56 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Februari 1934.
Voortzetting der vergadering op Donderdag 1 Maart 1934.
personeel zal zijn, wil spr., aangezien dat thans moeilijk
uit te maken is, niet beoordeelen. Vast staat dat een
kindertoeslag geld kost en zoo eenvoudig, als de heer
Balk het voorstelt, die meent dat de financiëele kwestie
opgelost is door 900.van de politie te nemen, op
heffing van de Commissie voor Beroepskeuze en de
Muziekschool, is de zaak niet. Een kindertoeslag, in
gaande 1 Januari 1934, zal ruim 6000.— vragen, wat
zelfs uit de genoemde bezuinigingen niet kan worden
verkregen, zoodat er nog iets anders tegenover moet
worden gesteld. Ook is het absoluut niet bevorderlijk
voor den toestand der gemeente de bezuinigingen, die
zijn verkregen, meteen weer te gaan opsoupeeren. Dan
zou het bezuinigen totaal geen zin hebben. Voorts is de
bezuiniging van 120.000.in vele opzichten slechts
een gedeeltelijke bezuiniging (bijv. het stopzetten der
verbetering van de schoolgebouwen). De stille reserves
zijn, nu de nood aan den man kwam, alle verdwenen:
de begrooting is een open boek en ieder, die haar leest
met een gezond verstand, zal zien dat ze er uit zijn, en
zoo hebben B. en W. verschillende dingen moeten aan
tasten om een sluitende begrooting te kunnen aanbieden
en zullen zij nog verschillende dingen als het bewaar-
schoolonderwijs, den cursus tot opleiding van bewaar
schoolonderwijzeressen, de Meisjes H. B. S. en gem.
H. B. S. enz. onder het oog moeten zien. Ondanks hun
blijk van goed gedrag zijn er echter nog vele voorstellen
gekomen, die een stapje verdergaan (afschaffing boven
tallige onderwijzers, opheffing Muziekschool, het niet
gratis verstrekken van leermiddelen aan ouders van
kinderen op de U. L. O. school met meer dan 1800.
inkomen).
Nu reeds over deze dingen te stemmen, acht spr.
geen wijs beleid, omdat men ze nu zoo zonder meer
niet kan overzien. Hoe moeilijk de toestand op de scho
len wordt wanneer de boventallige onderwijzers wor
den afgeschaft, heeft de heer Botke reeds betoogd,
waarom ook spr. daarmede zou willen wachten, te meer
nog omdat niet bekend is wat de nieuwe wet op het
lager onderwijs, die er z. i. op het punt „boventallige
onderwijzers" wel iets anders uit zal zien dan de tegen
woordige, zal brengen. Een groot bezwaar, dat het heel
moeilijk maakt voor de gemeente en voor de bijzondere
schoolbesturen, is dat, wanneer Leeuwarden één boven
tallige onderwijzer heeft, het bijzonder onderwijs recht
op elke boventallige onderwijzer heeft. Ook het bouw
besluit maakt het moeilijk. Krachtens dit besluit zijn met
machtiging van den Inspecteur van het Lager Onder
wijs scholen gebouwd, die niet geschikt zijn voor het
groote aantal leerlingen, dat er dan in zal moeten,
waardoor men dus krijgt dat de kinderen over de ge-
heele gemeente moeten worden verdeeld. Daarom zal
naar spr.'s meening het afschaffen der boventallige
onderwijzers niet het voordeel brengen, dat men zich
ervan voorstelt, financieel natuurlijk wel, wat zeer aan
trekkelijk is, maar men mag toch het belang der kin
deren niet geheel uit het oog verliezen, en het lijkt hem
dan ook het beste niet apodictisch te zeggen afschaf
fen, maar dit voorstel te zenden naar B. en W. om
praeadvies, zoodat deze de zaak ook in verband met
het verdeelen der leerlingen over de verschillende
scholen kunnen onderzoeken. Niets zal spr. aangenamer
zijn dan op dit punt tot bezuiniging te komen, maar het
zal dan moeten geschieden in samenwerking tusschen
het gemeentebestuur en de besturen der bijzondere
schoolvereenigingen.
