68 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Februari 1934.
Voortzetting der vergadering op Donderdag 1 Maart 1934.
het algemeen wordt vernomen van handelaren,, die het
zware type niet voeren. Vast staat, dat in geheel Ne
derland geen enkel chassis wordt gefabriceerd, zoodat
men aangewezen is op buitenlandsch fabrikaat. Wat
den bovenbouw betreft, spr., die persoonlijk een onder
zoek heeft ingesteld in Den Haag, waar vele Faunwa
gens tot volle tevredenheid in gebruik zijn, hetgeen
blijkt uit een schrijven van den Directeur der Gem.-
Reiniging aldaar, waaruit hij citeert, vindt de in Leiden
gefabriceerde roltrommelwagen een buitengewoon in
genieus toestel. Tevens is hem gebleken dat het be
zwaar van mevr. Van Dijk en den heer Hoogland, die
vreezen voor straatvernieling, zeer overdreven is, aan
gezien vernieling der straten pas bij een groote snel
heid, die de huisvuilwagens nooit bereiken, optreedt en
bovendien de wagens van luchtbanden zijn voorzien.
Wat de technische inrichting betreft, spr. geeft, vooral
met het oog op het schoonhouden der wagens, verre
den voorkeur aan het zwaardere type, terwijl men,
evenals in Amsterdam is gedaan, voor sommige buurten
den Faunmotor door een Fordmotor zou kunnen ver
vangen. Spr. kan zich dan ook volkomen vereenigen
met de aanschaffing van 4 Faunwagens.
De heer Vromen heeft met belangstelling geluisterd
naar de door den heer Van der Meulen afgelegde ver
klaring, waarbij deze heeft medegedeeld dat uiteindelijk
het belang van Leeuwarden bij hun fractie den doorslag
heeft gegeven. Waar deze houding echter eerst is aan
genomen na ruggespraak met een commissie der S. D.
A. P. en het N. V. V., vraagt spr. of dat wel het juiste
lichaam is om over de belangen van Leeuwarden te
oordeelen.
Spr. behoort tot de leden, die van oordeel zijn dat,
hoewel verdere mechaniseering van dit bedrijf in de
toekomst gewenscht en voordeeliger kan zijn, de aan
schaffing van 4 Faunwagens op dit oogenblik niet op
portuun is. Ook het rapport van den Dir. der Gem.-
Reiniging heeft hem geen andere overtuiging kunnen
geven. Voorts vreest spr., evenals de heer Molenaar,
dat, gezien het aantal wagens in Leiden en Den Haag,
er binnenkort meer wagens zullen moeten komen. Uit
de becijfering van den Dir. der Gem.-Reiniging blijkt
dat auto-tractie voor 1933 een besparing had beteekend
van 11.000.terwijl 17.000.minder aan loonen
zou zijn uitgekeerd. Juist dit laatste doet naar spr.'s
meening duidelijk zien, dat het overgaan tot mechani
satie op dit oogenblik niet opportuun is; thans wordt op
deze bezuiniging gewezen, terwijl men anders, wanneer
men een voorstel er door wil halen, er te pas en onpas
de kwestie van de werkverruiming bijhaalt
Ten slotte wil spr. verklaren, dat hij, gezien de wijze
waarop deze zaak tweemaal in den Raad is geweest,
den indruk heeft gekregen dat hetgeen het Leeuwarder
Prentenboek zegt omtrent de gestie van B. en W., bui
tengewoon gerechtvaardigd is.
De heer Balk weet nog niet of hij zijn stem aan het
voorstel van B. en W. zal geven, omdat hij niet geheel
ervan overtuigd is dat de dienst door vier wagens kan
worden waargenomen met het oog op de uitbreiding
der stad. Spr.'s hoofdbezwaar is echter, dat de bezui-
inging zal gaan ten koste van 17.000.aan perso
neelsuitgaven. Spr. zou gaarne hieromtrent nadere in
lichtingen ontvangen, waarvan zal afhangen in welke
richting zijn stem zal vallen.
De heer Stobbe, behoorende tot de meerderheid van
de Commissie voor de Reiniging, heeft gistermiddag
een schrijven ontvangen van de firma, die ook verleden
jaar een dergelijke verklaring, die naderhand niet juist
bleek te zijn, had gezonden, welk schrijven spr. heeft
doorgewerkt, daar het toch een verandering in zijn aan
vankelijk standpunt had kunnen brengen, waarna hij
het den betrokken wethouder heeft ter hand gesteld.
