186 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 20 Juni 1933. noemd Burgemeester en Wethouders zouden ook daar en daar wel heen kunnen gaan om advies. Daarom zouden Burgemeester en Wethouders het op hoogen prijs stellen om nu eens precies van den Raad te hooren bij welke personen de Raad het op prijs zou stellen dat advies zou worden gevraagd. De heer Terpstra; Mijnheer de Voorzitter. Wij heb ben nu enkele inlichtingen Uwerzijds gekregen, maar ik ben in het bezit van een verordening op de Winkel sluiting en tegelijkertijd houdende een ventverbod van de gemeente Arnhem De Voorzitter: Ja, ik heb er hier wel meer voor U. De heer Terpstra; Daar staat onder „Aldus vast gesteld in de vergadering van den Raad van Arnhem op 6 Juni 1932" en ik geloof dat die verordening na een week of wat ook is goedgekeurd. De Voorzitter: Ik heb hier wel meer van die veror deningen, maar ik zeg alleen dat wij geen juridische practijk over die verordeningen, die zijn vastgesteld, hebben kunnen vinden, dus m. a. w. of de rechter die verordeningen verbindend zal verklaren. De Kroon kan ze wel goedkeuren, maar de rechter kan ze wel niet verbindend verklaren. De heer Terpstra: Dat is ook niet de bedoeling van het voorstel van den heer Hooiring, maar de bedoeling is of in die plaatsen, waar een soortgelijke verordening bestaat, deze ook practisch goed werkt of niet. Een dergelijk onderzoek kan toch, dunkt mij, geen moeilijk heden opleveren. De heer Vromen: Mijnheer de Voorzitter. Ik heb hier o. a. genoemd dat men ook advies zou kunnen vragen aan hoogleeraren in Wageningen, maar ik wil hier niet graag een misverstand wekken. Ik heb n.l. gezegd, dat voor mij persoonlijk het advies van de Gezondheids commissie voldoende is, maar ik heb uitdrukkelijk ge steld tegenover de hier genoemde directeuren van be drijven: als men werkelijk een zuiver deskundig advies wil hebben, dan moet men dat niet vragen aan de di recteuren van die bedrijven, maar dan moet men advies vragen aan deskundigen buiten die bedrijven, b.v. aan hoogleeraren te Wageningen. Ik persoonlijk zou daar tegen stemmen; als de heer Hooiring met een voorstel komt om op zeer bepaalde gronden advies te vragen aan zeer bepaalde deskundigen, dan zal ik daar niet voor stemmen. Ik persoonlijk heb geen behoefte aan uitstel, en ik stel het op prijs hier uitdrukkelijk te ver klaren. dat voor mij persoonlijk het advies van de Ge zondheidscommissie voldoende is. De heer Hooiring: Mijnheer de Voorzitter. Ik ver heug mij over de belangstelling, die er hier voor mijn voorstel komt, maar ik heb met dit korte voorstel niets anders bedoeld dan om kortweg uitstel te bereiken en het instellen van een nader onderzoek bij deskundigen. Ik heb het daarom niet noodig geacht het voorstel breed voerig toe te lichten, maar nu er zooveel over wordt gesproken, wil ik wel zeggen dat ik met mijn voorstel ben gekomen, omdat ik mij met het advies van de Ge zondheidscommissie absoluut niet kan vereenigen. Daarom ben ik hiermee gekomen, want ik meen dat er op dat advies nog wel vrij wat valt af te dingen. Dat is de kwestie en daarom acht ik het noodig dat eerst andere deskundigen hierover nog eens hun meening zeggen, voordat ik mij neerleg bij een eenzijdig inge steld onderzoek bij de Gezondheidscommissie. Ik heb absoluut geen behoefte om thans een bestrijding van het praeadvies aan te vatten; ik wensch meer ingelicht te worden en ik zou daartoe graag den naam willen noemen van den Inspecteur van de Volksgezondheid, Dr. De Waal. Ik heb ook de directeuren van die fa brieken genoemd, omdat die voor de uitvoering hun volledige medewerking hebben toegezegd en naar het mij voorkomt zonder die medewerking een eventueel verbod niet tot uitvoering kan worden gebracht. Ik denk daarbij dan aan de menschen, die hun melk niet van de fabrieken betrekken, maar rechtstreeks van de boerderij; ik acht daar een speciale regeling voor noo dig. De tappers moeten door een verbod niet met die melk blijven zitten, waardoor die melk niet goed wordt behandeld en men ze niet kan laten staan, maar er moet een regeling worden gemaakt, waarbij de fabrieken die melk van de tappers overnemen en