144 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 7 Augustus 1934.
overtuigd zijn, dat aan het Merelplein iets moet gebeu
ren. De zorg voor de veiligheid en het verkeer is vol
gens de Gemeentewet aan B. en W.; laat men dus voor
al dergelijke kleinigheden geen praeadvies vragen en
vertrouwen op de goede regeling door B. en W.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het adres wordt in handen van Burgemeester en
Wethouders gesteld ter afdoening.
g. adres van de afd. Leeuwarden van den Alg. Ned.
Stucadoorspatroonsbond betreffende de uitvoering van
stucadoorwerken in de Raadszaal door een Groninger
stucadoorspatroon.
Wordt voorgesteld dit adres voor kennisgeving aan
te nemen.
De Voorzitter kan daaraan namens B. en W. toevoe
gen, dat deze bereid zijn met hetgeen in de laatste alinea
van het adres wordt gevraagd rekening te houden.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Hofstra zegt, dat na deze toevoeging van B.
en W. zijn bezwaren voor het grootste deel zijn ver
vallen; met een voor kennisgeving aannemen zonder
meer had hij zich echter niet kunnen vereenigen. Het is
hem n.l. bij nader onderzoek gebleken, dat deze zaak
niet had behoeven te gaan zooals zij geloopen is en dat,
principieel gezien, B. en W. niet de hand hebben ge
houden aan de herhaalde uitspraak van den Raad, dat,
als er geen bezwaren zijn, in de eerste plaats Leeuwar
ders in aanmerking moeten komen voor de uitvoering
van een werk.
In de tweede plaats meent spr„ na serieus onderzoek,
dat het werk, zooals het thans wordt uitgevoerd, niet
in het belang van de gemeente is, omdat het nu minstens
30 duurder wordt dan wanneer het door Leeuwar
ders was uitgevoerd. De bezwaren, die de wethouder
de vorige vergadering daartegen heeft ontwikkeld, kan
spr. tot zijn spijt niet deelen. Na de toevoeging van B.
en W., dat zij in het vervolg wel degelijk rekening
zullen houden met de Leeuwarders, wil spr. het hier
voorloopig bij laten.
De heer De Boer (wethouder) zegt, dat hij den vori-
gen keer heeft aangetoond, dat het niet opging, dit werk
aan Leeuwarder stucadoors op te dragen. Er is vooraf
een nauwkeurig onderzoek ingesteld en B. en W. staan
nog op hetzelfde standpunt. De mogelijkheid blijft be
staan dat de heer Hofstra, na onderzoek, tot een andere
conclusie komt, maar B. en W. meenen, dat zij op deze
wijze inderdaad het gemeentebelang hebben behartigd.
De heer Hofstra verwacht, als er weer zoon werk
moet worden uitgevoerd, dat men eerst een grondig
onderzoek zal instellen öf dit ook door Leeuwarders
kan gebeuren. Hij heeft persoonlijk de overtuiging, dat
dit wèl kan.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het adres wordt voor kennisgeving aangenomen.
h. adres van de Alg. Vereeniging voor bloembollen
cultuur te Haarlem om voor een door haar in 1935 te
houden tentoonstelling een subsidie te verleenen.
Met algemeene stemmen wordt besloten dit adres af
te wijzen.
Punt 3. Met algemeene stemmen wordt besloten over
eenkomstig het voorstel van Burgemeester en
Wethouders.
Punt 4. De aanbevelingen van Burgemeester en Wet
houders luiden als volgt:
I. voor directeur: M. Steunebrink;
II. voor
a. leeraren in Nederlandsch: J. G. Groot-
hoff en R. van der Noord;
b. leeraren in Duitsch: C. Vermeer, H.
Smedes en J. Leffertstra;
c. leeraren in Engelsch: M. Steunebrink en
P. Brommer;
d. leeraar in stenografie en machineschrij-
ven: W. Röben;
e. leeraren in boekhouden, handelsrekenen
en handelsrecht: H. Valkema, P. P. Heij-
neker en J. H. de Jager;
f. leeraar in boekhouden en handelsreke
nen: S. Postuma.
