6
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 Januari 1934.
De Voorzitter voelt echter wel wat de heeren be
doelen, n.l. krijgen wij hier nu eindelijk eens G. O.
voor de politie Dat zij dat voorstellen en verdedigen,
kan spr. zich begrijpen, maar hij zou zeggen doe het
dan niet op deze gronden, want dan zinkt de grond
onder Uw voeten weg, maar doe het dan omdat het
democratisch is, enz. Spr. kan zich voorstellen dat men
graag zien zal dat het er zal komen; het had er ook al
moeten wezen, maar hij kan ook wel zeggen dat de
toestand er eigenlijk niet door zal veranderen, want dan
zal alleen op papier staan wat er op het oogenblik al
gebeurt. Daarom is ook gezegd het komt er zoo pre
cies niet op aan om het vandaag al op papier te zetten,
al moet dat volgens de Ambtenarenwet en al zal dat
ook binnen een paar maanden gebeuren; de bonden zijn
toch volledig in de gelegenheid geweest om van hun
gevoelen te doen blijken en zij hebben dat ook gedaan,
terwijl zij later nog schriftelijk duidelijk hun meening
hebben uiteengezet. M. a. w„ datgene, wat men het
eigenlijke overleg noemt, is hier gepleegd en om dus
hierbij te zeggen komt er nu eindelijk eens overleg
voor de politie, want dat overleg is niet tot zijn recht
gekomen, is eigenlijk onjuist en bovendien is het onjuist
als de heer IJtsma zegtik heb het vertrouwen dat er
niets meer gebeurt, vóór het G O. er is.
De heer Wiersma noemde deze herziening tevens een
salarisherziening en een salarisvermindering. Indien
men onder het salaris, dat iemand krijgt als belooning
voor gepresteerde diensten ook begrijpt de promotie
kansen, die in het algemeen aan de betrekking zijn ver
bonden en men deze dus als het ware beschouwt als
samenhangende met, en als een onzichtbaar aanhangsel
met de salarisverordening, dan heeft de heer Wiersma
in zooverre gelijk, dat van het geheele personeel van
90 man tot nu toe 3 konden worden benoemd als agent
le klas, terwijl dat nu niet meer het geval zal zijn. Men
krijgt nu alleen hoofdagenten, die allen denzelfden rang
bekleeden en hetzelfde salaris zullen ontvangen als een
agent 2e klas op het oogenblik ontvangt. Is echter die
opvatting, dat zoon onzichtbaar aanhangsel aan de
salarisverordening vastzit en dat dus de promotiekans
ook is een salarieering voor bewezen diensten, wel
juist Men stelt toch een hoogere rang niet in om aan
een stuk of wat menschen een grootere promotiekans
te geven, maar men doet het omdat die rangen er moe
ten wezen en dan is daardoor ook de promotiekans aan
wezig. Spr. ziet dan ook niet in dat hierdoor een ver
slechtering wordt aangebracht.
Wat de heer Wiersma verder voorstelt, om aan de
onder den titel van hoofdagent samengevoegde le en
2e klas agenten het salaris toe te kennen van den le
klas agent, is ook door de bonden naar voren gebracht,
eerst in de vergadering van het G. O. en later ook in
den brief, dien de verschillende bonden hebben ge
schreven. Dit was vrijwel de eenige kwestie, waarover
het ging; nu toch eenmaal hoofdagenten zouden worden
aangesteld, bepleitte men dat deze zouden krijgen het
salaris van de agenten le klas en niet dat van de agen
ten 2e klas. Daar ging practisch de geheele zaak in het
G. O. om, al is daar ook wel een oogenblik over het
instellen van den rang van adjunct-inspecteur gespro
ken. Spr. heeft ook gezegd, dat naar het oordeel van
B. en W. en naar zijn persoonlijk oordeel deze sala
rieering beschouwd moet worden in verband met den
te presteeren dienst en in verband met de geheele ge
meente. De in dienst zijnde agenten le en 2e klas blijven
ook in de toekomst practisch hetzelfde werk doen. Ook
op het oogenblik is er geen groot verschil tusschen het
werk van een le en een 2e klas agent, dat loopt niet
zooveel uiteen, maar die werkzaamheden loopen door
elkaar. De hoofdagenten zullen nu blijven doen, wat op
het oogenblik de agenten 2e klas en de enkele agenten
le klas doen en als men op dat standpunt staat, is er
voor het voorstel van den heer Wiersma niets te zeg
gen. De hoofdagenten blijven hetzelfde werk doen, al
leen hun titel verandert, waarmee ook de bonden vol
komen accoord gaan. Deze ijveren er ook voor dat de
titel van le, 2e en 3e klas agenten wordt afgeschaft en
dat men alleen krijgt agenten en hoofdagenten. Daar
omtrent was men het dus volkomen eens, maar als dan
het werk hetzelfde blijft, dan is het ook niet noodig, dat
een hoofdagent in de toekomst een belooning krijgt als
een agent le klas op het oogenblik. Spr. heeft ook in de
vergadering van het G. O. opgemerkt, of nu plotseling
de agenten 2e klas, wanneer zij hoofdagent worden,
het salaris moeten ontvangen van een agent le klas.
