284 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 October 1933.
De adressen sub d en e worden in handen van Bur
gemeester en Wethouders gesteld om praeadvies.
adres van H. van der Roest en P. Groeneveld.
betreffende schorsing der werkzaamheden door K. de
Haan en T. van der Hoek verricht op het hun in erf
pacht uitgegeven terrein aan de Soendastraat.
Wordt voorgesteld dit adres voor kennisgeving aan
te nemen.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Muller: Mijnheer de Voorzitter. Ik zou naar
aanleiding van dit adres wel een opmerking willen
maken. Adressanten deele mede, naar aanleiding van
de toezegging, die Burgemeester en Wethouders
hebben gegeven aan de bouwers op grond van het
besluit, dat hier den vorigen keer is genomen ten
opzichte van de bebouwing van het Deliplein, dat zij
zich tot H. M. de Koningin hebben gewend met een
verzoek, om het besluit te willen schorsen en vernie
tigen, als zijnde in strijd met de wet en het algemeen
belang en verder, dat zij den Raad verzoeken Burge
meester en Wethouders op te dragen de werkzaam
heden op dit terrein te schorsen, totdat de uitslag van
het aan H. M. de Koningin gedaan verzoek bekend zal
zijn.
Mijnheer de Voorzitter, ik geloof, dat hier niet
iemand is die, wat betreft dezen gang van zaken, Bur
gemeester en Wethouders een verwijt zal maken ten
opzichte van wat er gebeurd is. Ik meen te weten dat.
toen eenmaal Burgemeester en Wethouders de beslis-
ving van Gedeputeerde Staten hadden, waarbij dit col
lege accoord ging met deze uitgifte van grond in erf
pacht, Burgemeester en Wethouders m. i. verplicht
waren om de voorbereidende werkzaamheden, die de
bouwer wenschte te doen, ook te laten doen.
Het schijnt echter toch, dat adressanten er een
andere meening op na houden. Zij meenen, nu zij adres-
seeren aan H. M. de Koningin, dat het niet meer dan
billijk zou zijn om den uitslag van dat verzoek af te
wachten en dat het misschien zelfs in strijd met de wet
is. wanneer op dit oogenblik voortgang van het werk
plaats vindt.
Ik zou naar aanleiding daarvan deze vraag willen
stellen kan ook bij monde van den Voorzitter van den
Raad een duidelijke uiteenzetting worden gegeven, op
grond waarvan die toezegging tot het bouwen en het
beginnen te werken aan het Deliplein is gedaan?
De Voorzitter: Ik wil wel namens Burgemeester en
Wethouders hier een kleine uiteenzetting geven, of
schoon de heer Muller eigenlijk al juist de zaak heeft
verteld.
Wat is in het algemeen, niet alleen bij deze uitgifte
maar in het algemeen bij erfpachtsuitgiften, de loop van
zaken Er komt een verzoek om erfpacht bij Burge
meester en Wethouders en bij den Raad, Burgemeester
en Wethouders geven daaromtrent advies, de Raad
volgt dat advies op en de grond wordt in erfpacht uit
gegeven. Deze besluiten zijn dan echter nog aan de
goedkeuring van Gedeputeerde Staten onderworpen en
zooals de Raad weet. is dit besluit door Gedeputeerde
Staten goedgekeurd. Nu zijn er ook besluiten, waarvoor
ten slotte géén hoogere goedkeuring noodig is en op
het oogenblik, dat een dergelijk besluit genomen is, is
zoo'n besluit rechtsgeldig en kunnen Burgemeester en
Wethouders dus met de uitvoering daarvan doorgaan.
Als er echter een besluit is genomen, waarop hoogere
goedkeuring noodig is, dan moeten Burgemeester en
Wethouders, voordat zij daarop als op een rechtsgeldig
besluit kunnen doorwerken, wachten totdat daarop de
goedkeuring is verkregen. Dat is hier gebeurddeze
uitgifte in erfpacht is door Gedeputeerde Staten, nadat
dit college bij Burgemeester en Wethouders inlichtin
gen heeft gevraagd en daarop van Burgemeester en
Wethouders een zeer uitgebreid antwoord heeft ont
vangen, goedgevonden.
