48 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Februari 1934. Voortzetting der vergadering op Woensdag 28 Februari 1934. sluit van de meerderheid geldt als een besluit van den Raad in zijn geheel, waarbij de tegenstemmers wegval len. Het eenige is, als deze een déraillement zien aan komen, dat zij den trein verlaten, dan derailleeren zij niet mee De heer Vromen: Dat hebben wij een keer gedaan en toen zijn jullie gederailleerdDenk maar aan de loonen De Voorzitter gelooft, als men zoo dit aan den heer Terpstra ontleende beeld voor oogen houdt, dat men niet kan zeggen dat B. en W. een verkeerde politiek hebben gevoerd; men zou alleen kunnen zeggen dat zij die hebben willen voeren, maar verder beoordeelt men de politiek van den Raad zelf. In een tweede vergadering van het G. O. hadden B. en W. met een iets lagere korting moeten komen, anders was waarschijnlijk het resultaat gelijk gebleven. Meent men dat dit de manier is, dan hadden B. en W. moeten beginnen met een hooger korting te vragen, maar bovendien was dit besluit van B. en W. ook niet zoo maar met algemeene stemmen genomen, maar was het een heel moeilijk tot stand gekomen compromis, dat dus als zoodanig een automatische rem is geweest om verder te gaan en in een tweede vergadering van het G. O. met een ander voorstel te komen. Wat betreft de vraag van den heer Buiel bij het Deliplein, zegt spr. dat hij persoonlijk en ook het col lege het jammer vinden als op deze manier in de toe komst geen publiekrechtelijke bepalingen meer in pri vaatrechtelijke contracten zullen kunnen worden opge nomen. Spr. bedoelt nu niet het Deliplein, maar een dergelijk systeem. Het betreft hier een staatsrechtelijke kwestie en B. en W. waren van meening, dat zij hier niet iets verkeerds deden door op een zeer eenvoudige manier ieders rechten vast te zetten. Als dat echter niet meer mag, zal het gevolg zijn, dat men die publiekrech telijke bepalingen weer op een andere, meer tijdroovende en vaak minder soepele manier moet vastleggen. Als de Kroon uitmaakt, dat het zoo zal moeten, zullen B. en W. daaraan gevolg moeten geven. Bij de kwestie van het Deliplein gaat het dus niet over een open of gesloten bebouwing, maar over de kwestie dat men ten opzichte van het zooeven genoemde tot een andere opinie is ge komen en als er een Kon. besluit komt, zal het er spe ciaal om gaan dat geen formeele bebouwingsvoor schriften bestonden. In antwoord op de opmerkingen over het Stads-Zie- kenhuis zegt spr., dat de samenstelling van de com missie van beheer berust op een verordening van den Raad en dat de leden van de commissie ook door den Raad zijn en worden benoemd, behalve de voorzitter, die automatisch wordt aangewezen. Het nog niet beëin digd onderzoek omtrent de 48-urige werkweek is niet zoozeer bij B. en W., maar bij de commissie en er is daar al verschillende keeren over gesproken. Op het oogenblik bestaat de 54-urige werkweek, ook in over eenstemming met het wettelijk besluit dienaangaande. Zou men de 48-urige werkweek willen doorvoeren, dan zou daaraan niet alleen een vermeerdering van perso neel, dus een kwestie van geld, vastzitten, maar ook een kwestie van het onder dak brengen van dat meerdere personeel, omdat daarvoor in het zusterhuis geen gele genheid meer is. Bovendien staan tegenover de 54-urige werkweek enkele voordeelen voor het personeel, dat deze misschien niet gaarne zou zien verdwijnen. Aan art. 29, sub 4 van het A. R., waarvan spr. nog eens lecture doet, wordt ook in het Ziekenhuis de hand gehouden, maar bij een personeel van 26 personen kan men dit niet de vrije keus laten en moet de vacantie over verschillende weken in het jaar worden verdeeld, omdat anders ieder in Juli of