De beraadslagingen worden geopend.
Mevrouw Buisman-Blok Wijbrandi herhaalt het
reeds het vorige jaar door haar geuite bezwaar, dat
voor deze, zij het kleine, betrekkingen menschen wor
den benoemd, die allen reeds een volledige betrekking
hebben. De wethouder heeft haar toen toegevoegd, dat
men, als het anders werd gedaan, aan deze school alle
maal onervaren krachten zou krijgen. Spr. geeft dit toe,
maar zij verwijst naar wat daaromtrent door den wet
houder ten aanzien van het l.o. in het voorstel sub 10
(bijlage no. 110, pag. 227, 7e alinea, eerste zin) wordt
gezegd.
Bij de methode, die hier wordt toegepast, komen de
jonge leerkrachten in een vicieuzen cirkel; zij worden
niet benoemd, omdat zij geen ervaring hebben en zij
krijgen geen ervaring, omdat zij niet benoemd worden
Er moet in dezen tijd zooveel worden geschikt, laten wij
het er dus op wagen jonge leerkrachten te benoemen,
ook al wordt het onderwijs daardoor dan iets minder
goed. Ook bij het lager en het nijverheidsonderwijs
heeft men ondervonden, dat het onderwijs door jonge
leerkrachten in de practijk heel goed kan voldoen. Spr.
wil graag antwoord, waarom hier weer op dezelfde
wijze de aanbeveling is gedaan.
De heer Buiel vraagt, of men er hierbij ook aan ge
dacht heeft dat leerkrachten, die volgens het straks te
behandelen voorstel omtrent de Meisjes-H.B.S. minder
lesuren zullen krijgen, aan de lagere avondhandels
school benoemd zouden kunnen worden.
De heer Vromen steunt de gedachte van mevrouw
Buisman, welke z.i., nu ook bij het onderwijs zoowel
pas afgestudeerden als menschen, die reeds een be
trekking hebben gehad, steeds meer op de keien komen,
ernstige overweging verdient. Het lijkt hem niet juist,
dat de Overheid maar zonder meer in de oude sleur
doorgaat. Als B. en W. er geen ernstig bezwaar tegen
hebben, geeft spr. in overweging, dat zij deze aanbeve
ling terugnemen en zich ernstig beraden of zij met een
nieuwe of met dezelfde aanbeveling bij den Raad terug
zullen komen.
De heer Botke (wethouder) heeft mevrouw Buisman
verleden jaar reeds geantwoord, dat het zoo buitenge
woon moeilijk is om menschen te vinden, die overdag
geen betrekking hebben en die in staat zijn dit onder
wijs te geven. Spr. ziet daartoe op het oogenblik ook
geen kans. Mevrouw Buisman zal het er toch mee eens
zijn, dat aan zoo n school met leerlingen van 13 tot 18
jaar leerkrachten voor de klas moeten staan, die alles
zins bekwaam zijn dat onderwijs te geven. Het is dan
ook absoluut onmogelijk om b.v. kweekelingen met akte.
waaraan misschien een oogenblik gedacht is, in die
school voor de klas te zetten. Ook ten aanzien van de 7e
en 8e leerjaarscholen wordt dat niet voorgesteld. Spr.
heeft in de 2 jaar, die hij wethouder van Ónderwijs is,
reeds ondervonden, dat men met menschen die buiten
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 7 Augustus 1934. 145
gewoon bekwaam waren, maar die geen routine hadden
in het geven van onderwijs, absoluut verkeerd uitkwam.