Ten slotte zie ik de zaak zoo, dat, indien zooals nu
met een andere partij een overeenkomst is aangegaan
en de andere partij er op staat dat uitvoering wordt
gegeven aan het besluit, Burgemeester en Wethouders
niet anders kunnen doen dan dit besluit uit te voeren.
Indien de andere partij er niet op staat om met de uit
voering te beginnen, dan kunnen Burgemeester en Wet
houders wachten, maar wil de andere partij doorgaan
en is er wilsovereenstemming tusschen beide partijen,
dan zijn Burgemeester en Wethouders ook verplicht
met de uitvoering door te gaan.
Nu zegt de heer Muller dat hier de mogelijkheid van
1 een Koninklijke vernietiging bestaat. Ja, die bestaat ten
slotte voor alle besluiten; er is géén besluit, dat niet ter
Koninklijke vernietiging kan worden voorgedragen,
vooral op de zeer ruime termen, dat het besluit in strijd
zou zijn met de wet en met het algemeen belang. Op
die gronden is ten slotte voor elk besluit vernietiging
mogelijk, zoowel besluiten van den Raad als van Gede
puteerde Staten. Wilde men daarmee rekening houden,
dan zou het zoo moeten zijn, dat men bij elk besluit, dat
géén goedkeuring noodig heeft, zou moeten vragen, of
er niemand zou zijn, die vernietiging van dit besluit zou
i vragen aan de Kroon, wat natuurlijk practisch onmo
gelijk is, terwijl men bij elk besluit, dat aan de goed
keuring van Gedeputeerde Staten is onderworpen en
waarbij de termijn van beroep op de beslissing van Ge
deputeerde Staten 2 maanden is, dus practisch 2 maan
den zou moeten wachten, voordat men tot uitvoering
van het besluit zou kunnen overgaan. Dat zou dan
moeten gebeuren, ook terwijl er met de andere partij
1 volledige wilsovereenstemming is verkregen, zoodat, als
die partij uitvoering van het besluit eischt, Burgemeester
en Wethouders dit naar ons oordeel moeten uitvoeren.
Dat is hier het geval. Nu zegt dit adres niet dat ge
vraagd wordt het besluit niet uit te voeren, maar men
I waarschuwt daarin voor de financiëele gevolgen, die
deze uitvoering eventueel zou kunnen hebben. Of dit
hier nu eigenlijk wel de kwestie is en of men zich bij
dit adres heeft gebaseerd op den financiëelen kant van
de zaak of dat men er zich eigenlijk op heeft gebaseerd
dat de bewoners daar liever geen bebouwing hebben,
laat ik nu maar in het midden, maar ik zou zeggen, af
gescheiden van de vraag of hier misschien een formeele
fout is gemaakt en waarbij ik nu maar in het midden
wil laten of men hier werkelijk wel vernietiging kan
vragen van een Raadsbesluit en niet van een besluit
van Gedeputeerde Staten men vraagt hier n.l. ver
nietiging van het Raadsbesluit, maar ik zou zeggen dat
men vernietiging van het goedkeuringsbesluit van Ge
deputeerde Staten had moeten vragen; daar heeft de
Raad echter niet mee te maken, maar dat is een for
meele kant van de zaak, waarmee de Kroon alleen heeft
te maken dat Burgemeester en Wethouders niet
anders hebben kunnen doen, nu de andere partij voort
gang eischt, dan om met de uitvoering van het besluit
door te gaan. Dat hebben Burgemeester en Wethouders
gedaan en zij kunnen geen vrijheid vinden om daarmee
op te houden.