Augustus vacantie zou willen nemen. Er moet dus wel eens van speciale wen- schen worden afgeweken, al heeft spr. den indruk, dat daarmee zooveel mogelijk rekening wordt gehouden. Er is hier gezegd: als je bij de S. D. A. P. bent, heb je heelemaal geen kans meer bij de politie De heer Muller: Neen, ik heb gevraagd of waar is wat hier verteld wordt, dat als je bij de S. D. A. P. bent, je niet meer terecht kunt bij de politie. De Voorzitter wil dan wel zeggen dat hij ten aan zien van deze en ook andere benoemingen, waarmee hij annex is, zich altijd op het standpunt stelt, dat hij niet direct kijkt naar de politieke overtuiging maar in de eerste plaats naar de capaciteiten en dat dan voor het geheel alle eischen, welke hij meent te moeten stellen, den doorslag geven. Dat slaat niet alleen op S. D. A. P.-ers, maar ook op Katholieken en anderen. Spr. heeft voor eenige jaren nog moeite gedaan om eenige Katholieken geplaatst te krijgen bij de politie, omdat hij. waar er maar één Kath. bij het korps is, daar geen bezwaar tegen had, maar uit de toenmalige solli citanten heeft hij geen goede naar voren kunnen bren gen. Bij de laatste sollicitaties is het opgevallen dat het aantal S. D. sollicitanten zeer gering was. Wat de radiodistributie betreft, daarin zou een zeer groot kapitaal moeten worden geïnvesteerd, waarover de heer Ritmeester nog wel iets zal zeggen. De exploi tatierekening is B. en W. niet meegevallen en afge scheiden van behoorlijke afschrijvingen zal daarnaast gerekend moeten worden met de mogelijkheid, dat de techniek zoo vooruitgaat, dat er weer een vrij groot kapitaal in gestoken moet worden. Met inlichtingen uit andere plaatsen was men niet scheutig, maar het blijkt wel dat het in de eene plaats goed loopt en in de andere minder goed. B. en W. zullen deze zaak nog eens tot zich trekken. Spr. geeft een overzicht van het door den Raad ge nomen besluit tot sluiting op een namiddag na 1 uur van de kapperssa/ons, echter niet van de winkels. Door een inmiddels in December 1933 gedane uitspraak, waarbij is bepaald dat bij sluiting van de salons ook de winkels dicht moeten, is deze zaak in een geheel ander stadium gekomen. Bovendien betwist spr. dat de kappers steeds eenstemmig zijn geweest. Onderzocht kan worden hoe zij er nu over denken. De kwestie van het melkslijten op Zondag is twee maal in den Raad geweest, maar de Raad had aan de overgelegde rapporten nog niet genoeg en wilde nog andere hebben. De zaak is aan het eind van het vorig jaar nog wel een paar keer in het college besproken, maar er zijn toen andere en dringender zaken aan de orde gekomen, waarvoor deze kwestie tijdelijk moest wijken. De heer De Boer (wethouder) zet naar aanleiding van de gemaakte opmerkingen over het G. O. uiteen de moeilijkheden, die B. en W. hebben gehad om door inkrimping van uitgaven de middelen te vinden voor het belangrijke bedrag, dat overbrugd moest worden. Dit ging niet zonder aantasting van de salarissen en loonen, waarover in het college zeer uitvoerig is gesproken en waarbij men daar niet zeer gemakkelijk is gekomen tot het reeds door den Voorzitter genoemde compromis. Daarnaast moest nog iets anders gebeuren, n.l. of gasprijsverhooging of een straatbelasting. Spr. zal daar over niet uitweiden, maar geeft ook aan een straat belasting de voorkeur, omdat die z. i. meer rekening houdt met de draagkracht. De heer Balk heeft bij het indienen van zijn voorstel inzake kindertoeslag gezegd dat hij niet in de eerste plaats een voorstander is van gezinsloon maar van loon naar gepresteerden arbeid. Dat is ook het standpunt van B. en W. Spr. wenscht er direct op te wijzen dat het bij deze voorstellen tot loonkorting niet ging om een bepaald systeem voor het vaststellen van een loon regeling. Dat was thans niet aan de orde. B. en W. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Februari 1934. 49 Voortzetting der vergadering op Woensdag 28 Februari 1934. hebben de zaak zoo bezien dat, waar de motieven voor verlaging hier voor allen dezelfde waren, n.l. een ver mindering van uitgaven als gevolg van de crisis, de meest billijke regeling was een gelijkmatige korting voor alle groepen. Over een systeem van loonbepaling is bij B. en W. en ook in het G. O. niet gesproken; dat kan pas gebeuren, wanneer een herziening van de loonen en salarissen aan de orde is. Om die reden meent spr. ook dat het voorstel, dat de heer Wiersma ter sprake heeft gebracht, om een progressieve korting in te voeren welk voorstel echter niet is ingediend niet behoort te worden aangenomen De Voorzitter merkt op, dat hij juist het door den heer De Boer besproken voorstel ontvangt. Het is onderteekend door de heeren Wiersma en Terpstra en luidt „Ondergeteekenden stellen voor om met ingang van 1 Januari 1934 voor het gemeentepersoneel de volgende loons- en salarisverlaging toe te passen 6 van de eerste 1500. tusschen 1501.en 3000.— 6 van de eerste 1500.en 9 van de volgende 1500. boven 3000.— 6 van de eerste 1500.9 van de tweede 1500. en 12 boven de 3000. De heer De Boer (wethouder) meent, dat dit over eenkomt met wat de heer Wiersma heeft genoemd in de Sectievergadering. Hij is wel benieuwd of dit voorstel uitgaat van de C. H. en A. R. fracties. De heer Terpstra: Ja, van de Protestantsche fracties. Den heer De Boer (wethouder) verwondert dit eenigszins, omdat een lid van de fractie van den heer Wiersma in de sectievergadering van meening was dat, nu de wet daartoe de gelegenheid opent, de helft van de Ziektewet-premie op het personeel in lossen dienst dient te worden verhaald. De hier aanbevolen maat regel voor het in lossen dienst zijnde personeel dus voor hen die op arbeidscontract zijn aangesteld is zoo tegenstrijdig met het pas ingediende voorstel, dat het spr. verwondert, dat de heele A. R. fractie daar achter staat. Bovendien doet dit wat vreemd aan, omdat in de vergadering van 3 December 192ó, toen het ging om de loonen van de minst bezoldigden te verbeteren, de heeren Feitsma en Hofstra als deel van de A. R. fractie daar tegen hebben gestemd. Spr. sluit zich aan bij hetgeen door den Voorzitter is gezegd over een behandeling van de korting in een tweede vergadering van het G. O. Over het gemeen schappelijk door de organisaties ingediende tegenvoor stel is wel uitvoerig in het college van gedachten ge wisseld en men is daar niet zonder meer overheen geloopen, maar waar het college zich daarmee ten slotte niet kon vereenigen, had het naar spr. meening geen zin om met precies hetzelfde voorstel, waarover daar reeds van 's avonds acht tot halfeen was gespro ken, nog eens in het G. O. terug te komen. Zou men het prestige van het G. O. daarmee hooger hebben gehouden? Dat was geen nader overleg. Dat had alleen gekund, wanneer het college aanvankelijk niet in het G. O. was gekomen met een voorstel, waarmee de uiterste grens was bereikt en dat nog wel een compromis was. Dan was het een soort „Kuhhandel", een handje- plakken geworden, maar bij dit werkelijk serieuze voor stel van het college kon men niet verder gaan. Uit de notulen van het G. O. blijkt ook, dat de zaak daar serieus en nauwgezet is behandeld en ook daarom was er geen reden om daar nog een tweede keer met het zelfde voorstel te komen. In de practijk is splitsing van het G. O. niet nood zakelijk gebleken. In de zooeven besproken vergadering van het G. O. waren vertegenwoordigers van de werk liedenorganisaties en van de