Wat het bewaarschoolonderwijs, dat niet 100.000.-
maar 180.000.kost, betreft, wanneer het zonder
meer wordt afgeschaft, komt men toch voor de moei
lijkheid van wachtgelden enz. Beter is het ook die zaak
in haar geheel onder de oogen te zien. Reeds heeft spr.
van een der leden van de Commissie voor de bewaar
scholen op dit punt waardevolle gegevens ontvangen,
en wanneer nu die Commissie met den wethouder van
Onderwijs de zaak onder het oog ziet, kan men mis
schien tot een oplossing komen, die voor beide partijen
het beste is. Met het afbreken van dit instituut van
sociale voorzorg moet men z. i. voorzichtig zijn. Een
diepgaand onderzoek is noodig, hetgeen B. en W. heb
ben toegezegd en wat op zeer korten termijn zal ge
schieden.
Aangaande de F. O. V. merkt spr. op, dat hij in
tegenstelling met de schrijvers van het laatste adres, die
meenen dat B. en W. op een begrooting van 5 millioen
wel 12.000.kunnen vinden voor het in stand hou
den van die instelling, van oordeel is dat het absoluut
uitgesloten is 12.000.daarvoor beschikbaar te stel
len. Er is geen 12.000. geen 6000.— en nog geen
600.voor. Men moet niet vergeten dat de post On
voorzien niet aan den hoogen kant is; er kunnen enkele
meevallertjes komen, maar vroeger heeft spr. reeds ge
zegd i: komt er niet aan, beschouw het als een reserve-
post, terwijl hij nu zou willen zeggen komt er vooral
niet aan, want het is een reservepost van geringe capa
citeit, die noodig kan zijn in de toekomst.
Want de gemeente staat nog voor andere dingen.
Spr. wijst op de gevolgen van de in de stukken ge
noemde verlaging der huren, op het leegstaan van ver
schillende gemeentewoningen, al wordt die toestand de
laatste maanden aanmerkelijk gunstiger, en op de nood
zakelijke verbetering van de woningen van „Ons Be
lang", waaraan de gemeente zich niet zal kunnen ont
trekken en die een 15.000.a 18.000.— zal kosten.
Huurverlaging als economisch beginsel kan men des
noods wel uitschakelen; men zal het alleen al moeten
doen om de woningen vol te krijgen. Wordt nu de
nieuwe Woningwet aangenomen, waardoor zeer waar
schijnlijk de annuïteitsleeningen zullen worden verlaagd,
dan zal men daardoor automatisch tot huurverlaging
kunnen overgaan, maar gebeurt dat niet dan zal het
geld daarvoor op de eene of andere wijze uit de be
grooting moeten worden gehaald. Maar Onvoorzien is
al aan den korten kant en op de Lichtbedrijven behoeft
men geen hoop te hebben; daar zit totaal geen muziek
in. En van het kleine zilvervlootje van den heer Wiersma
moet men zich ook niet te veel voorstellingen maken.
De „kapitalisten", die hun aangifte verbeteren, komen,
naar spr. van den inspecteur der belastingen weet,
onder alle categorieën van menschen voor. Spr. bere
kent dat, aangenomen dat hier een vermogen van 2
millioen is gefraudeerd, dit voor de gemeente slechts
800.per jaar zal opleveren, al zal hierdoor ook iets
meer uit de inkomstenbelasting komen. Men moet dus
zoo voorzichtig zijn zich niet rijk te staren en arm te
tellen.
In verband met den toestand van 1935 zijn er vragen
gedaan over de begrooting van 1933. Spr. zou haast
wenschen dat de wethouder, dien de heer Oosterhoff
heeft gesproken, hier was en dat deze kon vertellen hoe
de toestand voor Leeuwarden is, want B. en W. kun
nen dat niet. Reeds in Juli 1933 hebben zij zich in ver
binding gesteld met het Departement van Sociale Zaken
over de kwestie van den crisissteun. Doordat n.l. op
4 Mei 1933 bij de werkverschaffing de rouleerweek is
verdwenen, ging een zeker aantal arbeiders daar defi
nitief uit en kwamen zij in den crisissteun voor vakken,
die in deze gemeente niet door het Rijk werden gesub
sidieerd. waardoor de gemeente dus ,in plaats van daar
voor ook de gewone 60 subsidie te ontvangen, plot
seling 200 arbeiders geheel te haren laste kreeg. B. en
W. hebben daarover herhaaldelijk bij het Rijk gerecla
meerd en na hun laatste bezoek aan Den Haag in Ja
nuari hebben zij gerechte hoop dat er door hen veel is
bereikt, maar zij weten niet wat. Vanaf 4 Mei 1933 tot
heden gaat het over declaraties over een bedrag van
184.000. Het is dus buitengewoon moeilijk om iets
te zeggen over den toestand van 1933; ten opzichte
daarvan is men afhankelijk van wat het Rijk zal doen.
