288 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 October 1933.
De heer Hofstra: Mijnheer de Voorzitter. Ik wil di
rect wel zeggen, dat deze zaak mij eigenlijk een beetje
overrompelt, niettegenstaande ik met belangstelling
deze kwestie heb bestudeerd, ook naar aanleiding van
de verslagen in de plaatselijke bladen. Dat neemt niet
weg, dat ik ook een zekere belangstelling moet boeken
en dat betreft hetzelfde, wat de heer Van Kollem m. i.
zeer terecht heeft gezegd, n.l. dat het op het oogenblik
door de toezegging van Burgemeester en Wethouders
zoover is, dat nu al datgene, wat men in Leeuwarden
doen kon, om de verschillende bedrijven tegemoet te
komen, in één hand is gekomen. Ik betreur dat en ik
zou zeggen, met eenige medewerking van Burgemeester
en Wethouders was dat toch wel te voorkomen ge
weest. Als men zich hierop spitst, dat men de zaken
in de hand moet hebben en dat men het recht heeft de
uitvoerders na te rijden, dan ligt het voor de hand, dat
het beter is. dat men te doen heeft met één dan met
meer personen. Maar mij dunkt, dat het hier een alge
meen belang geldt en dan is het ook een algemeen be
lang dat men aan een ieder volkomen het recht geeft,
dat hem toekomt.
Nu staan mij op het oogenblik twee dingen voor
oogen, die ik hier lanceeren wilde, maar ik acht het
beter, daarover te gelegener tijd te spreken, nadat wij
er eerst kennis van hebben kunnen nemen hoe deze
zaak reilt en zeilt. Ik meende hier echter toch te moeten
zeggen dat het mij teleurstelt, dat de toestand zoo is,
dat verschillende ondernemingen zijn uitgesloten bij de
regeling, die Burgemeester en Wethouders hebben
meenen te moeten toepassen in het algemeen belang.
Ik hoop hier te gelegener tijd op terug te komen, niet
als de heer Van Kollem, die meent dat men het verbod
moet opheffen, maar ik meen ook met den heer Vromen,
dat wij moeten waken tegen uitwassen, die er kunnen
komen. Daarom meen ik naar aanleiding van de mede-
deeling die U doet, dat te gelegener tijd door mij nader
over deze zaak van gedachten zal worden gewisseld
of het algemeen belang hier niet meer kan worden ge
diend.
De heer HettingaMijnheer de Voorzitter. Ik zou
ook even iets willen zeggen in verband met wat de
heer Vromen aanhaalde. Dit heeft betrekking op wat
er in de commissie is besproken en ik zou daarover ook
even mijn gedachtengang willen mededeelen. Ik ver
keer feitelijk wel eenigszms in dezelfde positie als de
heer Vromen, ten opzichte van het snordersverbod. Dit
moest er wezen, opdat niet een onbepaald getal auto's
zou kunnen stationneeren op den openbaren weg, maar
ik heb den indruk gekregen, dat de verordening be
doelde. dat men een zeker aantal vergunningen zou
geven en daarbij de plaatsen zou toewijzen, maar niet
dat het de bedoeling was om maar één speciale onder
nemer te nemen, die men bij inschrijving de vergun
ningen zou toekennen. Over dat idee is in de commissie
niet gesproken. Ik meende dat even ter aanvulling van
de uiting van den heer Vromen te moeten toevoegen.
De Voorzitter: Als ik nog even mag antwoorden, dan
wil ik eerst zeggen, dat het mij eigenlijk verwondert,
dat men hier nu zegtwij wisten niet dat dit de be
doeling was. Ik heb hier bijlage no. 11 van 14 Augus
tus 1933 van de Commissie voor de Strafverordeningen
en ik wil opmerken dat daarin staat
„Burgemeester en Wethouders hebben namelijk
besloten, aan gegadigden de gelegenheid te geven tot
het inschrijven naar de pacht van een aantal vaste
taxistandplaatsen nabij het station der Nederlandsche
Spoorwegen, bij de Oude Waag, het Leeuwrikplein
en den Groningerstraatweg. Bij die verpachting zul
len dan door middel van de bedoelde vergunning
eenige voorwaarden worden gesteld betreffende de
uitoefening van den taxidienst, de tarieven, de wagens,
de bestuurders, enz. Op deze wijze komt er op dit ge
bied toezicht, zekerheid en de noodige orde, welke ook
naar ons oordeel in het algemeen belang niet kunnen
worden gemist."
