92 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 20 Maart 1934, met aan de weigering van de navordering toe te geven. De Raad heeft bij de verschillende maatregelen, die zijn genomen, zeer zeker in de eerste plaats rekening ge houden met de belangen van de kleine menschen, die het slecht hebben. Steunnormen en armenzorg zijn ge heel intact gebleven en de geheele burgerij heeft daar voor offers moeten brengen. Maar nu men 1 cent of gemiddeld 35 cent per maand meer voor het gas moet betalen, weigert men. Spr, erkent, dat er menschen zijn die dat niet kunnen, maar wat hem betreft kunnen zij de gelegenheid krijgen om de navordering desnoods over een heel jaar met 6 cent per maand te betalen. Dat zal meer werk aan de administratie geven, maar het geld moet er komen, dat staat vast. Waar de toestand zoo slecht is, is het een absoluut verkeerd stelsel om een deel van de burgerij tegen het Gemeentebestuur op te jagen dat kan niet door den beugel en is misbruik maken van iets, wat door een toeval is gekomen. Was er geen juridisch gaatje, dan zou spr. voor deze oplossing niet zijn te vinden, maar zou hij de zaak willen doorzetten, maar nu men over 35 cent zou moeten gaan procedeeren en de kosten daarvan veel meer zouden bedragen, is dit middel ge vonden om te krijgen wat wij moeten hebben. Dat dit geld er komt is in het belang van allen, maar zeker van de allerarmsten, want vervalt de navordering, dan staat vast dat wij daardoor 12.000.— op de begrooting zullen missen en het eindresultaat zal dan moeten zijn een voorstel om dit bedrag op een andere wijze op de begrooting te brengen. Hoewel het voorstel onelegant is en niet prettig, meent spr. dat ook de minderheid, die tegen gasprijsverhooging was, op het oogenblik die ge voelens op zij moet zetten en achter B. en W. moet gaan staan, omdat wij niet kunnen tolereeren dat deze zaak wordt behandeld, zooals zij door een gedeelte van de burgerij ten onrechte is behandeld. De heer Vromen meent de begrootingsdiscussies ter zijde te hebben gelaten en zich zuiver te hebben bepaald bij het genomen besluit. Hij laat daar of het inderdaad vast stond dat dit terugwerkende kracht zou hebben; in den Aanbiedingsbrief werd van eenigen datum van ingang of termijn niet gesproken, alleen de berekening in de begrooting is voor de meesten aanleiding om te denken dat het de bedoeling was aan het besluit terug werkende kracht te geven. De wethouder is met geen woord teruggekomen op spr. opmerking in eerste instantie, dat die van de Licht- bedrijven de eenigste begrootingen zijn waar muziek in zit en dat in den loop der jaren is gebleken dat de winst op Gas- en Electriciteitbedrijf ieder jaar veel hooger was dan was geraamd. Bij de behandeling van de be grooting is ook wel degelijk van de zijde van het col- lege gezegd dat de opbrengst der verhooging geen 50.000.maar 60.000.zou zijn, zooals wel uit de Handelingen zal blijken, en nu kan men een maand later wel zeer pessimistisch staan tegenover den gasprijs, maar dat is een gebruiken van de argumenten zooals men die noodig heeft. Niet alleen het college maar ook de Raad heeft een fout begaan en nu moeten wij de consequenties daarvan aanvaarden, Spr. durft dat. Als het juridisch aanvecht baar zou zijn en die mogelijkheid wordt aanwezig geacht dat de Raad het recht heeft om op een ge geven oogenblik voor reeds geleverde goederen een hoogeren prijs te berekenen dan te voren is vastgesteld deze privaatrechtelijke verhouding is absoluut ver schillend van de publiekrechtelijke verhouding tusschen ambtenaren en de gemeente dan is het dus mogelijk dat het besluit niet absoluut juist is geweest en dan wil spr. niet zoo ver gaan om langs een achterdeur den menschen tóch het geld af te halen. Dan toch krijgt de heele gasprijsbepaling het karakter van een indirecte belasting en daaraan werkt hij niet mee. Spr. komt met kracht op tegen de uitdrukking van de zijde van het college dat de Raadsleden, die deze wijze van doen niet goed vinden, zouden zeggen ik kruip ook maar mee door dat gaatje. Hij weet niet of hij die verhooging al heeft betaald, omdat de Gasfabriek van hem een doorloopende machtiging heeft om de kwitanties op zijn rekening af te schrijven, maar het komt niet te pas om van de zijde van het college met dergelijke argumenten te werken. Als het besluit juri disch aanvechtbaar is, vindt spr. het niet fatsoenlijk en moreel niet geoorloofd, om door een achterdeur bij wijze van belasting deze verhooging op te leggen. De heer Terpstra vraagt den Voorzitter, waar deze heeft gezegd dat er van middag is gescholden en hij daarmee waarschijnlijk ook