40 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Februari 1934. Voortzetting der vergadering op Woensdag 28 Februari 1934. natuurlijk ook dat het kapitalistisch stelsel onderhevig is aan crises, dat is haar voor tientallen jaren al geleerd door haar voorganger Marx. Maar ook het standpunt van den Vrijheidsbond zou ons niet geholpen hebben, omdat het hierbij niet de bedoeling was om reserves te maken om daarop later te teren, maar om ons te be perken in onze inkomsten. Dan zou men dus op het zelfde plan zijn aangeland. Het standpunt van sprekers fractie is dat, zoolang noodige en nuttige uitgaven kun nen worden gedaan, deze ook moeten worden gedaan. Destijds was het niet noodig om op de uitgaven te be zuinigen en de inkomsten te beperken. Spr. heeft nog minder appreciatie voor de woorden van den heer Terpstra, die zich er over beklaagt dat de nood ons is opgelegd, omdat die nood ten deele een gevolg is van het economisch systeem, waarvan de heer Terpstra een groot voorstander is, en aan den anderen kant van de maatregelen van een Regeering, waarin partijgenooten van den heer Terpstra zitting hebben. Die Regeering is steeds in gebreke gebleven een vol doende gedeelte van de kosten voor de crisis-werkloozen voor haar rekening te nemen, maar heeft die voor reke ning van de gemeenten gelaten en zij heeft zelfs nog de uitkeering daarvoor en die uit het Gemeentefonds aan merkelijk verlaagd. De heer Terpstra moet dus niet zijn pijlen richten op de S. D. A. P., maar op de Regeering, die ons in dit slop heeft gebracht. De heer Terpstra behoeft de S. D. niet voor te houden wat een juist financieel beheer is, daarmee den indruk wekkend, alsof zij daar nü pas achter gekomen zijn. Hij kan weten, dat een van de pijlers van de sociaal-democratische gemeentepolitiek is een goed fi nancieel beheer en ook dat de begrooting van dit col lege, waarin twee S. D. zitting hebben, aan de orde kwam vóór het door hem genoemde artikel van Vliegen is verschenen. Spr. sluit zich aan bij het betoog van den heer Van Kollem ten opzichte van het opteren van reserves ten bate van het behoud van cultureele goederen. De rech terzijde wil echter eerst bezuinigen en alles afbreken, vóórdat gezocht wordt naar vermeerdering van inkom sten. Spr. fractie wenscht de verschillende belangen tegen elkaar af te wegen; als het belang van bestaande instellingen grooter is, moeten er nieuwe inkomsten worden gevonden. De voorgestelde afbraak van de rechterzijde zou op spr. meer indruk hebben gemaakt, als die voorstellen wat nader waren gemotiveerd. Men had met cijfers moeten aantoonen dat door al die voor stellen een gasprijsverhooging of een straatbelasting kan worden voorkomen, dan had men sterker gestaan. De gasprijsverhooging, waar men aan de rechterzijde ook tegen is, al heeft men die nog liever dan een straat belasting, drukt inderdaad op de groote gezinnen en in het algemeen op de minst draagkrachtigen. De straat belasting is echter een belasting op den eigendom, d. i. een vermoeden van draagkracht, en hoe grooter de eigendom, hoe aannemelijker het is dat de draagkracht grooter is. Daarentegen geldt de gasprijsverhooging gelijk voor steuntrekkenden en villabewoners. Dat de straatbelasting zou worden afgewenteld op de huurders, is misschien op grond van de huurcontracten, als die aanwezig zijn, aanvankelijk voor een deel juist, maar die contracten loopen op 12 Mei van het volgend jaar af en bij een overvoerde woningmarkt, waarbij het aan bod de vraag overtreft en waarbij sprake is van daling van de huren, is het niet waarschijnlijk dat de straat- j belasting zal worden afgewenteld. Ook in andere ge meenten is dat niet het geval. De rede van den heer Turksma, die heeft betoogd dat door de straatbelasting de middenstand in het ge drang kwam, had meer van een verkiezingsspeech dan van een begrootingsrede. Spr. wil dit den heer Turksma niet kwalijk nemen deze zit ten slotte met den wild