ambtenarenorganisaties en zelfs, hoewel niet officieel toegelaten, ook van de politieorganisaties om hun standpunt toe te lichten en daar was allerminst verschil van meening over deze zaak. Uit het gemeenschappelijk voorstel van alle organisaties volgt, dat daar van een belangen tegenstelling absoluut niet is gebleken. Ook in een vergadering van de sub-commissie van het G. O. over een aanhangige herziening van het A. R. is over een splitsing van het G. O. geen enkel woord gespro ken, maar wel is daar besproken om ook voortaan de politieorganisaties, voor zoover het salarisaangelegen heden betreft, in het G. O. toe te laten. In de practijk blijkt dus allerminst behoefte aan splitsing van het G. O. te bestaan. Te 3.50 uur nam. wordt de vergadering geschorst. Te 4.10 uur nam. wordt de vergadering voortgezet. De heer De Boer (wethouder), zijn rede vervol gende): Wat de opmerking van den heer Hettinga betreft over de achterstelling van personeel bij benoemingen, merkt spr. op, dat er geen sprake van is dat den Direc teuren bij de verschillende bedrijven opdracht wordt verleend bij de tewerkstelling van personeel te moeten letten op geloof of politieke richting van de gegadigden. Wanneer er van een bepaalde richting minder zijn aan gesteld, dan is dat een toevalligheid. Op een vraag van den heer Weima betreffende de werkverruiming antwoordt spr.. dat het de bedoeling van het college is werkverruiming te bevorderen. Nu het sportterrein als werkverschaffing binnen eenigen tijd is afgeloopen. zal men naar andere objecten moeten omzien. Het is de bedoeling een plantsoen aan te leg gen bij school no. 17, naast de barak van Besm. Ziekten en verder kunnen, indien het kanalenplan inmiddels is afgekomen, vele werkloozen daarbij worden te werk gesteld. Den heer Van Kollem antwoordt spr., dat er indertijd door B. en W. is gezegd dat men zou willen overwegen of er kleine bergplaatsen voor tobben en emmers zou den kunnen komen bij de woningen aan den Hollan- derdijk, In het adres van de bewoners vraagt men ech ter heel iets anders; bovendien is na onderzoek door Gem.Werken gebleken dat de prijs, die in het adres voor berghokken was genoemd, tweemaal zoo hoog moest zijn. Was het dus oorspronkelijk de bedoeling van B. en W. na te gaan of er kleine berghokjes voor tobben en emmers gemaakt konden worden dus niet zulke groote hokken als in het adres worden gevraagd -nu blijkens een zinsnede in den aanbiedigsbrief B. en W. tot huurverlaging wenschen over te gaan, indien hiervoor van Regeeringswege steun wordt verleend, en dit groote offers zal vragen van de gemeente, ligt het voor de hand dat aan den anderen kant niet te veel uitgaven kunnen worden gedaan. Het is wel gebleken dat de kleine hokjes, die dan eventueel gebouwd zouden zijn, door de bewoners niet gewenscht werden en het plaatsen van grootere hokken was in verband met de toetreding van licht en lucht in de huizen niet mogelijk. Ook spr. is van meening dat de Rijksbrug bij de Gas fabriek dringend verbetering behoeft, te meer waar deze brug ligt in den verkeersweg Groningen'Leeu wardenAmsterdam, voldoet zij niet meer aan de eischen. Deze zaak heeft de volle aandacht van het college. De heer Van Kollem heeft gesproken over de brug wachterswoning bij de Verlaatsbrug. Eventueele ver wijdering van deze woning houdt verband met het feit of er eene nachtsluiting zal komen voor de bruggen. Het bedoelde huis wordt bewoond door den brugwachter van de Prins Hendriksbrug. Wanneer de nachtsluiting wordt ingevoerd, zou het wel mogelijk zijn dat de brugwachter op een grooteren afstand van de brug komt te wonen en kan deze woning gemist worden.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1934 | | pagina 14