op spr. heeft gezinspeeld, waarin dat schelden dan bestaat. Spr. zou wel één woord willen hooren waaruit dat blijkt. Hij heeft, waar de rechterzijde hier ten onrechte bij werd gehaald en van frontverandering werd beschuldigd, eenvoudig be doeld te zeggen dat de Soc. Dem. partij het laatste jaar zóóveel frontveranderingen heeft gemaakt, dat zij geen front meer heeft. De heer Van Kollem heeft straks den Voorzitter willen interrumpeeren, om te zeggen dat ruimte moet worden gelaten voor den gedachtengang, die er ge weest kan zijn en ook bij de Raadsleden geweest is, dat het vanzelfsprekend werd geacht dat de verhooging slechts voor 10 maanden gold. Spr. althans heeft die overtuiging gehad en voert als bewijs daarvoor aan, dat hij tijdens de begrootingsdebatten tegenover den heer M. Molenaar die opmerking heeft gemaakt. Mevrouw Buisman—Blok Wijbrandi heeft wél ver keerd in de meening dat de verhooging op 1 Januari inging, evenals b.v. de kwestie van de presentiegelden en de vertering van de Raadsleden. Zij herinnert zich dat, toen daaromtrent nog geen besluit was genomen, hier ook door de Raadsleden is gezegd,: natuurlijk is hier geen koffiedrinken, waaruit dus bleek dat men ver wachtte, dat, zoodra de begrooting was verschenen, rekening werd gehouden met de voorgestelde bezuini gingen. Het Raadsbesluit is nu gevallen, het geld moet er komen en, hoe onelegant dit voorstel ook is, het schijnt de eenige juiste manier te zijn. Nu is het bedrag dat men moet betalen, toch niet zóó belangrijk, dat een groot deel van de burgerij daaronder gebukt gaat. Al weet spr. dat er genoeg menschen zijn die door be taling van 35 cent per maand wellicht worden bena deeld, de wethouder heeft toch ook gezegd dat zij het over geruimen tijd mogen betalen. Het gaat hier dus niet om de knikkers maar om 't spel en het is spr. van de burgerij tegengevallen, dat een groot deel daarom dergelijke protesten heeft ingediend tegen het genomen besluit. De heer Buiel meent dat de zaak zoo is geloopen, omdat men hier niet met een wijziging van de betref fende verordening is gekomen De Voorzitter: Die bestaat niet. De heer Buiel maar nu wordt in het voorstel gesproken over Februari. Hoe komt het dan echter over Maart Die maand komt er nu toch ook bij, anders nemen we weer een besluit dat moet gelden met terug werkende kracht. De heer IJtsma zegt naar aanleiding van de wijze, waarop de Voorzitter hier van middag reprimandes heeft uitgedeeld, dat hij als leider dat kluifje niet aan de vergadering zou willen geven, omdat de Voorzitter er voor is om te zorgen dat hier niet wordt gescholden. Voorts pleit de uitdrukking, dat men nu misschien als Raadsleden mee door de gaatjes kruipt waar ook an Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 20 Maart 1934. 93 deren door kruipen niet voor dengene, die deze dingen naar voren brengt. Als de Voorzitter meent dat ook de Raadsleden zich aan dien plicht om te betalen ont trekken, dan gaat dat te ver en wil spr. dat niet verder kwalificeeren. Spr. wil de onzuivere noot, alsof de adressen hier de drijfveer tot spreken zouden zijn, er even uit halen, omdat die adressen, zoowel van links als rechts, alleen een volkomen onderstreping zijn van wat door spr.'s fractie is naar voren gebracht, maar daarin geen enkel nieuw punt is genoemd, zoodat ze gewoon voor kennis geving kunnen worden aangenomen, omdat enkele groepen daarmee in troebel water trachten te visschen, nadat de zaak haar beslag heeft gekregen. Het eenige gevolg er van zou kunnen zijn, dat het pijnlijker wordt gemaakt om nu tegen het voorstel van B. en W. te stemmen, omdat de onderteekenaars dan zouden kunnen zeggen dat zij succes hebben gehad. Dat geldt niet voor spr. fractie. Dat ieder Raadslid verplicht is mee te zorgen dat het geld er komt, is gemakkelijk en zou waar zijn als spr. fractie geen andere dekking had aangegeven. Men heeft die echter niet gewild en de gasprijsverhooging aangenomen en zit nu met de moeilijkheden. Dat men nu gaat soebatten om mee te helpen, is van het goede te veel gevergd. Waar men de dekking, die door spr. fractie is voorgesteld, absoluut niet heeft gewild, zal spr. hier tegen blijven stemmen. De heer De Boer (wethouder) zegt, dat het feit dat hij den vorigen keer heeft tegengestemd, berustte op een vergissing. Toen de door zijn fractie voorgestelde straatbelasting ten slotte was verworpen, bleef er een gat in de begrooting van 60.000. De heer Vromen blijft volhouden, dat in den Raads- brief 50.000.is genoemd. De heer De Boer (wethouder) wil daarover nu niet twisten, maar heeft reeds toen gemeend dat de verhoo ging van den