Beter ware het z. i. geweest dat de firma een dergelijk
aanbod eenigen tijd geleden aan het college had gedaan,
gezien er dan gelegenheid was geweest er behoorlijk
nota van te nemen.
De heer Van der Schoot komt naar spr.'s meening
met zijn loffelijk pogen een 25 jaren te laat, gezien reeds
jaren geleden mechaniseering van dit bedrijf is inge
voerd en het hier slechts een onderdeel daarvan betreft.
De kwestie der werkloosheid zou spr. maar liever bui
ten beschouwing laten.
Na nauwgezette bestudeering der stukken is spr. tot
de conclusie gekomen, dat Hollandsch fabrikaat niet is
te verkrijgen, terwijl het voor hem moeilijk is, in ver
band met den politieken toestand, te zeggen aan welke
buitenlandsche firma de voorkeur moet worden gege
ven. Voor spr. komt het hierop aan hoe kan men het
Reinigingsbedrijf in dezen drukkenden tijd op de meest
economische wijze regelen En op grond van de over
gelegde rapporten is hij tot de conclusie gekomen, dat
dit het beste kan op de wijze als door B. en W. wordt
voorgesteld.
De heer Wiersma zegt, in aansluiting met wat de
heer Vromen over werkverschaffing en -verruiming
heeft gezegd, dat indien niet wordt aangetoond dat
aanschaffing van 4 Faun-wagens een belangrijk finan
cieel voordeel geeft voor Leeuwarden, ook hij daar be
zwaren tegen blijft houden, omdat hij dan nog liever
heeft dat Leeuwarden met de mechanisatie van den
Reinigingsdienst een beetje achterop is, dan dat hij het
gevoel krijgt dat er voor vele arbeiders een werkver
schaffingsobject wordt weggenomen, waardoor ook het
financieel voordeel betrekkelijk gering zal zijn. Spr. wil,
ook in aansluiting met wat de heer Vromen in laatste
instantie heeft gezegd, de hoop uitspreken dat men ten
opzichte van de levering van 4 Faun-wagens door een
buitenlandsche firma nog op blanco papier staat. Waar
straks bij een ander bedrijf zal blijken dat een zaak, die
4520.kost en waarvoor nog geen cent is toege
staan, al in kruiken en kannen is wat spr. niet heel
netjes vindt kan spr. zich de uitlating van den heer
Vromen in laatste instantie levendig begrijpen.
De heer Terpstra voelt zich nog niet bekwaam een
beslissing te nemen. Hij heeft zich door den Dir. laten
inlichten, die hem heel veel dingen heeft duidelijk ge
maakt, waardoor hij wel eenigszins ging in de richting
van het aankoopen dezer wagens. Er bleef echter één
bezwaar, n.l. wat betreft de poging, die de heer Feitsma
en spr. het vorig jaar zoo sterk op den voorgrond heb
ben gesteld, om hier voor de Ned. industrie, in welken
zin dan ook, iets te doen. Door deze industrie zijn wij
echter, na nog eens een jaar te hebben gewacht, ten
zeerste teleurgesteld, zoodat de Ned. industrie voor
spr. geen rol meer speelt, omdat hij door haar handel
wijze overtuigd is, dat zij niet kan leveren wat Leeu
warden wenscht.
Wat de toename van het vuil betreft, waarop de heer
Hoogland en mevr. Van Dijk hebben gewezen, dit is
spr. door den Dir. met grafische teekeningen en statis
tieken duidelijk gemaakt en hij is daardoor overtuigd.
Spr. zal niet alle factoren noemen, maar één factor, die
een belangrijke rol daarin speelt, is de andere wijze van
verpakking van eetwaren en andere huishoudelijke wa
ren in de laatste jaren.
Toch blijven er voor spr. nog een paar vragen over.
