Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Februari 1934.
Voortzetting der vergadering op Donderdag 1 Maart 1934.
voor de F. O. V. De belangstelling voor dit Friesche
orkest had zich, waar zijn voortbestaan al sinds gerui-
men tijd ernstig wordt bedreigd, niet mogen beperken
tot het plaatsen van enkele ingezonden stukken en
daarom meent spr. met het college dat aan onze ge
meente ten slotte niet als eisch mag worden gesteld,
het voortbestaan van het orkest te waarborgen door
het toekennen van jaarlijksche hooge subsidies.
De heer Hoogland behoeft, na hetgeen hij verleden
jaar over het orkest heeft gezegd, niet te betoogen dat
hij met teleurstelling het ontbreken van dezen begroo-
tingspost heeft gezien. Het doet spr. buitengewoon leed,
omdat hij de beteekenis van deze orkesten altijd zeer
hoog aanslaat en bovendien, omdat men juist in dezen
tijd, waarin men gaat in de richting van Kovacs Lajos,
K.R.O. Boys en Hugo de Groot, zoo groote behoefte
heeft aan goede orkesten en daarom is het noodzakelijk
deze in stand te houden, Verdwijnen ze, dan is het ge
vaar groot dat er nog meer vervlakking zal komen op
dit gebied.
Spr. is echter realiteitsmensch genoeg om in te zien,
dat het niet aangaat op het oogenblik hiervoor groote
offers te vragen en hij had dan ook over deze zaak niet
gesproken, als er niet een kleine kans was het schip
alsnog in veilige haven te brengen.
Sedert geruimen tijd zijn er besprekingen gehouden
door het bestuur van de F. O. V. met het Departement
en daarbij is gebleken, dat men daar veel voelt voor
de instandhouding van de orkesten. Spr. gelooft echter
dat de laatste uitlating van den Minister in verband
met een eventueele radiobelasting niet moet worden uit
gelegd zooals de heer Vromen dat doet. De inhoud van
het voorstel van den heer Van der Meulen is eigenlijk
niet anders dan het orkest de gelegenheid te geven, in
dien Den Haag werkelijk middelen geeft, het orkest in
het leven te houden, zijn, zij het dan kwijnend, bestaan
tot 1 Januari 1935 voort te zetten. Spr. wil deze ver
zekering geven dat ook bij hem niet voorzit de gedachte
dat het orkest het volgend jaar voor een groot subsidie
bij den Raad mag aankloppen, maar hij zou het dood
jammer vinden als op het oogenblik, in het zicht van
de haven, het schip zou stranden. Het Bestuur van de
F. O. V. heeft reeds maatregelen genomen tot liquidatie
in dien zin, dat alle personeel reeds is opgezegd. Con
certen worden er niet meer gegeven, dus veel kosten
zijn er niet meer, Het is eenvoudig de kwestie de zaak
drijvende te houden. Krijgt men uit Den Haag bericht,
de zaak komt in orde, dan kan men het volgend jaar
weer zien; komt het niet, dan is de zaak voor spr. ook
voorbij. Hij kan niet inzien welke ernstige bezwaren er
bestaan tegen aanvaarding van het voorstel van den
heer Van der Meulen de zaak pro memorie op de be
grooting te zetten; dan is er ten slotte niet anders ver
loren dan dat de Raad kans loopt er nog eens een half
uurtje over te praten.
De heer B. Molenaar begrijpt, dat het heel moeilijk is
onder de tegenwoordige omstandigheden een poging te
doen tot behoud van de F. O. V. Spr. is blij dat er
naast de hjkrede van den heer Stobbe aan het graf van
de F. O. V., ook nog andere sprekers zijn gehoord, die
een poging willen wagen deze instelling nog een jaar
sleepende te houden, om daardoor de levenskansen niet
geheel af te snijden.
Spr. vindt het wel heel bijzonder, dat, terwijl men
hier vanavond over de F. O. V. debatteert, het belang
rijkste koor „Concordia" haar 60-jarig jubileum viert
en een niet minder belangrijk koor „Euphonia" haar
jaarlijksche uitvoering geeft, waarbij de F. O. V. haar
medewerking verleent.
Spr. zal geen lange beschouwing meer over dit punt
houden, omdat hij vreest dat toch ieders meening reeds
vaststaat, maar wil nog op enkele dingen de aandacht
vestigen.