geworden middenstand, die, met den neus op de feiten gedrukt, tot de ontdekking gekomen is dat er voor hem geen bestaanszekerheid is onder het kapitalistisch stel sel, tevergeefs steun zoekt bij de V. D„ die zich ge wonnen hebben gegeven in een reactionnaire regeering, en nu bij andere partijen heil zoekt, ook bij het fascisme. De billijkheid is echter zoek bij den heer Turksma, als hij den middenstand niet ook voor zijn deel mee wil laten dragen in de gemeentebelastingen. Spr. komt het door den heer Terpstra aan de S. D. fractie gemaakte verwijt, dat deze bij een bepaalde be noeming een ander lid van den Raad verkozen heeft in plaats van den candidaat van de betrokken fractie, niet juist voor en wel hierom niet, omdat, wanneer deze fractie het niet met de uitspraak van den Raad eens was geweest, het gekozen lid voor de benoeming had moe ten bedanken, hetgeen niet gebeurd is; bovendien was het niet een uitspraak van de S. D. fractie, maar van den geheelen Raad. Met de stemmen alleen van spr.'s fractie, die 11 leden telt (toen maar 10), kan iemand niet worden verkozen. Het was echter geen fractie zaak, maar een persoonlijke zaak; spr. is voor zich van mee ning, dat, als een Raadslid beweert, dat een bepaalde Raadsfractie of een deel daarvan, welke het ook is, zijn stem laat bepalen door het feit dat een familielid van een der fractieleden werkzaam is bij een belangheb bende ingezetene in de gemeente en later die woorden wel terugneemt, maar er zich niet toe kan opwerken zijn excuses aan te bieden, hij zijn stem moet uitbrengen op een ander lid. Spr. had in het Sectieverslag een voorstel aangekon digd tot verhindering en beperking van verloven A bij het Oldehoofsterkerkhof en omgeving, maar waar hij nader vernomen heeft dat juist dezer dagen een verlof A is verleend, hetgeen verleend moest worden, wil hij daaraan geen gevolg geven, omdat anders aan dezen ingezetene een monopolie verstrekt zou worden en hij aan die onbillijkheid niet wenscht mede te werken. Wat de F. O. V. betreft, is spreker met mevrouw Buisman Blok Wijbrandi van meening dat het vooi- en tegen, nut of onnut van deze zaak, hier niet meer behoeft te worden besproken, maar toch gelooft hij dat het minder gewenscht is thans het geheele subsidie van het Orkest te schrappen, te meer, waar het bestuur van de F. O. V. in zijn adres naar voren brengt dat de Minister van O. K. en W. zeer welwillend staat tegen over de noodlijdende orkesten en dat uit Den Haag plannen te wachten zijn om het orkest te hulp te komen. Waar de mogelijkheid bestaat dat deze hulp binnen af- zienbaren tijd komt, zou het toekennen van geen enkel subsidie onnoodige afbraak kunnen beteekenen van een instituut, dat reeds lange jaren bestaat en waar door de groote bedragen, die er steeds aan ten koste zijn gelegd, geheel verloren zouden zijn. Daarbij komt nog. dat bij opheffing van het orkest de gemeente zou derven de inkomsten van de concerten in den Prinsentuin, de belasting van de concerten die de F.O.V. zelf geeft en van die, waarbij dit orkest zijn medewerking verleent. Bovendien zullen verschillende leden van het orkest, doordat zij armlastig worden, moeten worden gesteund, zal een post voor liquidatie van het orkest moeten worden uitgetrokken en zal de 5000.subsidie, die het Rijk geeft, verloren zijn. Al les bij elkaar genomen bestaat de mogelijkheid dat, waar opheffing van het orkest dit jaar toch niet een bezui niging van het totaal bedrag van het subsidie zou ge ven, het orkest zou moeten verdwijnen, hoewel het nog door enkele duizenden guldens gered zou kunnen worden. Het is naar spr. oordeel beter voorloopig nog even af te wachten of er uit Den Haag nog eenig subsidie zal worden toegekend en daarom doet spr. het volgende voorstel „Ondergeteekende stelt voor den post voor de F.O.V. uit te trekken op 6000.en met dat bedrag den post „Onvoorzien" te verminderen." Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Februari 1934. 