Heeft o. a. het college ook nog de zekerheid dat, zoo
als de eerste maal is meegedeeld, nu de omstandigheden
belangrijk zijn gewijzigd, de betaling gedeeltelijk kan
en zal plaats hebben in zuivelproducten? Verder is het
voor spr., evenals voor den heer Vromen, ook nog een
probleem, hoe een uitsparing van 11 mille hier gepaard
kan gaan met een vermindering van de salarissen en
werkloonen. Het antwoord van den Dir., dien spreker
daarnaar vroeg, was daar wel eenigszins mee in strijd,
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Februari 1934. 69
Voortzetting der vergadering op Donderdag 1 Maart 1934.
omdat deze zeide dat hij eventueel overtollig personeel,
dat hierdoor zou kunnen ontstaan, wel op een andere
plaats zou kunnen gebruiken. Is dat ook de meening
van het college Daardoor verandert de situatie dan
wel iets. Spr. zou graag die twee vragen beantwoord
willen hebben.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi zegt, dat voor
haar wel een groote moeilijkheid is, dat er werkvolk
overbodig wordt bij mechanisatie, maar het is de vraag
of wij daarvoor moeten wijken. Hoe hard zij het ook
vindt dat er straks minder personeel zal worden aan
genomen, wij kunnen toch werkelijk de wijzers van den
tijd niet terugzetten. Als wij met kunst- en vliegwerk
een onderdeel van een bedrijf in stand moeten houden,
omdat wij door mechanisatie werkvolk zouden uitslui
ten ook al werkt die voordeeliger -dan is er geen
eind aan. Waar moeten wij dan heen? Dan behoeven
wij niets meer af te schaffen, want wat wij ook afschaf
fen of waarop wij ook bezuinigen, altijd komen daar
door menschen op straat. De bezuiniging, welke de
mechanisatie op de exploitatie geeft, is voor spr. van
zoo overwegend belang, dat die voor haar op het
oogenblik het zwaarst weegt.
De heer Bos herinnert er aan dat hij den heer Hof-
stra, die in de Comm. voor de Reiniging zoo druk sprak
over de Ned. industrie, daar heeft gevraagd of die in
dustrie in staat was iets te leveren. De heer Hofstra
heeft toen daarop geantwoord, dat hij spr. in openbare
vergadering daarop wel een antwoord zou geven. Toen
spr. daarop zei dat de heer Hofstra dit in de Comm.
moest doen, als hij meende dat het in het belang van
de gemeente kon zijn, heeft de heer Hofstra gezegd dat
hij om zijn persoonlijke betrekking daarover niet kon
spreken, waarop spr. heeft geantwoord en de ande
ren waren dat met hem eens dat de heer Hofstra
dan in ieder geval wel aan den Dir. van de Reiniging
of aan den wethouder zijn mededeelingen kon doen.
Waar spr. nu van de aanbieding, waarvan de heer
Stobbe sprak, niets afweet, vraagt hij of er misschien
tusschen het antwoord, dat de heer Hofstra in open
bare vergadering zou geven en die aanbieding ook ver
band bestaat.
De Voorzitter zegt, dat B .en W. bij hun besluit
blijven en dat de Raad nu ten slotte moet weten hoe hij
zal stemmen; er is al zooveel over deze zaak te doen
geweest, dat er nu toch een beslissing moet vallen.
Spr. heeft uit de rapporten van den Dir. van de Rei
niging den indruk gekregen, dat die uitstekend, uitge
breid en objectief zijn, m. a. w. dat niet een bepaald
systeem wordt bevoordeeld, maar dat de Dir. dit zuiver
aanbeveelt, omdat hij meent dat het in het belang van
de gemeente is.
Wat de Ned. nijverheid betreft, het is ons allen wel
bekend dat er maar één fabriek in ons land is, waar
een chassis in elkaar wordt gezet, maar dan geheel uit
in het buitenland gemaakte onderdeelen. Dat heet dan
Ned. fabrikaat.
Of overigens de bovenbouw in de eene of andere fa
briek wordt gemaakt, is aan B .en W. precies hetzelfde,
mits deze maar goed is en aan de eischen voldoet, welke
de Reiniging stelt.
De Faun-fabrieken hebben voor de levering in Ne
derland met de Grofsmederij te Leiden een contract ge
maakt, zoodat wij met de Faun-fabrieken niets hebben
te maken. Wij betalen ook aan de Grofsmederij en deze
zal wel zorgen er voor Nederland uit te sleepen wat er
uit te sleepen is, al moeten dan verschillende onder
deden en alle constructies van buiten komen.
