2
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 Januari 1934.
onderzoek in te stellen op welke wijze men adressant
kan tegemoetkomen. Volgens den heer Muller gaat de
Raad wel wat prat op het particulier initiatief, maar
de Raad hééft dat standpunt ingenomen. In verband
met wat uit dit adres te voorschijn kan komen, zou spr.
de vraag van adressant naar het college terug willen
wijzen, opdat de Raad straks kan zien hoe het nadere
standpunt van B. en W. dan is. Spr. zou wel eens be
vestigd willen zien, waar aanvankelijk reeds een ge
deelte van het terrein is afgezonderd voor een veerhuis
van de gemeente, dat het nü zulke groote bezwaren zou
ontmoeten om een stuk aan een particulier te geven.
Het gaat hier nu niet over particuliere- of gemeente-
of overheidsbemoeiing daarover heeft de Raad zich
uitgesproken, maar spr. zou het liefst de zaak, zooals
die zich voordoet, onder de oogen willen zien en kan
daarom de gedachte van den heer Turksma onder
steunen.
De heer B. Molenaar meent dat onlangs bij het debat
over de terreinaanvraag van het R.K. Kerkbestuur de
Raad vrij goed heeft uitgemaakt, dat hij dien grond
niet wenscht te verkoopen. Hier betreft het een vrij
gelijk geval, al is het dan hier een erfpachtskwestie.
De Raad wenschte het terrein alleen voor dit en niet
voor een ander doel beschikbaar te stellen. Bovendien
deelt spr. het bezwaar van den Voorzitter het gaat
hier niet alleen om het belang van den houder van dit
veerhuis aan het Zaailand, maar spr. meent, dat er in
dertijd ook al een adres is geweest van iemand aan de
Vrouwenpoort, waar ook een aantal vrachtwagens
stonden en zoo zijn er misschien wel meerdere punten
in de stad. Spr. kan dan ook volkomen met het advies
van B. en W. meegaan.
De heer Turksma zou willen voorstellen om dit adres
aan te houden en het om praeadvies naar B. en W. te
zenden.
De heer Vromen: Wat geeft dat nu?
De Voorzitter ziet in praeadvies geen heil. Laat dan
iemand het voorstel doen dat in principe besloten wordt
dat de Raad genegen is om onder door den Raad te
stellen voorwaarden een stuk in erfpacht af te staan.
Dan weten B. en W. of zij moeten doorgaan of niet.
Het voorstel van den heer Hofstra is niet zoo omlijnd
als dat van den heer Turksma; hij wil dat B. en W.
de aanvraag nog eens bekijken en dat zij dan met een
nader advies bij den Raad komen, maar B. en W.
zouden dan toch met precies hetzelfde voorstel bij den
Raad komen. Zij hebben de zaak bekeken, voordat zij
met dit voorstel kwamen, dus èn wat de heer Hofstra
wil èn wat de heer Turksma wil geeft niets, omdat
toch hoogstwaarschijnlijk weer aan het eind van het
voorstel komt te staan het advies om het verzoek af te
wijzen. Zullen dus B. en W. naar 's Raads oordeel hier
aan moeten doorwerken, dan zal er een voorstel moeten
komen, dat de Raad in principe genegen is om 100 of
125 M2. van dit terrein af te staan aan degenen, die
het willen hebben. Waar dit precies zou moeten zijn,
laat spr. nu maar in het midden, maar dan komt ook
de kwestie of het nu precies Van Wijk moet zijn, die
aan bod is, of dat wij in de krant moeten publiceeren,
dat hiervoor 100 of 125 M2. beschikbaar is. De Raad
dient dus eerst uit te maken of het verzoek zal worden
afgewezen of dat in principe wordt besloten om een
gedeelte van het terrein af te staan.
Mevrouw Buisman—Blok Wijbrandi: Dan zouden wij
dus de mogelijkheid kunnen krijgen dat er tien aan
vragen kwamen om een veerhuis. Daar zou ik absoluut
tegen zijn.
De Voorzitter: Tien lijkt mij wel wat veel, maar in
elk geval meerdere.
De heer Van der Schoot merkt op, dat in een vorige
vergadering juist is besloten voor dit doel niets van het
terrein af te staan. Daarom zou spr. hier niet op willen
ingaan. Maar is daar absoluut naast den grond van de
gemeente niets, waar de betrokken persoon kan bou
wen Bovendien is daar reeds een veerhuis in aanbouw,
zoodat wij er op deze wijze per slot van rekening twee
zouden krijgen. Laat daarom die man, als hij een veer
huis wenscht te bouwen, zich buiten de gemeente om
voorzien.
De Voorzitter: Handhaaft de heer Turksma zijn voor
stel om het adres in handen van B. en W. te stellen
om praeadvies
De heer Turksma: U hebt dat zoodanig afgewezen,
dat ik geloof, dat dit niet veel resultaat zal hebben.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
f. adres van het hoofdbestuur der Maatschappij tot
Bevordering der Toonkunst om den steun aan de
Friesche Orkest Vereeniging niet te willen terug
trekken;
g. adres van de hoofdbesturen van den Ned. Christ,
bond van personeel in publieken dienst en van den Ned.