Ziehier eigenlijk in betrekkelijk weinige woorden alles
omschreven, wat ik zou willen zeggen. Het college van
Burgemeester en Wethouders of de Commissie voor de
Strafverordeningen heeft dat meegedeeld aan den Raad,
voor het voorstel in zake het snordersverbod is aange
nomen en het was dus algemeen bekend dat het college
dit doen zou. Toen is er een publieke inschrijving ge
houden voor de verschillende standplaatsen, die ik hier
genoemd heb en daarop zijn ook verschillende inschrij
vingen voor elke standplaats afzonderlijk ingekomen,
Daar waren er bij, die niet aan de verschillende eischen
konden voldoen, maar bovendien hebben Burgemeester
en Wethouders met de stadsbussen, die wij hier ge
kregen hebben, een zeer slechte ervaring opgedaan; de
stadsbussen zijn ook in twee verschillende handen en
grooter misère dan daarmee hebben Burgemeester en
Wethouders nog niet meegemaakt. Als wij nu een
standplaats voor een wagen aan den Groningerstraat
weg zouden verpachten aan den een en nog een stand
plaats aan den Groningerstraatweg aan een ander en
nog een aan een derde, wie waarborgt ons dan, dat
daar niet op een gegeven moment 3 wagens staan en
op een anderen keer niet één
Van dezen ondernemer hebben wij de waarborg ge
kregen. dat er op elke standplaats altijd minstens één
wagen zal staan, maar hoe zou het met de uitvoering
zijn gegaan als de standplaatsen waren verpacht aan
4 concurreerende ondernemingen, die nu noodgedwon
gen eenigszins bij elkaar zijn gestapt, omdat zij zijn
afgevallen bij de openbare inschrijving? Terwijl alle
ondernemingen precies op hetzelfde standpunt stonden
en zij alle tegelijk uit den grond zijn gekomen, zegt men;
nu moeten die ook een standplaats hebben. Ik zie er
niets bijzonders in dat die bij de inschrijving zijn afge
vallen; daarin zit niets vreemds. Naar het oordeel van
Burgemeester en Wethouders kan echter een dergelijke
taxidienst, die toch ook in het belang van het publiek
is, ten slotte alleen goed worden uitgeoefend in een
plaats als Leeuwarden, als die in handen zit van één
maatschappij. In plaatsen als Rotterdam en Amsterdam
is dit iets anders, hoewel daar ook maar hoogstens 3
en ik meen zelfs maar 2 maatschappijen zijn, terwijl alle
taxi-chauffeurs in dienst zijn van één maatschappij,
maar in een stad als Leeuwarden moet een dergelijk
bedrijf zijn in handen van één maatschappij, want als
men aan alle maatschappijen hier ieder een standplaats
geeft, is het publiek belang niet gewaarborgd.
Nu zijn de anderen teleurgesteld, dat zij uitgesloten
zijn, maar dat is toch bij iedere aanbesteding het geval.
Hadden die menschen oudere rechten gehad dan deze
ondernemer, ook al zouden die rechten nergens op zijn
gebaseerd, zooals wel vaker voorkomt, had men b.v.
kunnen zeggen dat men daar al 6 jaar gestaan had, dan
zou het niet goed zijn geweest om met hen geen reke
ning te houden. Hadden die andere ondernemers meer
oude rechten gehad, niet officieel, maar die zoo n beetje
stilzwijgend waren verkregen, hoewel nergens op ge
baseerd, dan was de zaak nog iets anders geweest,
maar er waren hier 4 ondernemingen, die als het ware
tegelijk uit den grond op kwamen en toen hebben Bur
gemeester en Wethouders getracht daar op deze ma
nier wat orde in te scheppen. Nu zijn die 3 ondernemers
teleurgesteld, maar is dat een reden om zoo op te
treden als zij gedaan hebben Dat mag hier ook wel
eens gezegd worden. Zoo staat de zaak dus eigenlijk.
De beraadslagingen worden gesloten.
De mededeeling van Burgemeester en Wethouders
wordt voor kennisgeving aangenomen.
4. Benoeming van een lid der Commissie voor de
Gemeentereiniging, vacature L. Dijkstra.
De heeren Hoogland en Balk vormen het stembureau.
Benoemd wordt de heer Bos met 22 stemmen. Er
worden 5 biljetten blanco ingeleverd.
5. Benoeming van een voogd der Stads-Armenkamer,
wegens uitbreiding van het aantal voogden.
De aanbeveling van Voogden luidt als volgt
1. de heer P. F. J. Westra, wethouder der gemeente;
2. G. Ritmeester,
3. G. Botke,
Benoemd wordt de heer Westra met 20 stemmen. Op
den heer Botke worden 2 stemmen uitgebracht en op
den heer Ritmeester 1 stem, terwijl 4 biljetten blanco
worden ingeleverd.
6. Benoeming van een tijdelijke leerares in de aard
rijkskunde aan de School van Middelbaar Onderwijs
voor Meisjes.
Overeenkomstig de aanbeveling van Burgemeester en
Wethouders wordt met 25 stemmen benoemd mej. D.
Brouwer te Hilversum. Er wordt 1 biljet blanco
ingeleverd.
De heer M. Molenaar onthoudt zich ingevolge art.
52 der Gemeentewet van stemming.
7. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
overplaatsing van den onderwijzer C. IJestra van de
gemeentelijke schippersschool naar gemeenteschool no.
13a.
8. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
overplaatsing van den onderwijzer A. Roosma van ge
meenteschool no. 1 naar school no. 3 en van den on
derwijzer A. Faber van gemeenteschool no. 3 naar
school no. 1.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig de voorstellen van Burgemeester en Wet
houders sub 7 en 8.
9. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
het verleenen van eervol ontslag aan mej. R. Visscher
als archivaris der gemeente.
De beraadslagingen worden geopend.
Mevrouw Buisman—Blok Wijbrandi: Mijnheer de
Voorzitter. Het komt wel vaker voor dat een verdien
stelijk ambtenaar den gemeentedienst gaat verlaten en
het is geen gewoonte dat hier in den Raad dan nog
eens een extra woord van lof en van dank wordt ge
sproken naast de officieele dankbetuiging, die door den
Raad wordt gezonden. Ik zou hier echter toch een
enkele uitzondering willen maken ten opzichte van mej.
^isscher. Zij was de eerste vrouwelijke archivaris in
ons land, toen zij omstreeks 1900 als zoodanig hier
werd benoemd en er behoorde in dien tijd moed toe om
een vrouw te benoemen in een geheel nieuwe functie.
Mej. Visscher heeft dat werk gedaan tot groote tevre
denheid van het Gemeentebestuur en van de geheele
gemeente en wij vrouwen mogen haar daarvoor in de
eerste plaats dankbaar zijn. Maar daarnaast zou ik
gaarne willen, dat haar voorbeeld dit zal uitwerken dat,
waar er hier zoo dikwijls nog voor wordt teruggeschrikt
om een vrouw te benoemen in een voor haar nieuwe
functie, men dan het oog geslagen zal houden op de
wijze, waarop mej. Visscher al deze jaren haar werk
heeft verricht en waarvoor ik haar namens zeer velen
nog eens hartelijk dank wil zeggen.
De Voorzitter: Ik wil mij gaarne bij de woorden van
mevrouw Buisman aansluiten, in zooverre, dat wij ook
het groote werk van mej. Visscher erkennen en ik hoop
straks, als mej. Visscher de gemeente gaat verlaten, ook
nog namens de gemeente officieel afscheid van haar te
nemen, maar haar dan niet alleen te erkennen als vrou
welijk archivaris, maar in de eerste plaats als een goed
archivaris.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
10. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
overneming van een strook grond aan den Groninger-
straatweg en van den grond van stoepen voor de per-
ceelen Nieuwe Oosterstraat nos. 5 en 9.
Dit voorstel luidt als volgt
Van E. Visser, alhier, ontvingen wij eene bereid
verklaring tot afstand aan de gemeente van de strook
grond, gelegen voor den voortuin van de door hem
aan den Groningerstraatweg gebouwde woning. Tevens
hebben de eigenaren van de perceelen Nieuwe Ooster
straat nos. 5 en 9 zich bereid verklaard om de voor
die perceelen gelegen stoepen op de gewone voor
waarden aan de gemeente in eigendom af te staan.
Aangezien het bezit van deze strooken grond voor de
gemeente gewenscht is, geven wij U in overweging te
besluiten
I. in eigendom over te nemen van
A. E. Visser, alhier, eene strook grond, gedeelte
van het perceel kadastraal bekend gemeente Leeu
warden, Sectie F no. 4546, welke ten Zuidoosten wordt
begrensd door den Rijksstraatweg van Leeuwarden
naar Groningen en ten Noordwesten door de lijn, ge
trokken op 7.20 M. afstand voor en evenwijdig aan de
rooilijn voor de bebouwing ter plaatse, vastgesteld bij
liw besluit van 21 Juni 1927, no. 21 5r,/1 25. een en
ander op de volgende voorwaarden
1. de koopprijs bedraagt ƒ1.
2. alle kosten, op de overdracht vallende, zijn voor
rekening der gemeente;
B. 1. van de wed. A. Laverman, geboren G. v. d.
Schaaf en cons., alhier, den grond van de stoep, ge
legen voor het perceel Nieuwe Oosterstraat no. 5. ka-
straal bekend gemeente Leeuwarden, Sectie B no. 3774;
2. van de wed. A. Laverman, geboren G. v. d.
Schaaf en cons, en J. Tuinenga, alhier, den grond van
de stoep, gelegen voor het perceel Nieuwe Oosterstraat
no. 9, kadastraal bekend alsvoren, Sectie B no. 3773.
zulks op de volgende voorwaarden
1. de koopprijs bedraagt 1.— voor elke strook
grond;
2. alle kosten, op de overdracht vallende, zijn voor
rekening der gemeente Leeuwarden;
3. bij trottoiraanleg door de gemeente blijft het
uitkomende materiaal desverlangd het eigendom van
de verkoopers en wordt het door de gemeente kosteloos
naar een door hen aan te wijzen plaats binnen de ge
meente vervoerd;
4. wanneer ten gevolge van den trottoiraanleg werk
zaamheden aan de gevels van bovenvermelde gebouwen
noodig zijn, geschieden deze door en voor rekening dei-
gemeente;
en overigens op de gebruikelijke, en andere, door
Burgemeester en Wethouders noodig geachte, voor
waarden;
II. de onder A en B bedoelde strooken grond te
bestemmen voor den publieken dienst.
11. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
verhuring van een perceel gardeniersland nabij ,,Krom
en Regt" aan Oldegalileën aan W. Iedema.