Volgens het voorstel van den heer Wiersma zou dat
wèl het geval zijn, want daar staat geen overgangs
bepaling in, dat de in dienst zijnde 2e klas agenten hun
tegenwoordig salaris zullen blijven behouden. Is dan
echter alleen de titelwijziging een reden om een hooger
salaris te geven Een van de vertegenwoordigers van
de bonden in het G. O. heeft toen echter op sprekers
vraag geantwoord, dat de Raad daarvoor een over
gangsbepaling zou kunnen maken. Nu heeft spr., zooals
hij daar ook heeft gezegd, wel eens gehoord van een
overgangsbepaling om te voorkomen dat een bestaand
salaris verlaagd werd, maar dat men daarin zegt, dat
iemand wèl in een rang met hooger salaris wordt be
noemd, maar dat hij het lagere salaris blijft behouden,
is iets, wat naar hij meent niet wordt toegepast. Uit het
feit, dat door de bonden zelf werd voorgesteld een der
gelijke overgangsbepaling te maken, blijkt juist het
kromme van hetgeen deze bonden wenschen. Dat men
schen, die absoluut hetzelfde blijven doen, op deze wijze
plotseling 2.of 3.per week in salaris vooruit
zouden gaan, acht spr. op zichzelf beschouwd verkeerd
en hij meent ook dat het salaris van den tegenwoor-
digen 2e klas agent een voldoende en behoorlijke be
looning is voor een hoofdagent in deze gemeente.
Ten opzichte van de vraag van mevrouw Buisman
over een inspectrice antwoordt spr., dat de Commissaris
en hij al meerdere malen over die zaak hebben gespro
ken en dat zij beiden wel voelen dat er gevallen kunnen
zijn, waarbij het goed zou zijn, dat men op een zeker
oogenblik staat zou kunnen maken op de hulp en bij
stand van een vrouw. Daar staat echter tegenover, dat
zij beiden ook voelen, dat er voor een inspectrice geen
volledige arbeid bij de politie is, waarom men de moge
lijkheid van aanstelling van een vrouw zou willen zoe
ken in aanvullend werk voor haar bij het administratief
personeel, omdat het anders wel zou kunnen voorkomen
dat er gedurende eenige dagen geen werk voor haar
zou zijn. Op die manier zou men de mogelijkheid willen
scheppen, dat een vrouw hulp zou kunnen verleenen en
aanwezig zou zijn. Spr. geeft direct toe dat, wil een
dergelijke ambtenares haar werk goed doen en wil men
dit niet beperken tot kleinere werkzaamheden, het niet
zoo n gemakkelijke betrekking is en dat men daarvoor
iemand moet hebben, die deze betrekking ,,ligt".
In die richting willen de Commissaris en spr. zien te
werken. In sommige gevallen zal een vrouw bij de po
litie beter op haar plaats kunnen zijn dan een man, nog
niet eens zoozeer of zelfs niet eens altijd, wanneer er
vrouwen worden binnengebracht, maar wel kan het in
vele gevallen beter zijn dat een vrouw optreedt, wan
neer er kinderen worden binnengebracht.
De kamer, waarin op de teekening „Arbeidswet" is
geschreven, zal ook tegelijk kunnen worden gebruikt
voor een vrouwelijke kracht bij de politie. Dit of een
ander vertrek kan zoo noodig door het aanbrengen van
een eenvoudig Brabantsch muurtje in tweeën worden
gescheiden, waardoor men dan een apart vertrek zou
krijgen voor een vrouwelijke kracht bij de politie, dat
bovendien direct zou aansluiten bij de vertrekken van
het administratief personeel.
De dactyloscopische dienst geeft practisch gesproken
eigenlijk geen kosten voor de gemeente. De bedoeling
is dat van verdachte personen een vingerafdruk wordt
genomen en. als het er erg op aankomt, ook een portret.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 23 Januari 1934.
