90 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 20 Maart 1934.
ting voldaan aan het verzoek van den Voorzitter om
andere dekking aan te wijzen, de Raad heeft dat niet
aanvaard en waar bij het aanvaarden van een straat
belasting een maatregel als deze niet noodig was ge
weest, kan spr. daaraan niet meewerken.
De heer Vromen heeft zonder eenig bezwaar voor de
verhooging gestemd, gezien de financieele omstandig
heden en den prijs van het gas, en heeft die verhooging
niet als een abnormale winst beschouwd. Tegen de hier
voorgestelde, weinig elegante, wijze van wetgeving
moet hij echter bezwaar maken, vooral omdat deze
een gevolg is van het feit, dat hier niet voldoende is
stilgestaan bij de mogelijkheid, dat er moeilijkheden
zouden kunnen voortkomen uit het toepassen van terug
werkende kracht. Wanneer het werkelijk misschien
juridisch aanvechtbaar of technisch zeer bezwaarlijk zal
zijn om over de geheele linie de verhooging met terug
werkende kracht tot uitvoering te brengen, moet men
daarom de consequentie daarvan aanvaarden en niet op
een zoo onelegante wijze als in dit voorstel trachten zijn
doel te bereiken. Bovendien leidt dit voorstel tot groote
onbillijkheden, omdat degenen, die zich hier na 1 Maart
vestigen en die met de moeilijkheden dus niet hebben te
maken, ook vallen onder dit besluit, terwijl aan den
anderen kant aan dit besluit ontkomen zij, die voor eind
October de stad verlafen.
In antwoord op een eventueel te stellen vraag van
den kant van het college, welke dekking spr. hier heeft
aan te bieden, wanneer de opbrengst van het gas teleur
stelling zou opleveren, zegt spr. dat hij deze bal kan
terugkaatsen naar het college, omdat dit deze omstan
digheden evenmin heeft voorzien als de Raad en dus
zelf dekking moet zoeken, maar bovendien is bij de
bespreking van deze zaak bij de begrooting door het
college gezegd: op de begrooting is als gevolg van deze
verhooging ongeveer 50.000.meer geraamd, maar
het zal wel een beetje meevallen en in plaats van
50.000.wel 60.000.worden. Gezien dit feit en
op grond van de ervaring van de laatste jaren, heeft
spr. de overtuiging dat men deze zaak wel kalm kan
laten lopen en het besluit wijzigen in dier voege, dat
de verhooging wordt geacht te zijn ingegaan op 1 Maart
1934. De begrootingspositie zal in dit geval wel mee
vallen; spr. durft althans die consequentie best aan.
De heer Turksma had niet verwacht, dat van deze
zeepbel zoo n luchtballon zou worden gemaakt. De
O. S. P. heeft hier blijkbaar de gelegenheid aangevat
om de burgerij een klein beetje in 't geweer te krijgen,
maar als men de zaak tot de werkelijke proporties te
rugbrengt, beteekent het op zichzelf niets. Spr. zegt in
antwoord op het adres van de O. S. P., dat de verschil
lende politieke partijen, die hier voorgestemd hebben,
de zaak ernstig hebben bekeken. Het gaat hier voor
ieder persoonlijk om een heel klein bedrag en dat dit
voor verschillenden zou beteekenen gebrek aan de noo-
dige levensmiddelen, acht spr. overdreven. Omdat de
zaak met een klein beetje goeden wil voor elkaar moet
komen en het geld er nu eenmaal moet zijn, meent spr.
dat hier in toepassing moet worden gebracht het Friesche
spreekwoord ,,As t net kin sa 't moat, dan moat it
mar sa 't kin.''
De heer Hofstra zegt. dat zijn fractie heeft gemeend
met de door B. en W. voorgestelde regeling mee te
moeten gaan, teneinde aan de moeilijkheden, die in de
adressen zijn naar voren gekomen, tegemoet te komen.
Bij de begrooting heeft spr. gezegd, dat een tegenstan
der van vandaag van gasprijsverhooging morgen wel
een voorstander daarvan kan zijn, niet in dien zin, dat
het een jacht was om den gasprijs verhoogd te krijgen,
maar met deze bedoeling, dat spr. fractie, ook gezien
de tijdsomstandigheden, verre de voorkeur zou geven
aan gasprijsverhooging boven het voorstel van de over
zijde om een straatbelasting te heffen. Spr. zegt dit dui
delijk, opdat men er straks geen politieke zeepbel van
zal maken. Zijn fractie heeft eenvoudig van twee kwa
den het minst kwade gekozen.