Waar er hier telkens gesproken wordt dat het par
ticulier initiatief nu maar eens moet toonen dat het hem
ernst is met het streven van deze instelling, wijst spr.
er op dat het Tweede Kamerlid, de heer Boon, heeft
gezegd, dat er geen enkel orkest in ons land kan be
staan van particulieren steun, als de Overheid niet de
hand daarin steekt om de orkesten in leven te houden.
Voorts herinnert spr. aan hetgeen de Minister van
O. K. en Win de Mem. v. Antw. op het verslag der
Tweede Kamer heeft gezegd aangaande de door het
Rijk gesubsidieerde orkesten; en zegt het voorts niet
iets, dat, waar de Regeering op bijna alle gebied met
sterke hand ingrijpt, de subsidies voor de orkesten ge
handhaafd zijn Alle orkesten in ons land, zelfs het
beroemde Concertgebouw-orkest, hebben met groote
moeilijkheden te kampen en spr. hoopt dat Leeuwarden
niet de eerste gemeente in ons land zal zijn die het be
sluit neemt het subsidie geheel in te trekken, waardoor
een cultuurbelang zal worden vernietigd.
De weth. van Financiën heeft er in zijn rede op ge
wezen, dat de bezuinigingen geen vitale belangen mo
gen aantasten; het maakt natuurlijk verschil wat men
als vitaal beschouwt, maar het wil spr. voorkomen dat
het instandhouden van een orkest een zoo groot belang
voor een stad is, dat hij dit zeer zeker een vitaal belang
noemt. Waar er nu, mede met hulp van de Regeering.
een poging wordt gedaan de F. O. V. uit de moeilijk
heden te krijgen en ook de leden van het orkest zelf
blijk hebben gegeven door voor minder salaris te spelen
te willen trachten het orkest, dat in jaren met moeite
is opgebouwd, te behouden, meent spr. dat de Raad van
Leeuwarden deze levenskans niet moet afsnijden.
Waar de heer Vromen heeft gezegd dat men ondanks
een verhoogd, ja verdubbeld, Rijkssubsidie op den duur
toch niet zoude ontkomen aan een groot subsidie van
de gemeente, meent spr. dat men meer den gedachten-
gang van den heer Boon moet volgen, die zegt dat deze
instellingen op een lager levensniveau in stand moeten
worden gehouden in afwachting van betere tijden.
Voorts wijst spr. op de belangen die ermee gemoeid
zijn voor het voortbestaan van vele andere organisaties,
zooals zangvereenigingen, en die op den duur ook niet
in stand kunnen worden gehouden, omdat het onmogelijk
zal zijn bij hun uitvoeringen orkesten van buiten de stad
te betrekken.
Waar Leeuwarden trotsch is dat zij op ieder terrein
van onderwijs en meerdere cultureele dingen een naam
heeft te verspelen, meent spr. dat de Raad van Leeu
warden met het voorstel van den heer Van der Meulen
mee moet gaan, waardoor een poging wordt gedaan
deze instelling te redden.
Ten slotte herinnert spr. nog aan een belangrijke
rede die de Commissaris der Koningin in de provincie
Groningen dezer dagen voor de Ver. voor Volkscon
certen te Utrecht heeft gehouden en waarin met de
meeste klem werd aangedrongen om de orkesten in
stand te houden, mede ook om het den kunstenaars
mogelijk te maken nieuwe composities te scheppen en
ten gehoore te doen brengen.
De heer Turksma, die niet zal spreken over de ver
diensten van de F. O. V., maar over de nuchtere feiten,
zou willen zeggen: het is sof met de F. O. V. Vele ad
ressen zijn binnengekomen van hen, die de opheffing
van de F. O. V. zouden betreuren, maar dat zijn naar
spr. s meening platonische liefdesverklaringen, waar
niemand een bron, van waar het geld moet komen,
aangeeft dan de gemeentekas van Leeuwarden. Ook is
betoogd dat de F. O. V. in Friesland in een groote
behoefte voorziet, er is echter niemand die iets bijdraagt
en alleen met het subsidie van de gemeente Leeuwarden
kan de F. O. V. een levenskans krijgen. Spr. gelooft niet
dat, wanneer in Leeuwarden thans een referendum werd
uitgeschreven, de F. O. V. eenige kans van leven zou
krijgen. Waar de herhaaldelijk uit den Raad gekomen
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 27 Februari 1934. 79
Voortzetting der vergadering op Donderdag 1 Maart 1934.