gasprijs, zij het dan noodgedwongen, moest worden aanvaard. Thans staat de zaak nog pre cies zoo. Er zijn moeilijkheden gekomen, maar waar vast staat, dat dit bedrag niet gemist kan worden en daarvoor geen andere middelen kunnen worden aange wend, zal gasprijsverhooging aanvaard moeten worden. Waar nu uit hetgeen de wethouder van Fin. heeft ge zegd blijkt, dat de betaling van de navordering zoo gemakkelijk mogelijk wordt gemaakt, is er voor spr. geen aanleiding om tegen het voorstel te stemmen. De heer Hettinga had graag gezien dat de verhoo ging over die twee maanden van Onvoorzien was ge nomen of eventueel door hooger te verwachten inkom sten kon worden gedekt, maar nu men van bestuurs zijde aan dit voorstel vasthoudt en men toch op oirbare wijze het geld, dat men noodig acht, tracht binnen te krijgen, meent spr. met het voorstel van B. en W. mee te moeten gaan. De Voorzitter merkt op, dat hij het woord schelden in een anderen zin heeft gebruikt. De heer Terpstra heeft nergens een scheldwoord gebruikt, maar men heeft direct, zoodra de zaak in den Raad kwam, hier politiek uit willen halen, zoodat het laat spr. het dan zoo maar zeggen een politiek gehakketak werd De heer Terpstra: Dat ligt niet aan mij De Voorzitter: Daar begint U al weer. De een geeft steeds de schuld aan den ander en zoo raakt het los. Spr. geeft direct toe dat hier geen scheldwoord is ge bruikt de heeren hebben ook wel begrepen wat hij bedoelde want dan was hij ook wel tusschenbeide gekomen, zooals de heer IJtsma heeft gezegd. De uitdrukking dat de Raadsleden mee door dat gaatje kruipen, is verkeerd begrepen dat was men moet altijd voor oogen houden waaróm iets wordt ge zegd een reageeren op het gezegde dat de Raads besluiten zoo geformuleerd moeten zijn, dat men niet door de gaatjes kan kruipen. Wij hebben hier met el kaar het besluit genomen; als een voorstel van B. en W hetzij door de meerderheid, hetzij met algemeene stem men wordt aanvaard, is dat iets geworden van den Raad en dan moet men niet zeggen dat B. en W. de Raadsbesluiten zoo moeten formuleeren, dat men niet door een gaatje heen kan kruipen. Daar sloeg spr.'s uitdrukking op, omdat hij den indruk krijgt, als hier een Raadsbesluit is waar een gaatje in zit en een Raads lid zegt, dat dit er maar in moet blijven, dat dit Raads lid er dan mee door kruipt. De heer IJtsma weet nu ook wel wie spr. bedoeld heeft. De heer IJtsma: Ik ben daar niet doorheen gekropen De Voorzitter: Dat zullen wij wel zien. De heer IJtsma: Dat aanvaard ik niet De Voorzitter gelooft dat die zaak nu wel is opgelost. Spr. heeft van den heer Vromen het volgende voor stel ontvangen „De Raad besluit nader het besluit van 1 Maart j.l. ten opzichte van den prijs van het gas te doen ingaan op 1 Maart 1934." Spr. stelt voor tot stemming over te gaan. De heer Botke (wethouder) meent, waar door dit voorstel een mindere opbrengst op de begrooting komt van dz 12.000. daarvoor dekking moet worden aan gewezen. Wat betreft het bedrag van 60.000— of 50.000.—, waarover de heer Vromen heeft gesproken, meent spr. dat 1 cent verhooging van het gas, berekend naar het aantal M3., ongeveer 60.000.— zou opbrengen. Dat bedrag is zeer zeker in de bedrijfsbegrooting en alzoo ook in de winst van de Gasfabriek op de gemeente- begrooting tot uitdrukking gekomen. Daaruit blijkt dus dat, toen de begrooting in elkaar is gezet, er op 60.000.is gerekend. De heer Muller: Doch men had maar 50.000. noodig. De heer Vromen hoort, dat van hem wordt geëischt om dekking voor zijn voorstel aan te geven. Hij rele veert de moeilijkheden tusschen het Gemeentebestuur, i. c. den Raad, en de burgerij, constateert dat erkend moet worden dat het besluit misschien terecht is aange vochten en dat daarin, zooals het letterlijk is genomen, geen gedetailleerde vaststelling van data is aangegeven. Begrootingscijfers zijn geen besluiten, maar ramingen en zeer zeker de inkomsten. Spr. is volkomen overtuigd dat de schuld niet alleen ligt bij B. en W., maar ook bij den Raad. De Raad heeft een fout gemaakt Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: Dat ben ik niet met U eens. De heer Vromen omdat hij heeft verzuimd in het besluit vast te leggen, op welken datum het moest ingaan. Er is hier zelfs verklaard dat er Raadsleden waren, die meenden dat het op 1 Maart zou ingaan en spr. verklaart uitdrukkelijk dat dit absoluut mogelijk was De heer Turksma: Bij de presentiegelden ook? De heer Vromen: Dat was absoluut iets anders. De Voorzitter verzoekt den heer Vromen zich te bepalen bij de dekking.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1934 | | pagina 5