106
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 Mei 1934.
B. en W. hebben in 1928, wat de verhuring betreft,
alleen gezegd: gij speelt het niet klaar, wij zullen U be
wijzen dat het wèl kan. Daarmee hebben zij gedaan
wat zij moesten doen en daarna hebben zij gezegd: as
jeblieft, daar hebt ge de verhuurde woningen. Waren
zij verder gegaan, dan hadden zij met verhuring, toe
zicht op onderhoud en financiering toen evengoed de
woningen kunnen naasten. En zoo is het op het oogen-
blik ook.
Deze woningen zijn gelegen aan een aardige straat,
maar ze zijn niet modern genoeg meer en verbetering
zal een 15.000.a 18.000.kosten Nu wenscht het
bestuur dat zelf op te knappen en naast de 7000.
die het daarvoor heeft, een 4*4 leening te sluiten,
waarvoor de gemeente garant zou moeten zijn. Spr. is
echter, in tegenstelling met het bestuur, van meening
dat ook de huren zullen moeten worden verlaagd. Daar
om moet het Gemeentebestuur de heele zaak in eigen
handen houden en daarover niet te behoeven corres-
pondeeren met Amersfoort. Natuurlijk doet het bestuur
wel pogingen om bewoners te krijgen, maar het faalt
daarin de laatste jaren toch zeer sterk.
Spr. hoort nu dat het bestuur zich heeft gewend tot
den Nat. Woningraad, hij weet dat het zich heeft ge
wend tot den Dir. van de Volksgezondheid en tot het
Dep. van Soc. Zaken. De stukken hebben B. en W. al
ontvangen om advies. Maar wanneer de Raad besluit
om de woningen te naasten, komt er morgen bericht van
den Minister dat deze het niet noodig vindt om in te
grijpen. B. en W. hebben zich in verband met het
financieele risico vergewist hoe de hoogere autoriteiten
daar tegenover staan.
Het is wel gek dat van de 900 woningen van de ge
meente op het oogenblik slechts 5 leeg staan, terwijl
van deze 68 in den loop van het jaar zoo ontzettend
veel hebben leeg gestaan. Daar moet toch iets aan ge
daan worden en daarvoor is het noodig dat de gemeen
te de leiding krijgt over het geheel.
B. en W. hebben altijd prettig met deze menschen
gewerkt, maar allesbehalve vlug. Men zou het ook an
ders kunnen zeggen, maar men voelt nu wel waar de
schoen wringt.
De heer Muller wijst er op dat de administratiekos
ten van de vereeniging volgens de laatste rekening nog
geen 500.bedroegen. Wat betreft art. 12 van de
overeenkomst, wanneer bij welke woningvereeniging
ook de zaak niet in orde is en B. en W. reden hebben te
meenen dat dit een gevolg is van een niet goed onder
houd, behooren zij zeer zeker in te grijpen. Spr. zou dat
apprecieeren, ook wanneer dat eventueel noodig zou
zijn ten opzichte van de woningvereeniging, waarvan
hij voorzitter is en hij daardoor steun zou krijgen van
B. en W. om de zaak wèl in orde te maken. Hij vreest
een dergelijk strenger onderzoek niet; de heer Ritmees
ter behoeft wat hem betreft daar niet mee te dreigen.
De wethouder zegt: zij laten die woningen maar leeg
staan, zonder ze te verbeteren. Maar het zou ook wel
het toppunt wezen als men de leegstaande woningen in
orde ging maken in de hoop, dat er later wel een bewo
ner zal komen. Dan zou men met het fonds voor onder
houd en herstel heelemaal niet uit kunnen. Ook de ge
meente gaat dergelijke woningen pas opknappen als er
een gegadigde komt en zeer terecht
De heer Ritmeester (wethouder) heeft met zijn op
merking, dat men aan de leegstaande woningen niets
doet wat hij óók logisch vindt alleen een verkla
ring willen geven hoe het komt dat het onderhouds-
fonds zoo hoog is.
De heer Muller zegt dat het zoo hoog is, omdat men
zoowel aan de bewoonde als aan de onbewoonde wo
ningen niets deed. Daardoor verliest men de bewoners.
Over eventueele verlaging van de huurprijzen spreekt
spr. liever niet, omdat dit maar verwachtingen zou op
wekken.
De heer Ritmeester (wethouder) merkt op dat de
heer Muller de veronderstelling uit dat spr. hem dreigt.
De heer Muller: Ja, dat heeft er wel wat van, maar ik
vrees dat niet!