Bij de verschillende bedrijven zullen de verliezen en
winsten elkaar misschien wel opheffen; daarover be
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Februari 1934. 57
Voortzetting der vergadering op Donderdag 1 Maart 1934.
hoeft men zich niet al te ongerust te maken, maar ten
opzichte van het andere durft spr. zich niet uitspreken.
Nu is 1935 niet zoo ver meer af, en met de andere
feiten voor oogen meent spr. er rekening mee te moeten
houden dat die begrooting er niet zoo best voor zal
staan. Aan reserves heeft men dan minder 21.000.
en uit de Gemeentefondsbelasting zal men 33.000.
minder ontvangen, hoewel dat ook nog maar een ver
onderstelling is, omdat de wet-De Geer tot 1935/36
functionneert en er dan een nieuwe regeling komt,
waarvan zelfs de Min. van Fin. nog niet eens in fi
nesses weet hoe die zal werken. Er moet dus wel de
gelijk rekening worden gehouden met een aanmerkelijk
slechter wordenden toestand en daarom dient er in de
eerste plaats in de begrooting bezuinigd te worden wat
er bezuinigd kan worden, terwijl men daarnaast niet
eenig geld, dat door bezuiniging wordt bespaard, voor
iets anders moet gaan gebruiken.
De vitale deelen van Leeuwarden moeten wij zooveel
mogelijk handhaven en daarom is het onjuist om thans
ineens te komen metschaf dit en dat af. Iedere poli
tieke partij heeft haar bijzondere wenschen, maar laat
men op het oogenblik in het gemeentebelang vooral de
politiek uitschakelen. Alles kan niet ineens, men kan,
neen men mag de zaken niet dwingen. Vast staat echter
dat spr. niet bij de burgerij wil komen om belastingver-
hooging, zonder te kunnen zeggen dat het uiterste is
gedaan om dat te voorkomen. Hoe ver men moet gaan,
houdt verband met de vitale belangen van de geheele
Leeuwarder gemeenschap. Men spreke hier nu echter
niet van een reactionnair Ministerie of misschien van
een reactionnair college, omdat B. en W. een stap terug
gaan, want zij doen dit ook niet voor hun pleizier, maar
omdat zij moeten en de toestand nog veel slechter kan
worden. Zij komen straks en zeer zeker vóór Augustus
met nieuwe voorstellen bij den Raad; de ouders van de
leerlingen moeten ook weten waar zij aan toe zijn.
Maar men mag niet vooruit tegen alle plannen oppo-
neeren, B. en W. moet men het recht laten tot onder
zoek; zij hebben den plicht om dat te doen en naast het
gemeentebelang zullen zij zeker het belang van de
ouders en kinderen voor oogen houden. En wanneer
dan het uiterste is verricht, kan men ook bij alle burgers
komen om meer belasting.
Naar aanleiding van wat de heer Van Kollem over
de radiodistributie en het geheime rapport heeft opge
merkt, zegt spr. dat b.v. in de gemeente Utrecht een
kapitaal in de radiodistributie is gestort van 444.000-,
in Groningen 3 ton en in Leiden 2 ton. Een niet een
voudige vraag is of het zeer belangrijke kapitaal, dat
dus ook hier zou moeten worden beschikbaar gesteld,
wel direct een zoodanige rente zou opleveren, dat wij
thans zooiets kunnen doen en of wij in verband met
den tegenwoordigen toestand van de kapitaalmarkt
daartoe wel gerechtigd zijn. De leening voor onze ge
meente is in haar geheel overgenomen door de Midden-
standsbank of zij dus al dan niet geslaagd is, is voor
ons van weinig beteekenis, de Indische leening heeft
ook veel vertroebeld maar de toestand op de kapi
taalmarkt is er niet beter op geworden; het zal veel
moeilijker worden geld te krijgen. Van het leenen van
een betrekkelijk groot kapitaal voor radiodistributie is
op het oogenblik geen sprake, vooral ook, omdat, waar
het sportterrein in afzienbaren tijd is beëindigd en wan
neer de kanalenplannen niet binnenkort tot uitvoering
komen, men naar andere werken moet uitzien, die in
werkverschaffing kunnen worden uitgevoerd en waar
voor men ook het noodige geld moet zien te krijgen.