waarschuwingen, waardoor aan particulieren de ge
legenheid is gegeven de zaak te redden, absoluut geen
succes hebben gehad en spr. zeer sceptisch staat tegen
over den steun dien de F. O. V. hoopt van de Regeering
te zullen ontvangen, heeft hij ook na de gevoerde be
sprekingen geen vrijheid kunnen vinden deze vereeni-
ging te steunen, ook niet op de wijze zooals de heer
Van der Meulen voorstelt.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi meent dat, wan
neer een vereeniging met kunst en vliegwerk in het
leven wordt gehouden, het dikwijls beter is haar te laten
verdwijnen. Een volkswoord zegt; zwakke heelmeesters
maken stinkende wonden, en zoo is het ook hier. Spr. is
er van overtuigd dat men ook tegenover de F. O. V.
een beetje te slap is geweest. Niet is het de schuld van
het bestuur dat het particulier initiatief zich niet beter
uit, maar dat het zich niet beter uit, geeft te denken.
Nu echter ondanks de groote activiteit van het bestuur
het particulier initiatief de F. O. V. niet steunt, lijkt het
spr. beter het zwaard van Damocles niet langer boven
het hoofd dezer vereeniging te laten slingeren. Zij kan
zich niet indenken dat de Regeering werkelijk een sub
sidie zal toestaan dat de F. O ,V. levensvatbaarheid zal
geven en het zal volgens haar slechts het lijden van de
patiënte verlengen, waar deze niet beter van zal worden.
Spr. kan zich niet voorstellen welk voordeel eigenlijk
een memoriepost geeft en zij voorziet, door het einde
van de F. O. V. nu uit te stellen, weer nieuwe discussies
in de toekomst. Alvorens echter haar houding te be
palen wil zij de meening van B. en W. afwachten.
De heer Terpstra wijst er op, dat thans voldoende
en herhaaldelijk is gebleken dat de Leeuwarder burgerij
de F. O .V. niet voldoende wil steunen.
De heer B. Molenaar: Dat is overal zoo.
De heer Terpstra meent dat dit volkomen onjuist is
en wijst in dit verband op Kampen, waar een orkest
door de burgerij in stand wordt gehouden.
Hoe goed het werk dat de vereeniging hier verricht
ook moge zijn, spr. moet met droefheid constateeren dat
zij hier niet wil, en het zou z. i. dwaasheid zijn een der
gelijke vereeniging te steunen en nog langer te laten
drijven op het gemeentelijk subsidie. Eenige jaren ge
leden, toen spr. voorstelde 1.'op het subsidie van
de F. O ,V. te korten, was het echter absoluut niet zijn
bedoeling de F. O. V. den nek om te draaien, zooals
hem toen is verweten de heeren van den overkant
hebben toen trouwens zelf dat voorstel ondersteund.
Met de idee van den heer Van der Meulen kan spr.
niet meegaan, omdat hij uit goede bron heeft vernomen
dat de Minister niet zooveel subsidie zal geven dat het
orkest op de been zal kunnen blijven. Iets zou hij mis
schien voor deze gedachte kunnen voelen, indien men
van de zijde van de S. D. A. P. zelf begon met het
storten van eenige duizenden
De heer Buiel vraagt, of B. en W. iets bekend is
omtrent de subsidieregeling van het Rijk. Voorts wijst
spr. er op, dat het crisissubsidie, dat het Rijk denkt te
geven, wellicht zal worden gevonden uit de opbrengst
van de radiobelasting, waar de omroepvereenigingen,
ook die van de S. D. A. P., zich heftig tegen verzetten.
Gezien het feit dat vele leden van het orkest in hun
bestaan worden gedupeerd, hetgeen spr. wel het meest
ernstige in deze zaak vindt, vraagt hij of niet een liqui-
datiepost op de begrooting kan worden gebracht, en
tenslotte merkt spr. op dat hij wel eens gehoord heeft
dat de leider van de Friesche Orkestvereeniging niet
de juiste leider is.