De heer Ritmeester (wethouder) heeft alleen gezegd
dat, als B. en W. stelselmatig het onderhoud zouden
controleeren van alle woningvereenigingen en zij
zullen dat wel ernstig bezien zij dan ook de verant
woordelijkheid zouden dragen. In 1928 hebben zij dat
gedaan bij ,,Ons Belang", door eerst bepaalde verbete
ringen te eischen. Dat behoort echter in eerste instan
tie niet tot hun taak. Wanneer B. en W. de woningen
jaar op jaar moeten naloopen en controleeren, is het
beter ze heelemaal over te nemen; dan weten zij zeker
dat de zaak in orde is.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeenkom
stig de voorstellen van Burgemeester en Wethouders
sub a en b.
De heer Muller vraagt aanteekening dat hij geacht
wil worden te hebben tegengestemd.
Punt 12. (bijlage no. 56). De beraadslagingen wor
den geopend.
De heer Turksma maakt eenige opmerkingen over de
z.i. te royale verlaging van deze huur, mede in verband
met het rapport van het Woningbedrijf. Kan de huur-
bepaling niet van jaar tot jaar geschieden?
De Voorzitter geeft van het voorstel een motiveering.
De heer Turksma verklaart hierdoor bevredigd te
zijn.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeenkom
stig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Punt 13. (bijlage no. 63). Met algemeene stemmen
wordt besloten overeenkomstig het voorstel
van Burgemeester en Wethouders.
Punt 14. (bijlage no. 52). De beraadslagingen wor
den geopend.
De heer Van der Schoot vraagt of het wel uiterst
noodzakelijk is dat de gemeente 500.— bijdraagt voor
het herstel van dezen gevel en of, indien wij dat niet
doen, de gevel niet in goeden staat blijft. Spr. acht zich
wel wat bezwaard om in den tegenwoordigen tijd daar
voor een bedrag te besteden.
De Voorzitter zegt dat het een gevoelskwestie is of
men aan een dergelijke organisatie daarvoor wenscht
bij te dragen. B. en W. hadden ook bezwaar om in
dezen tijd hiervoor iets te betalen, maar waar destijds
de gevel zonder financieele bijdrage van de gemeente
door de vereeniging „Hendrick de Keijser" is gekocht
en daaraan nu iets moet gebeuren, omdat de toestand
anders gevaarlijk wordt, terwijl de vereeniging niet over
zulke inkomsten kan beschikken, dat zij dat alleen kan
opknappen, meenen B. en W. hier ook werkelijk iets
voor de idiëele belangen over te moeten hebben.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 8 Mei 1934.
107
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeenkom
stig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Punt 15. (bijlage no. 55). De beraadslagingen worden
geopend.
De heer Wiersma wil over de noodzakelijkheid van
uitbreiding van deze misschien al 25 jaren bestaande
commissie niet twisten; er wordt verder niets gezegd
dan dat het is om daarin vertegenwoordigers van be
paalde industrieën op te nemen. Spr. zou echter willen
vragen of het college niet in overleg met de commissie
kan treden, dat bij deze uitbreiding met ten hoogste 4
leden een of twee Raadsleden aan de commissie worden
toegevoegd, omdat de Raad met de Commissie voor
Beurs en Waag zoo weinig contact heeft.
De heer Ritmeester (wethouder) antwoordt dat men
graag de commissie met vertegenwoordigers van enkele
branches, die daarin niet zijn vertegenwoordigd, wil
uitbreiden, uitgaande van de gedache dat er uit de
Beurs wel wat meer te halen is dan er op het oogenblik
uitgehaald wordt. De commissie heeft enkele plannen,
waarop spr. nu niet verder kan ingaan, maar naast de
bestaande vertegenwoordigers wenscht men er b.v. nog
van fabrikanten van zuivelmachines, van oliefabrikan
ten, van menschen uit de bouwvakken enz. Spr. twijfelt
er niet aan dat ook enkele Raadsleden daar wel welkom
zouden zijn, maar waar de Raad de gewenschte ver
tegenwoordigers waarschijnlijk niet kan leveren, advi
seert spr. daar voorloopig af te stappen en te voldoen
aan den wensch van de commissie.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Punt 16 (bijlage no. 53). De beraadslagingen worden
geopend.
De heerVromen heeft begrepen dat dit voorstel na
tuurlijk niet vooruitloopt op het bij de begrooting toe
gezegde onderzoek omtrent de al of niet noodzakelijk
heid van de Stedelijke Muziekschool. In verband met
de wijziging van art. 8, waarbij rekening is gehouden
met den aftrek van 7 vraagt spr. of van de belooning
per lesuur van directeur en leeraren, zooals die is ge
regeld in art. 10, ook 7 wordt afgetrokken. Waar
de wethouder van Fin. „neen en men van een andere
zijde van de tafel van het college ,,ja' knikt, meent spr.
dat daaromtrent toch zekerheid moet bestaan. Hij zou
dan willen voorstellen thans ook art. 10 te wijzigen,
opdat zeker is dat die 7 ook daar af gaat.