hun melk leveren van de fabriek zelf, waardoor de klanten dan melk zullen krijgen die meer hygiënisch is bereid. Dat is voor mij uitsluitend en alleen de reden geweest om de namen te noemen van de directies van die beide fabrieken, die hun medewerking ten volle hebben toegezegd. Ook aan het door mij gevraagde onderzoek in andere plaatsen behoef ik niet veel meer toe te voegen. Ik heb reeds gezegd, ik stel groot belang in de werking van de verordening, zooals die in andere plaatsen geldt. Ik heb enkele namen opgegeven gekregen, waar dergelijke verordeningen bestaan; ik weet niet of ze allemaal juist zijn, maar ik noem hier Arnhem, Apeldoorn, Enkhuizen, Zwolle, Hoorn, Amsterdam, Heerenveen en Amers foort. Deze lijst is misschien voor uitbreiding vatbaar. Ik zou nu heel graag willen, voordat deze zaak weer in behandeling komt, dat door Burgemeester en Wet houders een onderzoek werd ingesteld hoe de werking van de verordening is in die gemeenten en of de be zwaren, die door de Gezondheidscommissie van Leeu warden tegen de verordening worden aangevoerd, zich daar ook werkelijk voordoen. Indien dat juist is, zal ik mijn houding wel bepalen wanneer het voorstel weder ter tafel wordt gebracht. De heer Vromen Mijnheer de Voorzitter. Nu de heer Hooiring zijn voorstel duidelijker heeft toegelicht, zou ik toch nog wel een enkele opmerking willen maken. De heer Hooiring stelt voor om aan Burgemeester en Wethouders op te dragen want daar komt zijn ver zoek toch op neer bij de directeuren van bepaalde bedrijven een onderzoek in te stellen en bij den Inspec teur van de Volksgezondheid hier ter plaatse. Ik wil nu tegen deze beide deelen van het voorstel nog een opmerking maken. Ik heb geen bezwaar om met de directeuren van die bedrijven overleg te plegen of op hun medewerking bij de uitvoering en regeling van die zaak gerekend kan worden en hoe die zaak dan eventueel geregeld be hoort te worden. Daar is niets tegen, als dat de be doeling is, maar omtrent de beoordeeling of het hygië nisch belang zal worden geschaad, acht ik het oordeel van de Gezondheidscommissie veel belangrijker dan het oordeel van deze directeurenten opzichte daarvan hecht ik, kortweg gezegd, aan het oordeel van de be trokken directeuren heelemaal niets. Ja, de heeren kunnen daar anders over denken, maar het is mijn goed recht dat ik daarover denk zooals ik zeg. Als de heer Hooiring verder voorstelt dat men inlich tingen zal gaan inwinnen bij de Inspectie van de Volks gezondheid hier ter plaatse, dan zou ik den heer Hooi ring in overweging willen geven om zijn voorstel zoo te wijzigen, dat aan Burgemeester en Wethouders wordt opgedragen om aan den Hoofdinspecteur van de Volksgezondheid te vragen welke Inspecteur het meest bevoegd kan worden geacht om hierover te oordeelen en zich dan tot dien Inspecteur te wenden. Ik heb straks gezegd dat de Inspecteur van de Volksgezondheid, die toevallig in Leeuwarden woont, met een kant van de volksgezondheid is belast', die niets, maar dan ook niets met deze zaak te maken heeft. Waar de geheele oplei ding en het werkterrein van den toevallig hier in Leeu Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 20 Juni 1933. 187 warden wonenden Inspecteur niets met deze zaak te maken heeft, zou het m. i. zeer onjuist zijn dezen In specteur voor het geven van advies in deze zaak uit te kiezen. Niet dat ik tegen dezen Inspecteur als zoodanig bezwaar heb, maar als men werkelijk een deskundig advies wenscht, dan moet men zich wenden tot een bekwaam en deskundig persoon ten opzichte van deze zaak en niet tot iemand, die deskundig is ten opzichte van een geheel andere zaak, die hiermee niets te maken heeft. Als het inderdaad zoo zou gaan en Burgemeester en Wethouders hebben daar geen bezwaar tegen, dan is er voor den Raad heel weinig bezwaar om voor een dergelijke opdracht te stemmen, ofschoon ik ook heel aoed mee kan voelen wat het college heeft gezegd: wij hebben ons alleen gewend tot de betrekkelijke Gezond heidscommissie. Deze commissie toch kan zich ambtelijk wenden tot allerlei instanties, die de gemeente heeft misschien hééft zij dat wel gedaan; al zegt zij niet dat zij dat gedaan