Al hebben de aanbevolen leeraren reeds een goed in
komen, het belang van de school en dat van de kin
deren, die het voor hun verder leven met dit onderwijs
moeten doen, moet hier voorgaan. Spr. ontraadt dan
ook ten sterkste de aanbeveling terug te zenden naar
B. en W.; hij acht het voor het verkrijgen van goede
resultaten absoluut noodzakelijk weer met deze aan-
bevolenen in zee te gaan.
Den heer Buiel antwoordt spr. dat het hier geheel
ander onderwijs betreft als bij de Meisjes-H.B.S. Hij
memoreert de door de Commissie voor het M.O. be
raamde middelen om de leeraressen aan die school aan
andere inrichtingen ook dienst te laten doen en ver
moedt, dat geen van die dames eventueel voor een
betrekking bij de lagere avondhandelsschool zou solli-
citeeren, nog afgezien van de vraag, of zij daarvoor
geschikt zouden zijn.
Mevrouw Buisman-Blok Wijbrandi heeft niet be
paald kweekelingen met akte op het oog gehad, maar
deze alleen aangehaald, om te demonstreeren, dat de
wethouder van Onderwijs ten aanzien van het plaat
sen van kweekelingen met akte op de lagere school ter
vervanging van boventallige onderwijzers op hetzelfde
standpunt staat als zij. Spr. gelooft, dat er ook wel
andere leerkrachten zijn, die deze betrekkingen wel
graag willen vervullen; de wethouder zegt wel dat die
er niet zijn. maar hij geeft geen bewijzen. Spr. dient,
te zamen met den heer Vromen, het volgende voorstel
in
,,Ondergeteekenden stellen voor de voordracht
terug te nemen en te komen met een andere voor
dracht, zooveel mogelijk steunende op het beginsel
tot benoeming van onderwijskrachten, die geen
volledige betrekking vervullen."
De heer Wiersma gevoelt in principe wel iets voor
het voorstel van mevrouw Buisman. Aan den anderen
kant acht hij het betoog van den wethouder vrij klem
mend, maar omdat deze heeft gezegd dat, voor zoover
hij er thans over kan oordeelen, het moeilijk zal zijn om
andere leerkrachten te vinden, waaruit volgt, dat de
wethouder de zaak dus niet als zoodanig heeft onder
zocht, meent spr. het voorstel-Buisman te moeten
steunen.
De heer Buiel meent in het belang van het personeel
nog te moeten opmerken, dat het voorstel-Buisman, dat
op zichzelf nog zoo kwaad niet is, voor het personeel,
dat meer dan 2 jaar tijdelijk werkzaam is, pensioenver-
lies tot gevolg zou hebben.
Mevrouw Van Dijk-Smit verwacht, dat de door den
heer Buiel aanbevolen benoeming van leerkrachten
van de Meisjes-H.B.S. niet mogelijk is, omdat zij meent
dat leeraren met alleen een akte M.O. niet bij het lager
onderwijs les mogen geven.
De heer Buiel wijst er op dat in de stukken staat, dat
verschillende van die leerkrachten in het bezit zijn van
de onderwijzersakte.
De heer Botke (wethouder) meent in het uitspreken
van zijn overtuiging, dat hier eigenlijk geen menschen
zijn te vinden, die geen dagtaak hebben en die ge
schikt zijn voor dit onderwijs, tamelijk positief te zijn
geweest. De leerkrachten, die minder lesuren krijgen
bij de Meisjes-H.B.S., zullen gedeeltelijk bij de gem.
H.B.S. en bij het Gymnasium in dienst worden gesteld
en andere onderwijskrachten, met wie een behoorlijk
resultaat kan worden bereikt, zijn hier niet te vinden.
Het is al moeilijk om hier in de stad wachtgelders als
gewone vervangers te vinden, gelijk spr. aantoont. Hij
blijft bij het voorstel van B. en W.; de benoeming kan
worden uitgesteld, maar het resultaat zal hetzelfde
blijven.