7
Door den hoofdinspecteur worden deze afdrukken, vol
gens een bepaald systeem, dat in alle groote plaatsen
van ons land wordt gevolgd, omdat men dan precies
dezelfde gegevens en kenmerken heeft, naar bepaalde
gegevens opgelegd en zij zijn ook naar bepaalde gege
vens weer terug te vinden. Bij de vingerafdrukken heeft
men ten opzichte van de kardinale punten een bepaalde
hoofdverdeeling gemaakt, waardoor de hoofdstukken
van het systeem worden gevormd. De bedoeling is nu,
dat door hulp van de burgemeesters in de geheele pro
vincie vingerafdrukken worden genomen van verdachte
personen, die in hun gemeente worden aangehouden
of die daar toevallig komen en dat zij daarvan zelf één
houden, terwijl de andere wordt opgezonden naar hier,
om hier op het bureau in de centrale kast te worden
opgeborgen. Bij het later vinden van vingerafdrukken
kan men zich dan wenden tot het centrale punt voor
het vergelijken van de vingerafdrukken. De ingrediën
ten voor dezen dienst zijn zoo goedkoop, dat er prac
tisch geen kosten aan verbonden zijn.
De salarieering van de ambtenaren van de recherche
acht spr., in tegenstelling met den heer Turksma, niet
onjuist. Hij geeft toe dat de waardeering voor het werk
van den rechercheur en van den hoofdrechercheur, die
ook nog eenigszins leiding geeft of de verdeeling van
de werkzaamheden in overleg met den hoofdinspecteur
regelt, zooals de formatie en de salarieering was. juist
was en ook dat de salarissen van een adjunct-inspecteur
en een hoofdrechercheur niet zooveel uit elkaar loopen,
maar een beginnend adjunct-inspecteur en een hoofd
rechercheur moeten in salaris ook niet zooveel uit el
kaar loopen.
De heer Wiersma antwoordt den heer IJtsma, dat hij
inderdaad heeft gezegd dat de tijd voor bestudeering
van deze zaak te kort is geweest, terwijl hij ook toe
geeft dat het hier een moeilijke materie betreft. Maar
een niet zoo heel moeilijk feit, waar men niet zoo bij
zonder veel studie voor behoeft te maken is toch dit,
dat tot nu toe het lagere personeel het perspectief had
het te kunnen brengen tot 45.— per week, welk pers
pectief er nu bij de nieuwe verordening uit wordt ge
nomen. omdat dit nu zal eindigen bij 43.per week.
Die vermindering alléén voor het lagere personeel is
toch ongeveer een incidenteele salarisvermindering,
welke spr. op het politiepersoneel niet wenscht toe te
passen.
Dat de Voorzitter met de door hem besproken lange
voorbereiding van deze zaak heeft getoond, dat hij hier
niet veel haast mee had, kan best zijn; spr. weet niet
hoe lang de zaak bij den Voorzitter en den Commis
saris in portefeuille is geweest, maar hij wil alleen con-
stateeren dat er op het oogenblik toch wel vrij over
haast mee wordt te werk gegaan. Er moge dan voor
dien tijd geen haast mee zijn gemaakt, maar uit het feit,
dat de leden pas Donderdag de stukken hebben ont
vangen en dat daarop nu reeds een beslisisng moet
worden genomen, leidt spr. af, dat er toch blijkbaar in
de laatste dagen wèl bijzonder veel haast met dit voor
stel wordt gemaakt. Hij zou willen vragen, waarom dit
voorstel niet bij de behandeling van de begrooting kon
worden aangeboden, al zal daarbij, wanneer dit voor
stel vandaag wordt aangenomen, misschien meer tijd
overblijven om andere belangrijke dingen te bespreken.
Het door den Voorzitter genoemde standpunt van de
bonden omtrent de invoering van den rang van adjunct
inspecteur hoort spr. vandaag voor het eerst. Hij wist
dat niet, zoodat men dus wel zal willen aannemen, dat
hetgeen hij heeft naar voren gebracht niet voortvloeit
uit het standpunt dat de bonden innemen, omdat de
meening van de organisaties te dien opzichte hem ab
soluut onbekend was. Toch kan spr. wel iets gevoelen
voor dit standpunt, dat de organisaties innemen. Hij
heeft van de organisaties ook dit geluid beluisterd, dat
zij meenen, wanneer men goede hoofdagenten heeft, dat
die even goed het werk van de adjunct-inspecteurs,
zooals de Voorzitter dat omschrijft, kunnen verrichten.