Daarom moet men op het punt van de uitgaven de meest
mogelijke zuinigheid betrachten.
Spr. wil eindigen met in grooten ernst in overweging
te geven de ingediende voorstellen niet als zoodanig te
handhaven, maar ze in handen van B. en W. te stellen
om praeadvies. Desnoods verbinde met daaraan een
termijn, maar om zonder de gevolgen daarvan te weten
iets af te snijden, daartegen heeft spr. zoo ernstige be
zwaren, dat hij aan een dergelijk voorstel beslist zijn
stem niet kan geven. Dat is hem te gevaarlijk en het is
ook onjuist. Alle voorstellen van B. en W. zijn wel
overwogen, daarbij is het geheel onder de oogen gezien
en nu wordt men plotseling voor andere feiten gesteld.
Spr. erkent, dat ze geld in 't laatje brengen, maar men
mag dat niet doen zonder onderzoek en zonder rekening
te houden met alle belangen. Gaan de voorstellen naar
B. en W„ dan kunnen ook alle commissies er in gekend
worden en krijgt men de meest deskundige voorlichting.
De heer Buiel is intusschen ter vergadering gekomen.
De Voorzitter deelt mede, dat nog zijn ingekomen,
van de heeren Terpstra, Buiel en Feitsma
„Ondergeteekenden stellen voor de boventallige
onderwijzers aan de openbare scholen af te schaffen
met ingang van den nieuwen cursus.'
en van de heeren Terpstra, Van der Schoot, Stobbe
en Hofstra
„Ondergeteekenden stellen voor aan de leerlingen
van ouders, wier inkomen hooger is dan 1800.
geen gratis leermiddelen te verschaffen voor het be
zoeken van de U. L. O. inrichtingen."
Spr. memoreert vervolgens alle ingekomen voorstellen
en stelt voor dat de Raad van repliek en dupliek zal
afzien en dat, alvorens verder te gaan met behandeling
van de begrootingen, eerst een beslissing zal worden
genomen over
a. het door den heer Balk c. s. ingediende voorstel
omtrent kindertoeslag;
b. het voorstel-Wiersma c. s. tot progressieve
korting
c. het voorstel van B. en W. tot korting van 7
omdat deze voorstellen ten slotte inwerken op allerlei
posten der begrooting, zoodat zij niet bij een bepaalden
post te behandelen zijn. Dit is wél het geval met
d. het voorstel-Van Kollem inzake afbraak van de
brugwachterswoning bij de Verlaatsbrug, dat kan wor
den behandeld bij volgno. 151 van de begrooting van
Gemeentewerken;
e. het voorstel-Van der Meulen inzake de F. O. V.
(te behandelen bij volgno. 536 der Gemeentebegrooting)
het voorstel-Buiel c. s. inzake de Muziekschool
(bij volgno. 537 Gemeentebegrooting);
g. het voorstel-Terpstra inzake de boventallige on
derwijzers (bij volgno. 346 Gemeentebegrooting);
h. het voorstel-Terpstra c. s. inzake het verschaffen
van gratis leermiddelen aan de U. L. O. inrichtingen
(bij volgno. 318 Gemeentebegrooting).
Spr. zal dan bij de betreffende posten wel waar
schuwen, wanneer deze voorstellen aan de orde zijn. Hij
zou dus willen voorstellen om na behandeling van de
eerstgenoemde voorstellen over te gaan tot behandeling
van de bedrijfsbegrootingen, waarbij deze restrictie
moet worden gemaakt, dat bij de begrooting van de
Gasfabriek voorloopig de posten voor Ontvangsten
wegens geleverd gas dienen te worden aangehouden,
omdat die posten speciaal de Gemeentebegrooting be
ïnvloeden, aangezien de winst daarop wordt over
gebracht.
Daarna komt dan aan de orde de Gemeentebegroo
ting, waarbij de Raad eerst dient vast te stellen hoe
groot de uitgaven in 1934 zullen worden. Dit dient
vooraf precies bekend te zijn in verband met de noo
dige dekking, waarmede weer verband houden
i. het voorstel van B. en W. tot gasprijsverhoo-
ging en
j. het voorstel-Koopal tot het heffen van een straat-
belasting.
Gesteld b.v. dat bij de behandeling van de uitgaven
der Gemeentebegrooting een voorstel tot afschaffing
van het bewaarschoolonderwijs werd aangenomen, dan
zou dat zeker een besparing op de begrooting geven en