Mevrouw Buisman-Blok Wijbrandi zegt, dat men
toch ook sollicitanten kan oproepen in plaats van maar
stilzwijgend met dezelfde krachten door te gaan. B. en
W. kunnen in elk geval de mogelijkheid onder de oogen
zien om met een andere aanbeveling te komen.
De Voorzitter zegt, dat wat de heer Botke heeft ge
zegd, inderdaad juist is. Eenige jaren geleden heeft men
hier zelfs nog veel moeite gehad om een leerkracht te
krijgen voor Duitsch en is daarvoor iemand uit Sneek
benoemd. Van het heen en weer reizen heeft men echter
gauw genoeg. Is er een vacature, dan is er hier in den
regel slechts één beschikbaar, hoogstens twee. Jonge
krachten met taaiakten zijn er betrekkelijk weinig.
Het betreft hier een buitengewoon groote school,
die uitstekend floreert. Spr. gelooft, dat men met het
benoemen van allemaal tijdelijke leerkrachten, die al
leen in de avonduren als zoodanig fungeeren, gesteld
dat dit mogelijk was, het onderwijs zeer ernstig zou
benadeelen. Men moet ook de billijkheid betrachten.
De benoeming is tot nu toe steeds tijdelijk geweest, om
dat er t.a.v. deze school reeds jaren lang een reorgani
satie is voorgenomen; was dat niet het geval, dan waren
deze krachten reeds lang vast benoemd. Het zijn dus
practisch gesproken vaste betrekkingen. Deze menschen
hebben zich daarvoor 4 avonden in de week steeds veel
opofferingen getroost, want voor het lesgeven aan der
gelijke zware klassen wordt wel iets geëischt.
Een benoeming van personeel van de middelbare
scholen aan de lagere avondhandelsschool uit bezuini
gingsoverwegingen, zooals de heer Buiel bedoelde, kan
wel worden uitgeschakeld, omdat deze uren toch apart
zullen moeten worden beloond en niet zullen vallen
onder de garantie-uren van dit personeel. Hier geldt
dan hetzelfde bezwaar, dat mevrouw Buisman heeft.
Mevrouw Buisman-Blok Wijbrandi acht het feit, dat
dit lesgeven zwaar werk is, geen motief om niet anderen
te benoemen, vooral omdat de meeste leerkrachten, die
worden aanbevolen, al een zware dagtaak achter den
rug hebben. Niemand dwingt hen trouwens om dit te
doen, zij doen het uit vrijen wil. Bovendien, de redactie
van het voorstel luidt: „zooveel mogelijk steunende op
het beginsel" om aan werklooze onderwijskrachten werk
te verschaffen...
De heer De Boer, (wethouder): Wijst U dan die
werkloozen eens aan!
Mevrouw Buisman-Blok Wijbrandi... Laat men het
dan eens probeeren, er is nog nooit een advertentie ge
plaatst. Laat men zich wenden tot het bureau voor
werklooze leerkrachten in Amsterdam. Spr. acht het
niet noodig om bepaald leerkrachten hier in Leeuwar
den te zoeken en weet, dat velen van buiten de stad
I wel graag voor zoo'n halve betrekking naar hier zullen
komen om aan 't werk te komen. Kan men niet allemaal
van die leerkrachten krijgen, laten B. en W. dan toch
zooveel mogelijk ernstig onder de oogen zien om aan
spr.'s wensch, die zij ook het vorig jaar heeft geuit,
tegemoet te komen.
De heer Muller wijst er op dat het voorstel van me
vrouw Buisman aanstonds wel een dankbaar gehoor
zal vinden bij het publiek, omdat daar wel een goede
klank in zit, maar dat daaraan deze zeer gevaarlijke
en bedriegelijke kant zit, dat die leerkrachten niet kun
nen waarborgen, dat zij den geheelen cursus aan de
school verbonden zullen blijven. Door een benoeming
elders zullen zij na 4 of 6 weken de school reeds weer
vaarwel kunnen zeggen, wat niet in het belang is van