140 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 17 Juli 1934. spr. tegen diens benoeming geen enkel bezwaar, maar bij een belangrijk langeren duur wèl. De heer Weima begrijpt er niets meer van. Als Raadslid heeft hij zich bij benoemingen meermalen la ten beïnvloeden door menschen uit den Raad, die hij als meer deskundigen beschouwt en altijd lag dan het zwaartepunt bij de bekwaamheid en deskundigheid van den candidaat. Daarover is hier nu wel eenstemmig heid; unaniem wordt zoowel hier als door B. en W. en in de adviezen gezegd dat no. 1 een zeer bekwaam man is. Nu komt men echter met het bezwaar, dat die man te veel hooi op zijn vork zal nemen. Dat risico blijft echter altijd bestaan, wie er ook benoemd wordt. Als men niet meer alleen naar de bekwaamheid wil zien, waar belanden wij dan? Spr. ziet geen heil in uitstel. De heer Botke (wethouder) heeft de opmerking van den heer Vromen, dat hem gebleken is, dat hier leera ren zijn, die zooveel bijbetrekkingen hebben, dat het onderwijs er onder lijdt, in zijn ooren geknoopt en stelt zich voor daarover t.z.t. een vergadering te beleggen met de directeuren van de verschillenden onderwijs inrichtingen. Spr. hoopt dat de heer Vromen hem dan ook met zijn gegevens ter zijde zal staan. Het voorstel-Vromen om de benoeming aan te hou den, dat wordt ondersteund, wordt met 21 tegen 5 stem men, die van mevrouw Buisman-Blok Wijbrandi en de heeren Oosterhoff, Buiel, Vromen en Hoogland ver worpen. Mevrouw Buisman-Blok Wijbrandi meent, zulks in antwoord op de opmerking van den heer Weima, juist omdat de Inspecteur, sprekende over de bekwaamheid, heeft gezegd dat er onder de dames-sollicitanten uitste kende leerkrachten zijn maar dat die op het oogenblik niet aan de beurt zijn, dat men dan thans bij de leera ren óók niet behoeft te vragen: wie is de bekwaamste, maar dat men bij hen thans ook wel de omstandigheden in aanmerking mag nemen. Een ander bezwaar tegen benoeming van no. 1 is nog dat, wanneer hij in Gronin gen blijft wonen, door Leeuwarden, naar spr. meent, de helft van de reiskosten moeten worden betaald. De heer Vromen zegt, dat hij niet altijd den indruk heeft gekregen, dat juist de groep van den heer Weima altijd alleen op deskundigheid let. De beraadslagingen worden gesloten. De heeren B. Molenaar en Koopal vormen het stem bureau. Benoemd wordt G. A. van Es, voornoemd, met 19 stemmen. Op J. C. Brandt Corstius worden 4 en op mej. Prinsen 2 stemmen uitgebracht, terwijl 1 biljet blanco wordt ingeleverd. Punt 5. De aanbeveling van Burgemeester en Wet houders luidt als volgt: a. vacature J. Brandenburg: 1J. Brandenburg; 2. K. Venema, hoofd O.L. school no. 8b; b. vacature J. A. Feitsma: 1. J. A. Feitsma; 2. C. van Raay, Willemskade 10, c. vacature S .Goedemoed: 1. S. Goedemoed; 2. A. Veldkamp, Groningerstraatweg 65; d. vacature IJ. W. Tijsma: 1IJ. W. Tijsma; 2. R. Visser, Kelders 33; e. vacature R. Th. A. Bisschop: 1. R. Th. A. Bisschop; 2. J. Bijvoets, Groningerstraatweg 24; vacature Dr. A. P. van der Brug: 1. Dr. A. P. van der Brug; 2. G. Duursma, Achter de Hoven 114h. Benoemd worden de eerstaanbevolenen met 25 stem men. Voor alle vacatures wordt 1 biljet blanco ingele verd. Punt 6 (bijlage no. 106). Met algemeene stemmen wordt besloten overeenkomstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Punt 7 (bijlage no. 98). De beraadslagingen worden geopend. De heer Vromen heeft den indruk gekregen, dat het dossier onvolledig is. Een schrijven van 23 Februari van de Baptisten-Gemeente is daar niet bij. Spr. acht het eenigszins twijfelachtig of de Baptisten-Gemeente eigener beweging deze strook grond heeft aangeboden. Is dat misschien ook hier min of meer als eisch gesteld voor het verkrijgen van de bouwvergunning? Spr. heeft n.l. wel eens den indruk gekregen, dat speciaal ten op zichte van overdracht van grond door de gemeente Leeuwarden wel eens eischen worden gesteld bij aan vragen om bouwvergunning, die met die vergunning in geen enkel of zeer los verband staan. Heeft de Baptisten- Gemeente zich alleen tot deze overdracht bereid ver klaard om van het gezeur af te zijn? Zoo ja, dan wilde spr. betoogen, dat dit niet de meest gewenschte toestand is, maar voordat hij daartoe overgaat, vraagt hij eerst nadere inlichtingen, om te weten of zijn visie op de zaak de juiste is. De heer De Boer (wethouder) zegt. dat het niet is gegaan zooals de heer Vromen denkt. Wel is aan de Baptisten-Gemeente te kennen gegeven, dat de rooilijn op een andere plaats moest komen en dat men dus niet mocht