41 Voortzetting der vergadering op Woensdag 28 Februari 1934. De heer Muller zal bij deze algemeene beschouwingen niet veel tijd van den Raad vragen, omdat verschillende sprekers van zijn fractie reeds het woord hebben ge voerd en omdat, waar deze begrooting staat in het tee- ken van bezuiniging, het nu niet de tijd is om gekoes terde wenschen naar voren te brengen, maar hij zal op het oogenblik alleen spreken over het bewaarschool- onderwijs. Wanneer de Raad de klanken, die hier bij monde van de heeren Terpstra, Feitsma en Van der Schoot naar voren zijn gekomen, dat de zijne maakt, dan zal het gevolg zijn dat het bewaarschoolonderwijs in Leeuwar den, van gemeentewege althans, tot het verleden zal behooren. Spreker is ook van meening, dat wanneer de gemeente het bewaarschoolonderwijs opheft, dit straks door particulieren met subsidie van de gemeente in stand wordt gehouden en dan zal de toestand deze worden dat die kinderen, die het juist het meeste noodig hebben, van die scholen geen gebruik zullen kunnen maken, omdat de tarieven te hoog zijn. Spr. noemt als voorbeeld Harlingen, waar de particuliere tarieven zoo j hoog zijn, dat de minst draagkrachtigen en de werk loozen er hun kinderen niet heen behoeven te zenden. In de M. v. A. heeft men kunnen lezen, dat het col lege zich voorstelt in overleg met de Comm. voor de Bewaarscholen de noodige bezuinigingen, indien het mogelijk is, door te voeren en laat men dit nu eerst af wachten. Waar de heer Terpstra over deze zaak ge sproken heeft en gezegd heeft, dat hij op dit gebied van onderwijs óók deskundig is, wenscht spr. dit in twijfel te trekken en meent hij goed te doen omdat hij zelf ook niet deskundig is van iemand, die zijn sporen heeft verdiend op het gebied van bewaarschoolonder wijs, een anderen klank te laten hooren, iemand, die niet op het standpunt staat dat deze scholen, zooals de heer Terpstra zegt, plaatsen zijn om de kinderen aangenaam bezig te houden, waartoe spr. uit een artikel van Dr. J. H. Gunning Wzn. in „Het Kind" citeert en waarin het bewaarschoolonderwijs wordt verdedigd. In tegenstelling met B. en W. is spr. van oordeel, dat de inkomsten voor het volgend jaar nog wel eens wat kunnen meevallen. Men moet minister Oud dank baar zijn, dat hij aan het licht heeft gebracht dat bij de kapitalistische klasse nog wel wat te halen isNu de gevangenisdeuren voor hen open komen, beginnen de heeren 'm te knijpen en waar er nu een Omzetbelasting is, waaruit precies zal blijken hoeveel is verkocht, zal hun de lust tot het verzwijgen van inkomsten en ver mogen wel vergaan, waarom spr. zich over de inkom sten totaal niet ongerust maakt. Den heer Turksma antwoordt spr. dat, wanneer de middenstand inziet dat hij bij de S. D. A. P. behoort, wat hij zeker zal doen, sprekers fractie niet naar dien middenstand behoeft te lonken, want dan zal de heer Turksma dien met geen speech kunnen tegenhouden. Spr. heeft er zich bijna over geschaamd dat door een Vrijz. Dem. is gevraagd of B. en W. bij de wijziging van het Ambtenaren- en Werkliedenreglement willen opnemen de bepalingen van het Rijks-Ambtenaren reglement, waarbij het den ambtenaren verboden wordt lid te zijn van een revolutionnaire vereeniging. Dat zoo iets wordt gevraagd door een Vrijz. Dem. en dan nog wel door een Israëliet! Den heer Turksma, die inter rumpeert dat dat er niets mee te maken heeft en hij niet als Israëliet, maar als Vrijz. Dem. in den Raad zit, ant woordt spr. dat hij dan maar eens naar Duitschland moet zien. Voorts wijst spr. den heer Hettinga er op, dat het vorige jaar, toen de kwestie van de benoemingen ook aan de orde was, de Voorzitter gezegd heeft, dat, wan neer er minder Katholieken bij een bepaalden tak van dienst waren aangesteld, dan zeker mindere geschiktheid van de Katholieken de oorzaak daarvan was. Spr. heeft vier jaren in het Zuiden gewoond en heeft opgemerkt, dat het daar voor andersdenkenden niet mogelijk is in een gemeentebetrekking geplaatst te worden. Wanneer in Maastricht, Roermond en Heerlen 5 °/c van het ge heele gemeentepersoneel bestaat uit niet-Katholieken, wil spr. zijn woorden gaarne terugnemen. Van den Voorzitter zou spr. gaarne vernemen, of de klachten, die hij heeft gehoord, dat bij de aanstelling van ambtenaren en werklieden in gemeentedienst, maar meer speciaal bij de politie, Soc.