Roomsch-Kathol. bond van overheidspersoneel ,,St.
Paulus" om de voorstellen van Burgemeester en Wet
houders betreffende de korting op de loonen der ge
meentewerklieden en de verhooging der pensioensbij
drage niet te aanvaarden.
De punten sub f en g zullen worden behandeld bij
de gemeentebegrooting voor 1934.
h. Ten slotte wordt medegedeeld, dat de ontwerp-
begrootingen 1934 op 20 Januari j.l. aan de Raadsleden
zijn toegezonden, in verband waarmede bepaald worde,
dat het onderzoek in de secties op 2 Februari moet zijn
afgeloopen, en dat na overleg met de voorzitters der
secties de bijeenkomsten daarvan zullen worden ge
houden
le sectie Dinsdag 30 Januari;
2e Woensdag 31
3e Donderdag 1 Februari, telkens 's namid
dags 8 uur.
Het sectierapport zien Burgemeester en Wethouders
uiterlijk 5 Februari tegemoet. Het ligt in het voornemen
de eerstvolgende Raadsvergadering, mede ter behan
deling der begrootingen, uit te schrijven tegen 20 Fe
bruari a.s., zoo noodig voort te zetten op de volgende
dagen.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Vromen moet ernstig bezwaar maken tegen
de data, die door B. en W. worden voorgesteld voor
het houden van de sectie-vergaderingen. Reeds her
haaldelijk is er geklaagd dat de Raadsleden geen vol
doenden tijd hadden voor de studie van de begrooting,
maar bij deze begrooting, die zoo buitengewoon ver
strekkende en belangrijke wijzigingen inhoudt, is een
termijn van officieel 10 dagen voor de bestudeering.
waarin dan ook nog de onderlinge beraadslagingen in
de fracties moeten worden gehouden, absoluut te kort.
Spr. weet niet of het tot de competentie van den Raad
behoort om wijziging in dit besluit te brengen, maar
hij zou in elk geval zeer met klem den wensch te ken
nen willen geven om de sectievergaderingen één week
uit te stellen.
De Voorzitter wil over de vraag, of dit tot de com
petentie van den Raad behoort, niet twisten; als er an
ders geen bezwaren zijn, schikt hij zich in deze zaken
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 Januari 1934.
3
het liefst naar den wensch van de meerderheid. Het
groote bezwaar is nu, dat alles al veel te laat is. Dat
is voor B. en W. zelf ook hoogst onaangenaam, maar
dat is dit jaar natuurlijk het gevolg van allerlei bijkom
stige omstandigheden en omdat B. en W. met een be
grooting wilden komen, waarvan de cijfers vaststonden.
Achteraf zullen zij waarschijnlijk toch nog met een
kieine nota van wijziging moeten komen.
Spr. heeft er persoonlijk geen bezwaar tegen om de
sectie-vergaderingen een week later te houden, maar
vraagt toch of het, met het oog op het steeds later wor
den, voor de leden niet mogelijk is om die vergaderin
gen op de voorgestelde data te houden. Wordt dat een
week later, dan zal de vergadering, waarin de begroo
ting moet worden behandeld, natuurlijk ook een week
later, dus op de 27e, moeten worden gehouden.
De heer Ritmeester (wethouder); Dat is geen be
zwaar.
De Voorzitter stelt dan, na te hebben geconstateerd,
dat geen van de leden daartegen bezwaar heeft, vast,
dat de sectievergaderingen zullen worden gehouden
resp. op Dinsdag 6, Woensdag 7 en Donderdag 8 Fe
bruari, dat het sectierapport wordt tegemoetgezien
uiterlijk 12 Februari en dat de eerstvolgende Raads
vergadering, mede ter behandeling der begrootingen, j
zal worden uitgeschreven tegen 27 Februari a.s.
De beraadslagingen worden gesloten.
Punten 3 en 4. Met algemeene stemmen wordt beslo
ten overeenkomstig de voorstellen van Burge
meester en Wethouders.
Punt 5 (bijlage no. 6). De aanbeveling van Burge
meester en Wethouders luidt als volgt
1. J. Oosterhoff, lid van den Gemeenteraad;
2. G. Botke, wethouder.
De heeren Van Kollem en Hettinga vormen het
stembureau.
Benoemd wordt de heer Oosterhoff, met 14 stemmen.
Op den heer Terpstra worden 10 stemmen uitgebracht
en op ieder der heeren Botke en Van der Schoot 1
stem, terwijl 2 biljetten blanco worden ingeleverd.
Punt 6. Overeenkomstig de aanbeveling van Cura
toren wordt benoemd Th. Steenhouwer te
Leeuwarden, met 27 stemmen. Er wordt 1
biljet blanco ingeleverd.
