke richting men verder moet zoeken, zoodat men niet zoomaar om advies gaat naar een paar directeuren van fabrieken, die meer over den technischen en commer-| cieelen kant dan over het hygiënisch deel van het vraag stuk kunnen oordeelen. De heer Muller: Mijnheer de Voorzitter. De heer Vromen legt zich per slot van rekening neer bij dit i onderzoek, maar de bedoeling van het voorstel van der, heer Hooiring is, als ik het goed begrepen heb, dat er een alzijdig onderzoek zal worden ingesteld naar de mogelijkheid van een ventverbod voor melktappers. Als mevrouw Buisman in dit verband wijst op de Vereeniging van Huisvrouwen, dan is dat zeer zeker terecht, maar waar die vereeniging een bepaalde cate gorie van huisvrouwen omvat, zou ik daaraan willen verbinden het verzoek om dan ook advies in te winnen bij de arbeidersvrouwen en men zou daarvoor zeer zeker terecht kunnen bij den Bond van Sociaal-Demo cratische Vrouwenclubs. Het onderzoek kan niet tè grondig gebeuren, maar als het plaats vindt, dient het zoo spoedig mogelijk te gebeuren, opdat wij uit deze lijdensgeschiedenis van daan komen. Er dient toch in ieder geval binnen zee^ betrekkelijk korten tijd een beslissing te worden genomen. De heer Terpstra: Mijnheer de Voorzitter, mag ik er dan het college op wijzen dat er behalve de Vereeniging van Nederlandsche Huisvrouwen en de Vereeniging van Nederlandsche Arbeidersvrouwen Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 20 Juni 1933. 185 De heer Muller: Van Sociaal-Democratische arbei dersvrouwen. De heer Terpstra: zeker, daar ben ik van over tuigd dat er ook nog is een Vereeniging van Christe lijke Huisvrouwen en dat ik die dan ook advies zou willen vragen. Mijnheer de Voorzitter, men gaat hier uit van de gedachte, dat men een zeer volledige opgaaf wil hebben en daarom neem ik de vrijheid om bij de genoemde huisvrouwen ook de Vereeniging van Christe lijke Huisvrouwen te noemen. De Voorzitter: Burgemeester en Wethouders hebben natuurlijk op zichzelf tegen het voorstel van den heer Hooiring om dit punt aan te houden geen bezwaar, maar Burgemeester en Wethouders meenen en ik voel naar gelang hierover meer wordt gesproken, dat er steeds meer huisvrouwen, inspecteurs, directeuren van fabrieken en zelfs hoogleeraren bij worden gehaald l— dat men dan namen zal moeten noemen waar Burge meester en Wethouders advies moeten vragen. Ik zou {echter zeggen, waar blijven we dan De vereenigingen an Huisvrouwen, die hier worden genoemd, vermeer deren steeds, er worden al hoogleeraren van Wage- ingen bij gehaald en er zijn Inspecteurs van de Volks- jgezondheid bij gehaald. Ik heb óók al gedacht: welke [Inspecteur zal dat dan moeten wezen Naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders lis de Gezondheidscommissie voor de eigen gemeente het angewezen lichaam voor het uitbrengen van advies. Tu wordt in het nog ingekomen request gezegd dat het {advies van die commissie niet juist is; dan moet ge Dr. e Waal en de directeur van de Zuivelfabriek en van {de Lijempf maar eens vragen, zoo wordt er gezegd. In dit request wordt althans Dr. De Waal met name benoemd. Nu willen Burgemeester en Wethouders (graag het genoegen doen om daar advies in te winnen; vil de meerderheid van den Raad besluiten dat er nog erder advies moet worden gevraagd, dan willen Bur gemeester en Wethouders dat wel doen, maar dan zal 'e Raad toch uitdrukkelijk moeten uitmaken waar advies ïoet worden ingewonnen. Als men het advies van de -ezondheidscommissie niet voldoende vindt of wat en tweede kwestie is men is van meening dat dit iet in de goede richting gaat en men dus liever een {advies heeft dat in een andere richting gaat, dan is het atuurlijk mogelijk nog andere adviezen in te winnen, aar Burgemeester en Wethouders waren van meening at men als Gemeentebestuur niet anders om advies kon «jaan dan bij de eigen Gezondheidscommissie, waarin 'iverse richtingen zijn vertegenwoordigd. Die verschil- ende soorten van vereenigingen van huisvrouwen laat *k er nu op het oogenblik maar buiten, maar wanneer 'e deskundigen van onze commissie op scheikundige ronden meenen te moeten redeneeren dat het juist is, 'at de melk, die men den Zondag moet overhouden, bmdat men des Zaterdags zooveel moet nemen dat men ot Maandagmorgen genoeg heeft en de melk, die des ondags overblijft en den volgenden dag wordt ver kocht. schadelijk kan zijn, niet voor normale menschen aar voor zieken en zwakken, en wanneer men dan aarbuiten nog andere adviezen wenscht, dan gooit men 'n zooverre het advies van de Gezondheidscommissie "verboord en zegt men eigenlijk: die geleerde heeren ertellen dat wel, maar wij willen het ook nog wel eens an een anderen kant hooren. Dat ligt m. i. niet op den ^veg van Burgemeester en Wethouders; dan komt het unkt mij zoo, dat, als er verschillende adviezen komen, het zij dat die luiden om het te doen of om het niet te oen, men dan zal zeggen om nóg eens verder te gaan met het vragen van advies, omdat men dan misscihen ij iemand zal komen die er nóg anders over denkt. Dat s zuiver de indruk, die ik heb gekregen van het request 'an de melktappers; men zegt daarin eigenlijk: de Ge- ondheidscommissie zegt dat nu wel, maar zij weet het niet; men moet het maar eens vragen aan Dr. De Waal en aan den directeur van de Lijempf en den directeur van de Zuivelfabriek, die weten het wèl. Ik voel ook voor het inwinnen van advies bij de di recties van de Zuivelfabrieken absoluut niets, maar als de Raad voorgelicht wil worden door andere deskun digen dan door die van de Gezondheidscommissie, dan zal naar mijn meening advies moeten worden gevraagd bij menschen, die goed op de hoogte zijn. Misschien wel bij de eene of andere professor in Wageningen, mis schien ook niet daar maar bij een andere deskundige in de gezondheidsleer, maar ik zou zeggen, als wij advies gaan inwinnen bij directeuren van zuivelfabrieken, dan verdwalen wij. Wat betreft het inwinnen van advies bij de vereeni gingen van huisvrouwen, dit komt hier op neer dat men een soort enquête onder de huisvrouwen van Leeu warden zou houden. En wat het inwinnen van advies bij den Inspecteur van de Volksgezondheid hier in Leeuwarden betreft, zou ik willen vragen: waarom niet bij een Inspecteur in Groningen of in Den Haag of den een of anderen Hoofdinspecteur in Den Haag Men vergete echter niet dat dit zuiver Rijksambtenaren zijn. Men zou kunnen zeggen dat men met passeering van het advies van de Gezondheidscommissie advies dient te vragen aan den Hoofdinspecteur van de Volksge zondheid in Den Haag, maar men dient er wel rekening mee te houden dat deze alleen Rijksambtenaar is. En als men als gemeente gaat naar de eene of andere pro fessor om advies, dan staat de gemeente daar als par ticulier en dan zal die professor wel zoo vrij zijn om aan het eind aan de gemeente de nota te presenteeren. Ik voel er niet voor om advies te gaan vragen buiten de Gezondheidscommissie; alleen als men zegt dat men niet voldoende heeft aan dat advies of dat men niet vertrouwt dat het juist is, zooals de heeren het in hun advies zetten, moet men, omdat, zooals vanzelf spreekt, de omstandigheden in deze elders anders gelijk zijn, nog eens het advies vragen van een onpartijdig persoon, maar zoo lang men dit advies van onze Gezondheids commissie vertrouwt, zoo lang men meent dat hier op scheikundige gronden een juist advies is gegeven, moet men dit advies accepteeren. Nu wat betreft een onderzoek in andere plaatsen, waar een dergelijk verbod reeds bestaat. Ik kan daar omtrent dit zeggen, dat wij ook reeds in juridische en administratieve bladen hebben nagekeken of er tot nog toe ook uitspraken zijn voorgekomen omtrent de toe passing van dergelijke verordeningen in andere plaat sen. Wij hebben die echter niet kunnen vinden, wel vóór het in werking treden van de Winkelsluitingswet en ook even erna, maar dat ging over een zeer formeele kwestie, n.l. dat door de Winkelsluitingswet de betrek kelijke verordening in Zwolle haar rechtskracht ver loren had. Uitspraken omtrent de practische toepassing van het verbod, dat men hier wil hebben, hebben wij dus nergens kunnen vinden. Verder wil ik er nog dit bij zeggen en ik zal er dan niet verder op ingaan dat naar ons oordeel waarmee ik bedoel naar het oordeel van den Secretaris en van mij wij ons zullen steken in een juridisch wespennest, als wij hiermee be ginnen en dat deze zaak inderdaad veel moeilijker zal blijken te zijn dan de verordening zoo maar op papier te zetten, omdat er slijters zijn die geheel buiten de Winkelsluitingswet vallen. Ik zal daar nu niet verder op ingaan, omdat ik dan mijn eigen gebod zou over treden om thans alleen over het voorstel tot uitstel te spreken. Burgemeester en Wethouders hebben dus tegen uit stel geen bezwaar; immers de toestand blijft dan voor- loopig gelijk die is en daar kunnen wij weinig bezwaar tegen maken. Maar wij hebben wèl bezwaar dat hier maar in het wilde weg namen worden genoemd en dat er maar wordt gezegd behalve ten opzichte van de huisvrouwenvereenigingen, die precies bij name zijn ge-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1933 | | pagina 8