bouwen in de lijn van de voorgevels, zooals die op het oogenblik aan het Hoogpad voorkomen. Verder is alles in gezamenlijk overleg gebeurd, geheel zonder dwang en zonder eenige moeite. Tegen het verzoek van de Baptisten-Gemeente om over het strookje grond aan de publieke straat voorloopig de beschikking te houden, totdat de boel daar wordt afgebroken en ver beterd, hadden B. en W. geen bezwaar. Men is alzoo geheel tot overeenstemming gekomen en er is geen sprake geweest van eenigen dwang. De heer Vromen zegt, dat het antwoord van den wethouder hem de zaak absoluut niet duidelijker heeft gemaakt. Onderhandelingen over de rooilijn behoefden er niet te worden gevoerd; bij verzet daartegen had de gemeente de Baptisten-Gemeente zelfs kunnen dwingen. Het eenige waarom het gaat en waarop spr. geen ant woord heeft gekregen is, of het initiatief tot het aan bieden van het overblijvende strookje grond van de Baptisten-Gemeente of van B. en W. is uitgegaan. Als dat laatste het geval is, vreest spr. dat zijn visie op de zaak dichter bij de waarheid is dan de wethouder doet voorkomen. De Voorzitter zegt, dat het initiatief in dezen, zooals uit de stukken blijkt, van de gemeente is uitgegaan, maar daaruit blijkt niet dat er pressie is uitgeoefend Daar wil spr. in het openbaar tegen opkomen. De aan vraag om bouwvergunning was met 3 artikelen van de Bouwverordening in strijd. Als men nu B. en W., door in het openbaar zoo te spreken, kopschuw wil maken van overleg, dan moet men zoo doen; dan schrijven zij voortaan eenvoudig: U voldoet niet aan de Bouwver ordening, en daarmee afgeloopen. Dan kan men altijd zeggen dat B. en W. hun plicht hebben gedaan, maar j ook en terecht dat het misschien óók anders had 1 gekund. Dat doen B. en W. nu; zij hebben er de hee ren op attent gemaakt dat zij niet voldoen aan de Bouw- j verordening, dat zij 2.50 M. uit de as van de straat j moeten bouwen en dat de gemeente het op prijs zou stellen, dat de grond voor den gevel aan de gemeente wordt overgedragen en men had daar geen bezwaar Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 17 Juli 1934. 141 tegen, doch vroeg alleen de beschikking over dat strookje, zoolang het niet wordt gebruikt. Als de heer Vromen zegt, dat óók in dit geval pressie is uitgeoefend, geeft spr. de verzekering, dat B. en W. alleen maar naar aanleiding van aanvragen om bouw vergunning vragen; wilt U dat stuk ook afstaan?, maar dat, als overigens de aanvraag goed is, ook als men ,,neen" zegt, men even goed de vergunning krijgt. De heer Vromen, die blijkbaar twijfelt, moet dan maar komen met een voorbeeld, waarbij wèl pressie is uitgeoefend. De heer Hofstra wil in de tegenover B. en W. ge maakte opmerkingen geen deel hebben. Als B. en W. de vriendelijkheid hebben om op verschillende dingen, die niet in orde zijn, opmerkzaam te maken, zou hij niet graag willen, dat zij daarvan kopschuw werden ge maakt, waardoor die handeling in het vervolg achter wege zou blijven. Hij blijft daarop prijs stellen en wil het zoo zien, dat de betreffende opmerking niet door den Raad maar door één persoon is gemaakt. De heer Vromen wil positief verklaren, dat hem in Leeuwarden één geval bekend is den naam van den betrokkene wil hij wel aan B. en W. mededeelen, maar het is niet noodzakelijk dat in den Raad te doen waarbij de bouwvergunning is getraineerd en gewei gerd en waarbij herhaaldelijk een inspecteur naar den betrokkene is gezonden met de boodschap: als LI dit stuk maar teekent. is de zaak in orde. Eerst nadat die persoon had gedreigd zich tot B. en W. te wenden en daarna dat hij zich tot het Departement zou wenden, is de vergunning gegeven. Spr. wil den naam, indien gewenscht, wel schriftelijk aan B. en W. mededeelen. De Voorzitter: B. en W. stellen het erg op prijs dat U dat nu mondeling doet. De heer Vromen weigert dit. De Voorzitter kan het ontkennen, maar spr. heeft zelf de brieven voor dien persoon opgemaakt en geschreven en hem gezegd: dreig U dan te wenden tot het Departement, als B. en W. niet willen. De heer IJtsma betreurt het, nu de heer Vromen bij een zaak, die geheel in orde blijkt te zijn, de gelegen heid te baat neemt om ten aanzien van iets, waarvan niemand hier weet wanneer het is gebeurd, in bedekte termen in het openbaar het Dagelijksch Bestuur te be schuldigen, dat het zoover zijn boekje is te buiten ge gaan, dat de heer Vromen nu niet rond met de zaak naar voren komt. Opdat het publiek niet de gele genheid krijgt daar allemaal kletspraat bij te voegen, zou spr. het buitengewoon op prijs