Punt 7. De voordracht van Burgemeester en Wet
houders luidt als volgt
1. mej. A. Tolsma;
2. mevr. F. Alting Pal,
op wachtgeld gestelde onderwijzeressen in deze ge
meente.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Buiel vraagt inlichtingen over het feit, dat
op deze voordracht de naam voorkomt van een ge
huwde dame, terwijl, naar spr. meent te weten, aan alle
gemeentebesturen een circulaire door den Minister van
Onderwijs is gezonden, waarin wordt gezegd, dat geen
gehuwde onderwijzeressen meer benoemd mogen
worden.
De^heer Botke (wethouder) zegt, dat er inderdaad
een circulaire van den Minister is gekomen, maar deze
houdt in dat, wanneer een onderwijzeres huwt, haar
dan ontslag moet worden verleend. Dit is echter een
gehuwde onderwijzeres, die reeds in dienst was en die
op wachtgeld is gesteld. Nu laat de Minister overal
toe, dat deze onderwijzeressen tijdelijk in dienst worden
genomen en dus zal er zeer zeker geen bezwaar tegen
j zijn om zoo iemand weer te benoemen.
De heer Buiel: Is hier dan geen tegenstrijdigheid
Hier moet een op wachtgeld gestelde benoemd worden,
maar zoodra een gehuwde onderwijzeres benoemd
wordt, moet die er toch weer uit
De heer Botke (wethouder) merkt op, dat de op
wachtgeld gestelde onderwijzeres, die op de voordracht
stond, thans niet huwt, maar dat die reeds is gehuwd.
Zij mocht dus op de voordracht komen. De Regeering
moet haar eenigen tijd wachtgeld betalen en de Regee
ring heeft er dus belang bij, dat die onderwijzeressen
herplaatst worden. Het komt meer dan eens voor. hier
en ook in Leeuwarderadeel, dat gehuwde, op wachtgeld
gestelde, onderwijzeressen in tijdelijken dienst worden
genomen, zooals spr. met voorbeelden illustreert. Dat
gebeurt dan vaak op voorstel van de Regeering, zoodat
deze daar dus geen bezwaar tegen heeft.
De beraadslagingen worden gesloten.
Benoemd wordt mej. A. Tolsma, met 27 stemmen.
Er wordt 1 biljet blanco ingeleverd.
Punt 8. Op de voordracht worden geplaatst
als no. 1 de heer Feitsma, met 24 stemmen;
de heer Van der Schoot verkrijgt 3 stemmen en de heer
Tamminga 1 stem;
als no. 2 de heer Weima, met 19 stemmen; de heer
Feitsma verkrijgt 4 stemmen, de heer Hoogland 3 en
de heeren Wiersma en Buiel ieder 1 stem.
Punten 941 (bijl. nos. 1, 7 en 4). Met algemeene
stemmen wordt besloten overeenkomstig de
voorstellen van Burgemeester en Wethouders.
Punt 12(bijlage no. 2). De beraadslagingen worden
geopend.
De heer Wiersma, sprekende namens de Christelijk-
Protestantsche Raadsfractie, zegt, dat uit dezen kring
het bezwaar is gerezen, dat de tijd van voorbereiding
voor de Raadsleden ten opzichte van dit belangrijke
voorstel te kort is geweest. Pas Donderdagavond heeft
men de stukken ontvangen. Dat neemt niet weg, dat er
thans allicht een beslissing moet worden genomen. Ge
zien echter den tijd, die er is geweest tusschen de ver
gadering van het G. O. en deze vergadering, had er
wel eenige meerdere tijd voor de leden kunnen worden
gevonden. Een eventueel voorstel tot uitstel zou dan
ook sprekers steun krijgen. Hij begrijpt niet, waarom
er nu eensklaps zoo'n overdreven haast bij deze zaak is.
Wat betreft het voorstel zelf, zegt spr. dat er van
hun zijde wel iets gevoeld wordt voor eenige uitbrei
ding van het hoogere personeel van de politie, waarbij
men echter absoluut niet verder meende te moeten gaan
dan uitbreiding met hoogstens één inspecteur. 3 adjunct
inspecteurs acht men voor onze gemeente niet noodig.
Wel is het de bedoeling om er voorloopig maar 2 aan
te stellen, maar een feit is, dat de ontwerp-verordening
aan het hoofd van de Politie ruimte laat voor de aan
stelling van 3.
In hetzelfde stuk wordt door het college ook gezegd,
dat de formatie van het lager personeel eigenlijk ietwat
zal worden ingekrompen. Men stelt dat vrij optimistisch
voor en zegt dat de formatie van de agenten met 6 zal
kunnen worden verminderd, blijkbaar met de bedoeling,
om dit voorstel ingang te doen vinden. De voorgestelde
belangrijke uitbreiding van het hoogere personeel is
echter met dien gedachtengang wel wat in strijd.
Deze zaak heeft ook de aandacht gehad van het
G. O. In het door B. en W. aangeboden voorstel komt
daaromtrent een eigenaardige zinsnede voor, n.l. deze