-Dem. worden gepas seerd, omdat zij Soc.-Dem. zijn, juist zijn. Niets zal hem echter meer verheugen, dan dat de Voorzitter kan ver klaren dat zulks niet het geval is. De heer Hofstra, zich overigens aansluitende bij het geen zijn fractiegenooten hebben gezegd, wil nog even opmerken, dat ook hij heeft gevoeld dat B. en W. bij de samenstelling van de begrooting voor bijzondere moei lijkheden waren geplaatst, nu er een bedrag van 484.000.overbrugd moest worden. Wanneer ook B. en W. hierop wijzen in den aanbiedingsbrief, dan mag naar spr.'s meening worden verondersteld dat alle leden van het college, zonder eenige uitzondering, deze moeilijkheden hebben gevoeld. Gefrappeerd heeft het hem nu dat men t.a.v. één post tot verschillende gedach ten is gekomen. Een bedrag van 60.000.moest wor den gevonden en terwijl nu de meerderheid van het college komt met een voorstel tot verhooging van den gasprijs, stelt de minderheid een straatbelasting voor. Nu kan men over deze dingen verschillend oordeelen, een tegenstander van gasprijsverhooging van heden kan morgen een voorstander zijn en omgekeerd, maar ook kan spr. zich indenken dat men bezwaar heeft én tegen gasprijsverhooging én tegen straatbelasting. Op de keper beschouwt is het een zeer bedenkelijke zaak. In den loop der jaren toch is gebleken dat de Chr.-Hist.- en de Anti-Rev. Raadsfractie ernstig bezwaar hebben gemaakt B. en W. te volgen in hun beleid t.o.v. de lichttarieven; niet is aangedrongen op gasprijsverlaging, omdat dat, gezien het gunstige cijfer hier, niet noodig werd geoordeeld, maar toch hadden B. en W. kunnen weten dat deze fracties niet met hun voorstel zouden meegaan, waardoor dit voorstel, nu er van de zijde van de S. D. A. P. een voorstel tot straatbelasting is, ernstig gevaar loopt (11 7 stemmen tegen). Hebben B. en W. dit overwogen Ook heeft spr.'s fractie bezwaar tegen een straatbelasting en hij kan zich heel goed voor stellen dat ook dat voorstel wordt verworpen, waar door men in een zeer critieken toestand geraakt. Spr. geeft daarom B. en W. in overweging zich nog eens goed te beraden, omdat toch de verantwoordelijkheid bij hen berust, om daarna eenstemmig met een voorstel te komen, opdat de Raad niet voor consequenties worde geplaatst, die hij niet mag en kan aanvaarden. Sprekende over de F.O.V. merkt spr. op, dat hij hier gelukkig naast de opmerkingen over de noodzakelijk heid en het cultureele belang van die instelling niet heeft opgevangen de elders wel door hem gehoorde uitdruk king dat, als men B. en W. volgt, dit zal gebeuren met een bloedend hart. Men moet die zaak hier ook tot de juiste proporties terugbrengen. Ook spr. voelt voor de cultureele instellingen, die wij in de gemeente hebben, maar men moet in deze omstandigheden ook zijn ver stand behouden. Wij moetfen thans roeien met de rie men die wij hebben en de tering naar de nering zetten en dan is het toch wat al te naïef zich er af te maken met te zeggen de Regeering is van alles de schuld. Alsof deze crisis, die allen teistert, zelfs ook maar lan delijk zou wezen. Waar zelfs partijgenooten van de overzijde erkennen dat wij buitengewoon ernstige tijden hebben, meent spr. dat men in het licht van die omstan digheden thans ook de kwestie met de F.O.V. moet zien. Hij voelt geen behoefte om daar bij de algemeene beschouwingen verder over te spreken, dat kan straks bij de behandeling van die zaak wel gebeuren. De heer Wiersma, zich bepalende tot enkele onder-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1934 | | pagina 10