De heer HooiringMijnheer de Voorzitter. Ik heb
diezelfde kwestie ook even in de Commissie voor Open
bare Werken behandeld en ik heb later nog bezoek
gehad van een der bewoners. Ik kwam hierbij ook voor
een eigenaardige vraag te staan. Ik geloof wel, dat er,
wat het besluit zelf betreft, door de Kroon niet aan
gedacht zal worden om het te verwerpen, omdat er
geen enkel motief is om het te vernietigen. Maar een
andere vraag is deze, dat het wel, om aan de gevoels
uitingen van de menschen, die in de buurt wonen, te
gemoet te komen, m. i. beter was geweest om in elk
geval de beslissing van de Kroon af te wachten, des
noods in overleg met de bouwers. Dan waren die men-
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 October 1933. 285
schen daar althans eenigszins bevredigd.
Ik kan echter zelf ook aan den anderen kant niet het
gevoel onderdrukken, dat hier vermoedelijk weer
iemand achter de schermen aan het drijven is, die er
wel pleizier in heeft om de gemeente den voet dwars
te zetten. Verder kan de zaak m. i. ook zoo loopen.
Als de bouwers wenschen door te gaan en het college
van Burgemeester en Wethouders weigert dat, niet op
goede gronden, dan zijn er twee dingen mogelijk als
de Kroon het besluit afkeurt, dan zal men alles, wat er
staat, natuurlijk moeten afbreken, maar wanneer
Burgemeester en Wethouders nu geen toestemming ge
ven om verder te gaan, dan stel ik mij voor, dat de
bouwers wel eens bij de gemeente kunnen komen om
schadevergoeding. In dit geval heb ik mij daarom niet
willen verzetten tegen het voornemen van Burgemeester
en Wethouders, te meer waar, als de Kroon het besluit
afkeurt, men nog in hooger beroep kan gaan bij den
rechter, waardoor dan deze zaak nog wel 5 jaar kan
duren en ik het gevoel niet van mij af kan zetten, dat
dit van degenen, die achter de schermen werken, de
bedoeling is.
De beraadslagingen worden gesloten,
Overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en
Wethouders wordt met algemcene stemmen besloten
het adres voor kennisgeving aan te nemen.
g. adres van de firma Kolk en Co., betonfabrikante
le Leeuwarden, betreffende de wijze van vaststelling
der schadevergoeding wegens afsluiting van den ioe-
ciang van haar bouwterrein aan den Lekkumerweg.
Onder mededeeling dat Burgemeester en Wethou
ders reeds aan adressante hebben bericht, dat zij de
gemeente Leeuwarden tot betaling van de gevraagde
schadevergoeding niet gehouden achten, wordt voor
gesteld de in het adres vervatte mededeelingen voor
kennisgeving aan te nemen.
De heer Wiersma: Mijnheer de Voorzitter, mag ik
even vragen wanneer dit adres is ingekomen
De Voorzitter: Ja, mijnheer Wiersma. het is na slui
ting van de agenda ingekomen, zoodat ik even aan den
Secretaris wil vragen wat ik vergeten had om
van het adres lecture te doen.
De Secretaris doet voorlezing van het adres.
Overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en
Wethouders wordt het adres voor kennisgeving aan
genomen.
h. dat Burgemeester en Wethouders bij openbare
inschrijving hebben verpacht 15 standplaatsen in de
gemeente voor automobielen (taxi's) aan J. F. Wiersma
te Huizum (Schrans) voor den tijd van één jaar, even
tueel met verlenging voor één jaar, voor de som van
f 750.— per jaar.