Het is spr. gelukt een dergelijken brief, als waarover
de heer Stobbe sprak en die is geadresseerd aan de
Raadsleden van Leeuwarden, in handen te krijgen,
maar blijkbaar is die brief, die van een Ned. boven
bouwfirma is, maar in een zeer klein aantal en niet over
alle Raadsleden verspreid. Spr. apprecieert, dat iedere
firma wat tracht te verdienen, maar het is vervelend
dat dergelijke dingen altijd zoo laat komen. Het merk
waardige van den brief is echter, dat daarin punt voor
punt, genummerd, weerlegd zijn de bezwaren, die de
Dir. van de Reiniging bij schrijven van 1 Juni 1933 aan
B. en W. heeft overgelegd
De heer Koopal: Dan moet er een verrader zijn
De Voorzitter heeft het expres gecontroleerd en
hoewel hij iedere fabrikant gunt te werken voor zijn
eigen zaak, zou hij toch zeggen dat hier ergens een lek
zit en dat het niet juist is, dat men aan één fabrikant
de bezwaren geeft, welke tegen zijn constructie in een
rapport genoemd zijn.
Het gevolg is, dat in den brief die bezwaren worden
erkend en dat er nu een heel ander systeem wordt aan
boden; een tractor met sleepwagen met roltrommel. Als
die echter in de binnenstad zou rijden, zou die positief
véél meer plaats innemen dan de Faun-wagen.
Waar spr. het niet juist vindt dat in dezen brief de
bezwaren van den Dir. kunnen worden genoemd, en
nog wel onder dezelfde volgnos., meende hij dit, nu
hier toch over gesproken wordt, even te moeten mede-
deelen.
De heer De Boer (wethouder) merkt op, dat er ten
aanzien van deze zaak wel gelegenheid is geweest haar
rustig te bezien, omdat zij al sleepende is vanaf 1927.
B. en W. hebben, nadat op 4 April 1933 de motie-
Hoogland was aangenomen, waarbij het college werd
verzocht nog een nader onderzoek in te stellen naar de
mogelijkheid van levering van huisvuilwagens door de
Ned. industrie, dat onderzoek nog eens ingesteld. Na
dat B. en W. ten slotte tot de conclusie zijn gekomen,
dat het het beste zou zijn daarover de Rijkscommissie
voor de Werkverruiming te raadplegen, is de secr. van
die comm., Ir. Dubois, in de vergadering van B. en W.
geweest en hebben zij daarmee de zaak uitvoerig be
sproken. En hoewel de heer Dubois ten slotte nog wel
op het standpunt stond, dat hij graag wilde dat onze
Ned. technici, ingenieurs, enz. het geheele samenstel
van het chassis, enz. zouden ontwerpen, heeft hij, na
kennisneming van alle stukken, toch ingezien dat dit
niet ging, omdat er in Nederland geen auto-industrie
bestaat en moest hij genoegen nemen met wat door
B. en W. wordt voorgesteld. Dat is, wat hij noemde dat
hij voor 80 bevredigd was; het was niet mogelijk
om aan de andere bezwaren en wenschen van den heer
Dubois te voldoen, hetgeen door dezen werd beaamd.
Spr. heeft ook in de laatste commissievergadering
den heer Hofstra, die meende dat de wagens en ook
het chassis niet uit het buitenland behoefden te worden
betrokken, nog eens gevraagd; noem dan eens een adres,
maar de heer Hofstra heeft dat toen en ook vroeger
niet kunnen doen en heeft dat ook nu niet gedaan.
Voorts merkt spr. op, dat in het laatste rapport van
den Dir van Juli 1933 zeer uitvoerig is uiteengezet,
waarom verdere mechanisatie noodig is en welk mate
riaal daarvoor moet worden gekozen. Spr.'s voorgan
gers, weth. Westra en ook weth. De Vries, zijn her
haaldelijk op onderzoek uit geweest en men is toen
reeds tot de conclusie gekomen dat, zooals ook proef
ondervindelijk is gebleken, het voorgestelde systeem
het beste zou zijn.
Spr. is het met den Voorzitter eens, dat het systeem,
dat aangeboden is door de firma Rosier en waarvan
sprake is in den brief, die aan verschillende leden is
overhandigd, van zoo grooten omvang is, dat men met
die wagens inderdaad niet in verschillende straten kan
komen. Nu is in de eerste plaats de bijzondere con
structie van den Faun-wagen de benzine-electrische
aandrijving, die er juist op is gebaseerd om een lang-