stellen, dat de heer Vromen in het gemeentebelang den naam noemt. De heer B. Molenaar meent, dat de heer Vromen al eens eerder, ook min of meer onduidelijk, blijkbaar over dezelfde kwestie heeft gesproken en dat hij dus tijd ge noeg heeft gehad om binnenskamers tegenover B. en W. man en paard te noemen. Nu B. en W. hem in het openbaar sommeeren om den naam te noemen en de heer Vromen zich toch blijft stilhouden, moeten de Raadsleden, met alle respect tegenover hun collega, toch wel eenigszins twijfelachtig tegenover diens mede- deelingen staan. Spr. doet daarom een beroep op den heer Vromen om, nu de zaak zoo naar voren is ge bracht, ook man en paard te noemen; de Raadsleden hebben daar nu ook recht op. De heer Vromen herhaalt zijn mededeeling. Het ging hier ook om een paar stukjes grond. Eerst na het schrij ven van twee brieven, een waarin de betrokkene vroeg binnen 3 weken een beslissing te nemen en de laatste, waarin hij deze vroeg binnen 8 dagen, omdat hij zich anders tot het Departement zou wenden, is de bouw vergunning verleend. Als spr. een dergelijke positieve verklaring aflegt, verwacht hij eerst van de tafel van B. en W. de positieve mededeeling, dat dit niet juist is. Het is gebeurd in 1933. Spr. noemt geen naam, om den betrokkene niet in moeilijkheden te brengen, maar als B. en W. zeggen dat het niet juist is, is hij bereid schriftelijk mede te deelen, wie het is. De Voorzitter stelt voor weer terug te keeren tot punt 7. Daarbij zouden B. en W. óók pressie hebben uitgeoefend, m.a.w., er zijn dus meer gevallen. Ten op zichte van één geval is de heer Vromen zeer positief, maar B. en W. vinden het altijd zeer prettig te weten, waarom het gaat. Misschien blijkt achteraf wel dat het buiten B. en W. is omgegaan, vooral, waar de heer Vromen telkens heeft gesproken over Gemeentewerken. Spr. verklaart, dat aan hém althans dat geval niet be kend is. 't ls mogelijk dat het bestaat, maar hij weet het niet. De Raad zit hier echter in openbare zitting, nu de heer Vromen iets beweert moet hij dat ook waar ma ken en niet omgekeerd. Spr, dacht, dat de heer Vromen voldoende gevoel voor recht had, om dat te weten. De heer Vromen zal het B. en W. schriftelijk mede deelen, dan kunnen zij daarnaar informeeren bij den betrokken dienst, waarvoor B. en W. ten slotte ook de verantwoordelijkheid dragen. Spr. wenscht hier geen beschuldigingen aan ambtenaren te doen toekomen; die kunnen zich hier niet verdedigen, maar B. en W. kun nen dat wel. Hoewel, hij meent voldoende zeker te zijn dat, zoo niet met het college, dan toch met den wet houder onderhandelingen zijn gevoerd in denzelfden geest. Spr. zal zijn mededeeling op schrift doen in den vorm van een nota; dan kunnen B. en W. de zaak on derzoeken en kan hij daarop antwoord krijgen. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeenkom stig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. Punten 8 10 (bijlagen nos. 99, 103 en 101). Met al gemeene stemmen wordt besloten overeen komstig de voorstellen van Burgemeester en Wethouders. Punt 11 (bijlage no. 105). De beraadslagingen wor den geopend. De heer Vromen weet niet of dit een bloeiende maat schappij is, maar zij zou dat kunnen worden. Spr. vraagt daarom of het in verband met eventueele mogelijkheid tot verhooging der recognitie niet juist zou zijn om aan de voorwaarden te verbinden, dat jaarlijks een verslag en een verlies- en winstrekening moet worden overge legd. Dan heeft men de officieele gegevens om te be- oordeelen of de concessie niet veel meer moet opbren gen. De Voorzitter zegt, dat het aandeelenkapitaal van deze particuliere maatschappij niet zeer groot is. De zaak kan wel uit, er wordt een behoorlijk dividend uit gekeerd, er wordt behoorlijk afgeschreven en men zorgt voor een behoorlijken loop van zaken, maar deze zaak wordt niet beschouwd als een object, waaraan men wat zou kunnen verdienen, maar de opzet van de exploitatie is eigenlijk om de Oldehove beter tot haar recht te doen komen. Spr. heeft geen bepaald bezwaar tegen het doen opnemen van de genoemde voorwaarde, maar ziet er het nut niet van in, vooral waar de concessie thans weer voor 10 jaar wordt verleend. Mevrouw Buisman-Blok Wijbrandi meent dat er ook een bepaling is, dat, als er geld overblijft, dit wordt uit gekeerd aan liefdadige vereenigingen. De Voorzitter antwoordt, dat dit alleen gebeurt in geval van liquidatie. De heer Vromen heeft voor eenige oogenblikken de vergadering verlaten.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1934 | | pagina 3