En als spr. dat vasthoudt, bereikt hij daarmee tevens,
wanneer zijn voorstel wordt aangenomen, dat het pers
pectief, dat aan het lagere personeel zal worden afge
nomen, blijft bestaan en dat wij niet nu twee maal en
in de toekomst wellicht drie maal het salaris van een
adjunct-inspecteur zullen behoeven te betalen.
Spr. helpt het den Voorzitter van harte hopen, dat
binnen ongeveer 2 maanden het G. O. voor de politie
in kruiken en kannen zal zijn. Ten opzichte van de toe
passing daarvan heeft hij echter een andere zienswijze
dan de Voorzitter. Deze mag dan zeggen dat kan en
dat mag niet doorgevoerd worden, maar spr. is toch
zoo vrij zijn meening omtrent die toepassing te hebben
en hij wijst er op dat in verschillende gemeenten een
breedere werking aan de toepassing van het G. O.
wordt toegekend. Dat blijkt tot op zekere hoogte ook
uit de meening van het personeel, welke spr. deelt; hij
is van meening, dat er ook een gemeenschapsbelang in
gelegen is, als het lagere personeel ook heeft te oor-
deelen over dingen, waarvan de Voorzitter zegt, dat
het daarover nu en in de toekomst niet hééft te oor-
deelen.
Dat, wanneer het G. O. voor de politie hier is inge
steld, de toestand daardoor niet zal veranderen, is spr.
ook niet met den Voorzitter eens. Hij heeft beide ver
gaderingen van het G. O. meegemaakt en het heeft hem
verdroten, zooals hij toen ook bij wijze van interruptie
heeft te kennen gegeven, dat, toen juist de belangrijk
ste kwestie voor de politie aan de orde zou komen, de
Voorzitter van het G. O. aan de vertegenwoordigers
van de politie-organisaties op een nette manier de deur
heeft moeten wijzen. Het is zelfs zóó sterk, dat, toen
zij weg waren, daar door verschillende menschen is ge
zegd: wij voelen ons niet competent hierover een oor
deel uit te spreken. En toch had men daar die uitspraak
te doen. Men heeft daar b.v .ook, sprekende over de
marge tusschen het salaris van een hoofdagent en van
een agent, gezegd: het is de gewone marge, zooals die
ook bestaat tusschen het loon van een arbeider en een
arbeider-voorman. Als dat nu een argument is, stevig
genoeg om te bewijzen, dat de marge tusschen een
hoofdagent een een agent niet grooter moet zijn, dan
begrijpt spr. het niet; naar zijn meening is het eene ab
soluut niet met het andere te vergelijken.
Spr. herhaalt nog eens, dat in zijn voorstel is beli
chaamd, dat de hoofdagenten, als zij goed zijn, wel het
werk kunnen doen van de adjunct-inspecteurs, over
wier werkzaamheden de Voorzitter niet breed heeft uit
geweid en dat dan de agenten hetzelfde perspectief
zullen behouden als tot nu toe, terwijl men niet duur
der uit zal zijn dan op het oogenblik het geval is.
De heer IJtsma zegt, dat het buitengewoon moeilijk
schijnt te zijn elkaar te verstaan of iets duidelijk te zeg
gen. Hij herhaalt daarom wat hij reeds over de beoor
deeling van de samenstelling en de formatie van het
geheele personeel heeft gezegd. Hij heeft zich daar niet
in durven begeven, omdat hij er niet genoeg in zit om
over de formatie zelf het woord te voeren. Men moet
in dezen een groote mate van vertrouwen hebben in
den Burgemeester en den Commissariss. Uit de discus
sies blijkt reeds, dat hier factoren naar voren komen,
die spr. reeds vreesde.
De Voorzitter zal echter toegeven, dat aan de for
matie vastzit, dat er groepen kunnen zijn die in salaris
al of niet voor- of achteruit gaan. Spr. heeft daarom
getracht gescheiden te houden de taak, die op het
oogenblik wordt toegedacht aan de commissie van
overleg en wat er op het oogenblik gebeurt en hij heeft
gezegd: wij zullen de dingen, die U voorstelt, doen, in
het vertrouwen dat, wanneer die misschien financiëele
gevolgen hebben, deze niet eerder zullen worden inge
voerd dan wanneer het G. O. zijn beslag heeft gekre-