De gedachte van den heer Vromen, die over conse
quenties spreekt, is juist niet consequent. Want al is de
begrooting eenigen tijd na 1 Januari behandeld, als men
daarvoor hier samenkomt, stelt men toch de begrooting
vast voor den tijd van 1 Januari tot en met 31 Decem
ber. De besluiten omtrent verlaging van loonen en sala
rissen gaan toch ook op 1 Januari in, evenals de verla
ging van het presentiegeld. Werd het voorstel-Vromen
aanvaard, dan zou de begrooting 2 maanden gasprijs
verhooging moeten delgen en dan zouden, door het te
kort dat daardoor op de begrooting van 1934 ontstaat,
daaromtrent in 1936 voorzieningen moeten worden ge
troffen. Is dat óók geen navordering
Spr. acht het jammer, dat bij de behandeling der be
grooting geen aandacht is besteed aan het feit, dat er
navordering zou moeten komen over 2 maanden en wil
wel ronduit zeggen, dat hij daaraan ook niet heeft ge
dacht. Hij geeft ook direct toe dat verschillende huis
gezinnen, die in niet te beste omstandigheden verkeeren,
dit moeilijk kunnen betalen, maar de consequenties van
de begrooting heeft de Raad te aanvaarden en daarom
dient men B. en W. te vólgen in hun voorstel, om zoo
noodig de onwilligen nog op een andere manier te
treffen. Spr. hoopt echter dat degenen, die na 1 Maart
in de stad zijn gekomen, niet, zooals de heer Vromen
dacht, als nalatigen zullen worden behandeld en dat die
niet extra zullen worden belast.
De heer Terpstra constateert, dat de rechterzijde op
den heer Koopal altijd werkt als een roode lap op een
stier. Hij heeft gezegd dat adressanten veel te laat zijn
gekomen, maar spr. constateert dat de heer Koopal óók
veel te laat komt, omdat spr. fractie bij de begrooting
gelegenheid heeft geboden om, door een zoo gemakke
lijke en eenvoudige besparing op het bewaarschoolon-
derwijs en op andere z.g. cultuurbelangen, de gasprijs
verhooging te voorkomen. Maar de heer Koopal en zijn
vrienden hebben dat niet gewild. Had men die methode
gevolgd, dan waren deze adressen er niet gekomen,
omdat er dan geen gasprijsverhooging noodig was ge
weest.
Dat de rechterzijde bij de laatste begrootingen altijd
haar best heeft gedaan om den gasprijs te verlagen,
bewijst juist, hoe ernstig men daar de zaak heeft ge
voeld en dat zij nu tóch tot verhooging moest overgaan
is niet haar schuld, maar die van de heeren, die spr. en
de zijnen een verwijt maken dat zij zoo vaak veran
deren. Als er echter één partij is, die dit aan spr. en de
zijnen niet mag verwijten en daar niet over mag spre
ken, dan is dat de S. D. A. P., die den laatsten tijd nu
eens zoo'n en dan weer zoo'n gezicht zet en die vooral
het laatste jaar zooveel frontveranderingen heeft ge
maakt, dat spr. met den heer Marchant zou willen zeg
gen ik kijk eiken morgen in „Het Volk", om te zien
wat er nu weer in de S. D. A. P. is veranderd.
De heer Oosterhoff verlaat de vergadering.
De heer IJtsma vindt de voorgestelde wijze van doen
ook allerminst elegant. Men zegt nu dat men dit pad
wel moet bewandelen, maar dat klinkt toch niet aardig.
Bij de behandeling der begrooting stellen B. en W. en
de Raad zich uiteraard op het standpunt, dat de be
sluiten worden genomen voor 1 Januari tot 1 Januari
en als ze zoover zijn dat ze tot uitvoering kunnen wor
den gebracht, denken de Raadsleden dat de besluiten
zoodanig zijn geformuleerd, dat men niet meer door de
gaatjes kan kruipen. Dat blijkt hier niet het geval en
nu het college bovendien in de stukken gaat publiceeren
dat er juridische bezwaren kunnen komen, heeft het
daarmee de zaak niet versterkt. Men wil nu een an
deren weg bewandelen, maar als de zaak steunt op een
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 20 Maart 19j4.