De heer Buiel vraagt of over deze wijziging van de
verordening de Commissie voor G. O. niet gehoord had
moeten worden.
De Voorzitter zegt dat naar hetgeen de heer Vromen
vraagt eerst even een onderzoek zal worden ingesteld.
Het G. O. is hierover niet geraadpleegd, omdat er aan
den rechtstoestand niets verandert. Het salaris van
3000.bestond uit een van 600.en een van
2400.— en de betrekking, waarvoor 2400.werd
gegeven, is nu weg, terwijl die van 600.is gebleven.
Het G. O. heeft hier hier dus niets mee te maken.
De heer Buiel vraagt of men het nu zoo moet
opvatten dat de heer Zonderland twee aparte
functies had en dat hij nu, wegens verandering van
dienstvak, van de eene op wachtgeld wordt gesteld.
Volgens de verordening was hij directeur van de Mu
ziekschool op een salaris van 3000.maar moest hij
daarnaast tevens dirigent zijn van het orkest. Nu is het
orkest practisch weg, zoodat hij die laatste verplichting
niet behoeft na te komen, maar het salaris van 3000.
blijft dan toch bestaan. Nu men dit gaat wijzigen, moet
dat toch in het G. O. Of vat men het zoo op dat hij als
directeur van de Muziekschool op wachtgeld wordt
gesteld
De Voorzitter zegt dat wij hier een directeur van de
Muziekschool hadden op een salaris van 3000.
onder verplichting, volgens de verordening, dat hij
tevens optrad als dirigent van het orkest. Misschien
was het beter geweest dat er in de verordening had
gestaan dat hij van die 3000.'2400.ontvangt
voor het zwaaien van den dirigeerstok, maar dat kan,
hoewel het er niet in staat, uit de toelichting toch wel
worden opgemaakt. Nu de betrekking als dirigent van
het orkest is vervallen, komt dus de oude toestand,
zooals het vroeger in de verordening stond, weer terug,
zoodat het salaris wordt teruggebracht tot 600.en
voor de betrekking van 2400.— wachtgeld wordt uit
gekeerd. Eigenlijk had dit laatste reeds op 1 Augustus
1929 moeten worden verleend, omdat den heer Zon
derland toen ontslag is verleend als directeur van het
Stedelijk Orkest, maar hij heeft toen een evenwaardige
betrekking daarvoor gekregen met precies hetzelfde
salaris
De heer Buiel: Het is dus zoo, dat hij toen werd
ontslagen
De Voorzitter... Zijn wachtgeld, dat toen dus eigen
lijk reeds is ingegaan, is tijdelijk buiten werking gesteld
door het verkrijgen van een evenwaardige betrekking
en het komt dus nu, door opheffing van die betrekking,
weer naar voren.
Den heer Vromen kan spr. mededeelen dat van de
belooning per lesuur ook 7 wordt afgetrokken.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Punt 17 (bijlagen nos. 44 en 60). De beraadslagingen
worden geopend.
De heer Hofstra merkt op dat van honden, die welis
waar als waakhond zijn aangegeven, maar die meer
malen op den publieken weg verschijnen, niet 6.
maar 7.50 belasting zal worden geheven. Spr. stuit
daarbij op een kleine moeilijkheid. Deze bepaling schijnt
gemaakt te zijn voor een zekere categorie van luxe
honden. Geldt die verhooging echter niet voor honden,
bedoeld onder art. II, le, wanneer die'op straat komen?
Wel worden die gebruikt voor trekkracht enz. en doen
zij als zoodanig meer nut, maar is het in verband met
de principieele kwestie bij deze belasting, waarbij men
ook denkt aan de bevuiling van de straten en de reini
ging daarvan, wel billijk dat men voor deze honden
niet een bindende bepaling maakt, dat zij niet vrij op
den openbaren weg mogen verschijnen Spr. vraagt
daaromtrent opheldering.
De heer Wiersma zegt dat het wel niet zonder reden
zal zijn dat B, en W. het verschil in tarief voor luxe-
en waakhonden hebben bepaald op slechts 1.50, maar
vraagt of daarvoor zoodanig klemmende redenen zijn,
dat het tarief van 7.50 voor luxe-honden niet nog ver
hoogd kan worden. Spr. wijst op de methode van ver
schillende eigenaren van luxe-honden om bepaalde uit
stapjes met hun beestjes te houden en daarvoor speciaal
de plantsoentjes uit te kiezen, waardoor deze vaak op
een schandelijke wijze worden bevuild. Hij vraagt of
het in verband hiermee niet gewenécht is het tarief voor
luxe-honden nog belangrijk te verhoogen.