heeft, zij heeft het misschien wel gedaan en het resultaat daarvan is ons nu medegedeeld in het advies van die commissie. Persoonlijk heb ik dan ook geen behoefte aan een verder onderzoek, maar als men een verder onderzoek wil, moet dit niet zoo maar te hooi en te gras gebeuren, maar dient dat dan ook plaats te hebben bij menschen, die op dit terrein, deskundig zijn. De VoorzitterIk geloof wel dat, zooals de heer Vromen het voorstel van den heer Hooiring amendeert, daar geen bezwaar tegen is. Ik weet niet of de voor steller zijn voorstel in dien geest wenscht te wijzigen, maar het is inderdaad juist dat er ten opzichte van het vragen van advies aan de directies van de beide fa brieken door den heer Hooiring in tweede instantie iets anders is gesproken dan in het begin. Er is nu door hem gezegd, dat wij de medewerking van die directies noo dig hebben om deze zaak uit te werken. Nu is de groote kwestie deze. Als door Burgemeester en Wethouders of door den Raad een afleveringsverbod van melk op Zondag wordt vastgesteld, is dan het Ge meentebestuur verplicht te zorgen dat de melkdistributie goed gaat? Of zijn de menschen, die dit verbod vragen, dan verplicht te zorgen om dat te doen De heer Vromen: De gemeente De Voorzitter: Dus de gemeente zal dat dan moeten doen, maar dan zullen wij een verklaring van de beide directies moeten hebben, dat zij in deze hun volle mede werking zullen verleenen. Ik stel de zaak echter zoo als de Gemeenteraad een I verbod gaat maken, kan de gemeente toch niet de plicht I op zich nemen om te zorgen dat de distributie goed zal I gaan. Het is juist andersom als de gemeente er niet I van overtuigd is, dat het met de distributie goed zal I gaan en dat er geen ongelukken zullen gebeuren, mag de Gemeenteraad een dergelijk verbod niet maken, maar de gemeente behoeft niet te zorgen dat er geen ongelukken gebeuren. De bedoeling is dus deze, om aan de directies van de fabrieken de medewerking te vragen. Wij komen daar mee op een geheel ander terrein; wij gaan daarmee het hygiënisch terrein verlaten en wij komen zoo op het terrein van de medewerking, omdat wij de medewerking van die fabrieken noodig hebben. Ik geloof echter dat hier ook nog wel iets meer aan vast zit; ik geloof dat deze fabrieken niet als absoluut onpartijdig kunnen worden ingeschakeld. Men kan ze zoo niet inschakelen, omdat hier juist tusschen zit de kwestie van de melk- afnemers, van de slijters, die niet hun melk aan de fabriek leveren of daarvan betrekken, maar deze recht streeks uitventen en die door een verbod op Zaterdag te weinig en op Maandag te veel melk zouden hebben. Om die menschen ook te krijgen, daarin zit de partijdig heid van de fabrieken en daarom ben ik van meening, dat wij beter deden de fabrieksdirecties er buiten te laten. Wij kunnen de heeren echter vragen of zij, als het tot een verbod komt, hun medewerking willen ver leenen, dat het met de melkdistributie in orde komt, want als zij dat niet doen, kunnen wij niet éen verbod maken. In dat opzicht is er dus geen bezwaar om overleg met die directies te plegen. Als het voorstel dus zoo wordt geamendeerd als de heer Vromen heeft gezegd en de heer Hooiring dat goed vindt en hij vindt dat goed, geloof ik dan ben ik van meening, dat Burgemeester en Wethouders daar ook geen be zwaar tegen hebben en dan zullen Burgemeester en Wethouders ook graag de ervaring in andere plaatsen opvragen en aan den Raad overleggen. De heer Hooiring geeft te kennen, zich daarmee te kunnen vereenigen. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt, overeenkomstig het voorstel en de, nader door den heer Vromen geamen deerde, toelichting van den heer Elooiring, besloten het voorstel van Burgemeester en Wethouders aan te houden. 20. Praeadvies van Burgemeester en Wethouders op een bezwaarschrift in zake een navorderingsaanslag in het schoolgeld voor het lager onderwijs, leerjaar 193011931. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het praeadvies van Burgemeester en Wet houders. Niets meer te behandelen zijnde, wordt de verga dering door den Voorzitter gesloten.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1933 | | pagina 9