Wordt voorgesteld deze mededeeling voor kennis
geving aan te nemen.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer IJtsma: Mijnheer de Voorzitter. Ik zou naar
aanleiding van deze mededeeling gaarne een vraag
willen stellen. Ik heb, toen ik uit de bladen vernam, dat
deze standplaatsen aan deze firma bij openbare inschrij
ving waren verleend, tot mijn genoegen gelezen dat een
van de gronden, waarop dat zou zijn geschied, deze
was. dat deze firma bereid zou zijn overleg te plegen
met Burgemeester en Wethouders inzake de arbeids
voorwaarden van het personeel. Ik heb dat tot mijn
blijdschap gezien en ik zou nu graag, indien dat moge
lijk is, vernemen, in hoeverre dat inderdaad juist is en
in hoeverre of dat een integreerend onderdeel van de
overeenkomst is. Immers, kort nadat deze zaak in wer
king was getreden, lazen wij tot onze ontsteltenis in de
bladen, dat deze firma, die bereid was overleg te plegen
in zake de arbeidsvoorwaarden, haar personeel zelfs
verbiedt het bijwonen van een vergadering, waar het
plan bestond het was een gewone vakaangelegen
heid om deze groep van personeel tot organisatie te
brengen en dat die firma er zelfs toe overging om een
van cle leden van dat personeel, die den euvelen moed
had om de biljetjes voor de aangekondigde bijeenkomst
uit te reiken, te ontslaan.
Wanneer inderdaad door deze firma de toezegging
is gedaan, dat zij bereid is om in overleg te treden in
zake de arbeidsvoorwaarden en Burgemeester en Wet
houders kennis hebben genomen van die handeling van
deze firma, dan komt bij mij de vraag naar voren of het
inderdaad nu nog wel van Burgemeester en Wethou-
ders te vragen is dat zij nog verder met deze firma
zullen willen spreken. En zou zelfs het college, indien
dat mogelijk is, niet op het oogenblik tegen die firma
moeten zeggen: dat is de voorwaarde, die door U dient
te worden nagekomen, maar U grijpt daarin op zoo
ruwe wijze in, dat wij in overweging nemen om de over-
I eenkomst stop te zetten, tenzij U dat verbod wilt in-
trekken.
De heer Vromen: Mijnheer de Voorzitter. Ook van
j mijn zijde bestaat voor deze zaak eenige belangstelling
1 en ik zou daarover dan ook wel een enkele vraag
willen stellen. Deze daad van Burgemeester en Wet-
houders berust op de door den Raad aangenomen ver
ordening, dat alleen op bepaalde voorwaarden toestem-
ming zal worden verleend voor het stationneeren van
deze huurauto's. Ik zou nu willen vragen welke zijn
de voorwaarden, die door Burgemeester en Wethou
der zijn gesteld en het is niet alleen de vraag naar de
arbeidsvoorwaarden, die mij interesseert, maar über
haupt interesseert het mij, welke voorwaarden er zijn
gesteld en voor hoe lang deze standplaatsen zijn ver
pacht.
De heer IJtsma: Voor één jaar.
De heer Vromen: Dat heeft in de krant gestaan, ja.
De heer IJtsma: Neen, dat heeft de Burgemeester
gezegd.
De Voorzitter: Ik wil wel antwoorden op de vraag
van den heer Vromen, die ook ongeveer parallel loopt
met die van den heer IJtsma. Burgemeester en Wet
houders hebben een publieke inschrijving gehouden
voor het innemen van standplaatsen met voertuigen of
het stationneeren van deze op den openbaren weg. Naar
mijn oordeel komt men hier, als men in het algemeen
het woord taxi's gebruikt, op een verkeerd terrein,
want er zijn heel veel wagens, die taxi's worden ge
noemd, die dat niet zijn, ook al rijden zij dan met een
bord met zoo n naam er op. Burgemeester en Wethou
ders bedoelen dat een taxi een wagen is, die op den
openbaren weg stationneert en wanneer dus iemand
vanuit zijn garage een verhuurbedrijf, al dan niet met
j groote of goedkoope wagens, die ai of niet voorzien
j zijn van een taxameter, uitoefent, dan worden dat naar
de meening van Burgemeester en Wethouders géén
taxi's genoemd, maar dan is een dergelijk bedrijf alleen
een automobielverhuurbedrijf, zooals hier ook door
verscheidene garagehouders reeds werd uitgeoefend,
hetzij met 12 of 3 wagens, die misschien ook nog niet
het model hebben van de tegenwoordige wagens.
De verordening bedoelt dus wagens, die op den
openbaren weg stationneeren en die ook gewoonlijk
zijn voorzien van een taxameter. maar dat laatste laat