De heer Van Kollem: Van hooren zeggen lieg je het
meest
De Voorzitter, voor zich persoonlijk sprekende, is
altijd met het subsidie aan de F. O. V. meegegaan, zoo
lang de begrooting in balans was. Nu waren echter de
omstandigheden heel anders. Wanneer er een salaris
verlaging van 7 en belastingverhooging noodig is en
er een zeer ernstig onderzoek zal worden ingesteld
omtrent de Meisjes H. B. S„ afschaffing van de boven
tallige onderwijzers en opheffing van het bewaarschool-
onderwijs, dient men aan den anderen kant ook wat te
schrappen. Men kan natuurlijk de eene cultureele
waarde hooger aanslaan dan de andere, maar spr. is
meegegaan met het voorstel om dit subsidie te schappen,
omdat hij in deze omstandigheden bij al die andere
maatregelen zich niet meer geroepen acht aan de F. O. V.
een dergelijk subsidie uit te keeren.
In het gewijzigde voorstel-Van der Meulen om voor
de F. O. V. een memoriepost uit te trekken ziet spr. een
begrafenis in twee etappes. Enkel met een memoriepost
zal men toch het orkest niet veel gelegenheid geven;
een memoriepost kan dus alleen beteekenen dat, indien
Den Haag nog wat meer geeft wat nooit zoo heel
veel zal zijn wij er ook wat bij moeten doen. Spr.
ziet niet in dat het voor de beslissing in Den Haag ver
schil zal maken of de post op nihil of voor memorie is
uitgetrokken en dus kan de memoriepost, die wordt
verdedigd met „dat de Raad de levenskans van het
orkest niet moet „afsnijden", niets anders beteekenen dan
om de mogelijkheid te openen er in den loop van het
jaar een geldpost van te maken. Is het dan, vooral in
dezen tijd, wel juist, op de begrooting een memoriepost
aan te brengen, die pas in den loop van het jaar in een
cijferpost kan worden omgezet en dient men er dan niet
voor te zorgen dat daarvoor dekking aanwezig is
Van den heer Hoogland hebben wij gehoord dat het
personeel van het orkest nu reeds is ontslagen. Spr.
wist dat niet maar hij kan zich indenken dat er een
zekere termijn in acht moet worden genomen en wan
neer er nu ook geen Rijkssubsidie zou worden ont
vangen, zou hij er persoonlijk geen bezwaar tegen
hebben, b.v. een bedrag van 2500.— of 3000.— op
de begrooting uit te trekken als liquidatiekosten en deze
zoo noodig ter beschikking van het orkest te stellen,
maar dan moet ook vast staan dat het orkest wordt
geliquideerd. Met een memoriepost kan spr. echter niet
meegaan, tenzij men verklaart dat het niet de bedoeling
I is die in een cijferpost om te zetten, maar in dat geval
kan men er ook wel nihil van maken.
De heer Van der Meulen heeft met min of meer stij
gende verbazing deze discussie aangehoord. Want hij
heeft èn bij de algemeene beschouwingen èn ook nu
zich juist opzettelijk niet begeven in het voor en tegen
van het bestaan van de F. O. V. en het subsidieeren
daarvan; de waarde van het orkest behoefde z. i. niet
besproken te worden, maar het gaat alleen om uitstel
van de beslissing, omdat de mogelijkheid bestaat dat
het orkest van Rijkswege nog geholpen wordt. Als de
Raad nu beslist om totaal geen subsidie te geven, zal
het orkest zoo niet met zekerheid dan toch met groote
waarschijnlijkheid moeten liquideeren, ook al zal later
na liquidatie blijken, dat het met steun van Rijkswege
in het leven had kunnen blijven
De Voorzitter: Waarom?
De heer Van der Meulen... Omdat, als het subsidie
nu wordt stopgezet, het orkest door gebrek aan geld
middelen moet liquideeren, terwijl in den loop van het
jaar zou kunnen blijken dat dit niet noodig was geweest.
J Daarom is het eenige, wat spr. heeft gevraagd: stel de
beslissing uit en zet een memoriepost op de begrooting,
dan kan later blijken of bij wijze van steun in den over
gangstijd nog iets van gemeentewege aan het orkest kan
worden gedaan. Spr. herhaalt de beide straks door
hem genoemde mogelijkheden; het is dus inderdaad zijn