91
regelmatig besluit, waar men met hart en ziel voor is
en men durft het aan een navordering toe te passen,
ook zonder een precieze omschrijving in het voorstel,
dan moet daarvoor de koninklijke weg worden gevolgd
en niet deze manier. Want men schenkt nu aan een
aantal ingezetenen den naam: van onwilligen, zonder
daarbij voldoende rekening te houden met de gesteun-
den en het groote aantal menschen, dat in zoodanige
omstandigheden verkeert, dat elk bedragje meetelt en
diep ingrijpt, omdat het inkomen zoo klein is.
De heer Terpstra heeft nog een poging gewaagd om
den heer Marchant te citeeren en iets te zeggen over
dingen, waar hij niets van af weet, zooals hij den vo-
rigen keer zelf heeft erkend, maar die ziekte zal zoo
zachtjes aan wel overgaan. Terecht heeft hij echter
gezegd, dat het mede de schuld is van de Soc. Dem.
dat hier dekking moest worden gezocht voor een be
paalden post, maar, aldus spr., het is juist onze trots,
dat wij den vorigen keer op die wijze dat afbraakwerk
van de heeren van rechts hebben verhinderd. Zij heb- j
ben toen echter alleen maar gedreigd met afbraak van
allerlei cultureele dingen en er is ten slotte geen enkel
voorstel daartoe uit hun koker gekomen, zoodat zij niet
kunnen zeggen had onze voorstellen maar aangeno
men. Men heeft alleen daarmee maar gedreigd, maar
ten slotte gezegd dat men een gasprijsverhooging beter
vond dan een straatbelasting. Spr. staat nog op het j
standpunt, dat gasprijsverhooging niet de manier was
om het geld binnen te krijgen, ten eerste omdat er toch
al een groote winst uit de bedrijven komt, maar in hoofd
zaak omdat de minst draagkrachtigen hierbij sterker
worden getroffen dan bij een straatbelasting. Men moet
nu de consequentie van de dingen aanvaarden, maar
spr. persoonlijk heeft geen lust om op deze wijze aan
de navordering mede te werken.
De heer Buiel meent, waar hier een wijziging van de
verordening op den gasprijs is tot stand gekomen, dat
deze in werking treedt op de voor verordeningen be
paalde wijze, zoodat de Raadsleden er zeker niet aan
behoefden te denken dat B. en W. de verhooging met
terugwerkende kracht moesten toepassen
De Voorzitter: Er is geen verordening.
De heer Buiel vindt nu dat het voorstel van B. en W.
niet erg mooi is, maar het is wèl een oplossing.
Spr. merkt verder op dat, toen bij de behandeling
van de begrooting voor 1933 door de rechterzijde een
sterke actie is gevoerd voor verlaging van de electri-
citeitstarieven, en daarbij principieele dingen zijn te pas
gekomen, de overzijde bij monde van één harer leden
heeft betoogd, dat de gasprijs geen indirecte belasting
was, terwijl men nu blijkbaar de zaak van een anderen
kant gaat bekijken.
Ten slotte wijst spr. er op, dat men bij de beschul
digingen van de rechterzijde heeft vergeten, dat ook
de democratische wethouders hier de hand in hebben
gehad en hier voor zijn geweest.
De Voorzitter constateert, dat niet vanaf het oogen-
blik dat de begrooting is aangenomen, maar vanaf de
indiening van de begrooting in het begin van Januari
ieder Leeuwarder bekend kan zijn geweest met de mo
gelijkheid van gasprijsverhooging. Bij de behandeling
der begrooting is hier door ieder erkend, dat het be
drag, dat de verhooging van den gasprijs zou opleveren,
noodig was; er is wel over een andere manier om het
te vinden gediscussieerd en men heeft daarbij wel over
en weer, net als nu, wat op elkaar gescholden zwaar
wichtige argumenten blijven dan wel eens weg en men
tracht elkaar politieke vliegen af te vangen maar ten
slotte is het besluit met meerderheid van stemmen ge
nomen. Het besluit is er dus en spr. meent dat de Raad
zichzelf niet respecteert als het niet wordt uitgevoerd,
tenzij men het geheel intrekt.
Spr. geeft toe dat deze wijze van navorderen niet
heel elegant is en in normale gevallen zou men het ook
niet zoo doen. De (kwestie is maar of het fatsoenlijk
is en of men dit, uit een moreel oogpunt bezien, kan
doen. Niemand van ons heeft deze gevolgen voorzien,
noch de voor- noch de tegenstemmers. Als ook maar
één er aan had gedacht, is spr. wel overtuigd dat door
de tegenstemmers was gezegd, dat de verhooging niet
vanaf 1 Januari maar vanaf 1 Maart moest gelden en
misschien was dan de nu voorgestelde regeling wel
dadelijk aangenomen, maar allen hebben hier de eer
lijke overtuiging gehad dat de verhooging met 1 Januari
1934 zou ingaan en niemand is op het idee gekomen, dat
ze uit een moreel oogpunt moest ingaan op het oogen-
blik, dat het besluit is genomen.
Nu komt de uitvoering en blijkt achteraf de mogelijk
heid, dat er een klein juridisch gaatje is, waar iemand,
die geen zin heeft te betalen, doorheen kan kruipen.
Of dat moreel goed is, is een tweede kwestie. Niemand
heeft daar destijds B. en W. voor gewaarschuwd, men
is met elkaar in zee gegaan, desnoods kan men zeggen
met elkaar er in geloopen.
Nu is er een moreele en fatsoenlijke oplossing mo
gelijk, waarbij over de enkele puntjes, die de heer
Vromen heeft genoemd, nog wel te praten is. Ook voor
iemand, die over December meer gas zou verbruiken
dan over Januari, is er geen bezwaar, omdat ieder nog
tot 1 Mei in de gelegenheid is om de navordering te
betalen en als ieder dat doet, behoeft niemand over
November en December 9 cent te betalen.
Men kan nu dit voorstel onelegant noemen en zeg
gen B. en W. moeten hun Raadsbrieven zoo formu
leeren, dat men nooit door de gaatjes heen kan kruipen
en nu er een gaatje is, kruip ik er als Raadslid mee
door en men kan verder zeggen dat B. en W. den ko
ninklijken weg moeten bewandelen, maar spr. ontkent
dat die hier niet is gevolgd. Het is een zuiver practische
weg, die moreel te verdedigen is, om aan juridische
kwesties te ontkomen. De bedoeling is geweest dat het
besluit vanaf 1 Januari zou gelden; meent men achteraf
dat er een vergissing is begaan, laat men dan zeggen
dat het op 1 Maart moet ingaan en laat men anders,
zij het dan wat onelegant, de zaak op deze wijze in orde
maken, maar laat men nu de politiek er buiten laten.
B. en W. geven hier een moreel verdedigbare weg,
waarop de nieuw aangenomen gasprijs vanaf 1 Januari
zijn baten kan opbrengen.
De heer Ritmeester (wethouder) merkt op, dat vast
staat dat bij de behandeling der begrooting door B. en
W. met nadruk is verklaard wij moeten een bedrag
i hebben van 60.000.
De heer Vromen: 50.000.
De heer Ritmeester (wethouder): 50.000.—
plus 10.000.— bezuiniging uit de Gasfabriek, in totaal
60.000.Dat bedrag kunnen wij onder geen enkele
voorwaarde missen. Men kan zeggen dat de gasop
brengst zal meevallen, maar spr. garandeert dat die niet
zal meevallen; wij kunnen het dus niet doen zonder het
bedrag, dat als gasprijsverhooging op de begrooting is
gesteld.
Wat de terugwerkende kracht betreft, heeft de heer
Hofstra er al op gewezen dat die ook zal gelden voor
salarissen, presentiegelden en waarschijnlijk voor meer
andere dingen. Ook de straatbelasting zou terugwer
kende kracht hebben gehad.
Er is op het oogenblik al 60 van de navordering
voldaan, terwijl over Februari evenveel kwitanties zijn
geweigerd als over Januari, toen er nog geen navor
dering was. Adressanten trachten hier de politiek te
laten werken, wat voor de algemeene gemeentebelangen
funest is. Daarom moet men uitermate voorzichtig zijn