148 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 7 Augustus 1934.
gemeenten komt, daarvan nog 9 millioen moet worden
betaald voor boventallige onderwijzers. Waar ook vele
minder gegoeden daaraan moeten bijdragen, zal elk
verstandig mensch tot de conclusie komen, dat in den
nood der tijden deze maaregelen moeten worden ge
nomen. Komen er betere tijden, dan komen er ook weer
betere maatregelen.
Juridisch bekeken is het standpunt t.o.v. de boven
tallige onderwijzers ook niet kauscher. De wet geeft
zelf zekere normen, die, naar wij mogen aannemen,
waarborgen geven voor goed en degelijk onderwijs. Is
het dan wel juist, dat de gemeentelijke overheid in de
zen de Rijksoverheid gaat corrigeeren? Is er niet nog
een derde uitweg door, wanneer op den duur blijkt
dat de zaak minder goed werkt, zoowel bij het open
baar als bij het bijzonder onderwijs het particulier ini
tiatief wat meer ruimte te geven en dus niet ten laste
van de gemeente boventallige onderwijzers aan te stel
len? Dan zal kunnen blijken wat er waar is van de
liefde voor het onderwijs.
Spr. zou nog graag ter sprake willen brengen het ont
slag van een onderwijzeres, waaraan, naar hem is ge
bleken, moeilijkheden zijn verbonden. Hij staat echter
ook op het standpunt, dat gehuwde onderwijzeressen,
wier man een bron van inkomsten heeft, het eerst moe
ten worden ontslagen. Omdat hij en anderen t.o.v. die
zaak nog niet voldoende zijn ingelicht, vraagt spr.
daartoe een besloten vergadering.
De Raad maakt daartegen geen bezwaar.
De Voorzitter doet de deuren sluiten, waarna in be
sloten vergadering wordt overgegaan.
De openbare vergadering wordt heropend.
De heer Terpstra heeft begrepen, dat het de bedoe
ling is, de boventallige onderwijzers af te schaffen aan
de 6-klassige scholen, maar ze te behouden aan de
centrale en u.l.o. scholen. Hij vraagt of deze tweeslach
tige afschaffing op den duur geen moeilijkheden kan
geven in verband met de belofte van de besturen der
bijzondere scholen dat zij zullen meewerken.
Na met het voorstel tot opheffing van school 8 te
hebben gedemonstreerd, hoe snel de schoolbevolking
kan verloopen. vraagt spr., aan welke scholen de eerste
klassen zijn afgeschaft, waar kleine eerste klassen zijn
gevormd en hoe groot die klassen zijn aan alle open
bare scholen. Verder vraagt hij, of de conclusie onder
I van het voorstel wel juist is en of deze niet zoodanig
moet worden aangevuld, dat er staat: Burgemeester en
Wethouders te machtigen aan kweekelingen met akte,
die tot de 6-klassige openbare scholen voor lager onder
wijs zijn toegelaten"... enz.
De heer Botke (wethouder) heeft natuurlijk ook niet
met liefde aan deze zaak meegewerkt; bij de begroo
ting heeft hij uitvoerig als zijn standpunt uiteengezet,
dat het noodzakelijk was de boventallige onderwijzers
in Leeuwarden te behouden, zoo lang dat eenigszins
mogelijk was. Nadat echter in den loop van den zomer
bleek, dat de toestand van de gemeentefinanciën eigen
lijk niet toeliet om een bedrag van 75.000.in totaal
voor boventallige onderwijzers te blijven voteeren en
er dus op bezuinigd moest worden, is gedacht aan het
elders reeds ingevoerde en reeds door B. en W. be
studeerde instituut van het aanstellen van kweekelingen
met akte. B. en W. waren van oordeel, dat onder de
talrijke kweekelingen met akte, die hier in de omgeving
zijn en waarvan verschillende reeds eenige routine
hebben gekregen, er voldoende zullen zijn, die hier goed
werk kunnen leveren en waarmee het onderwijs nog
behoorlijk voortgang zal kunnen hebben. Afschaffing
van de boventallige onderwijzers zonder meer zou ech
ter absoluut funest zijn. Bij klassen van 45 en meer
leerlingen zal het beheerschen van de klas zeer moeilijk
zijn en van opvoeden zal zeer zeker niet veel meer te
recht komen; dan wordt de onderwijzer alleen een dril
ler en instructeur.
Voor de centrale 7e en 8e leerjaarscholen wordt het
instituut kweekelingen met akte niet voorgesteld, omdat
B. en W. meenen dat kweekelingen met akte voor dit
onderwijs, waarmee de kinderen de wereld moeten in
gaan, niet voldoende routine hebben. Hetzelfde geldt
voor de groote u.l.o.-school met 16 klassen, waarvan het
hoofd zelf ook nog eenige lessen geeft. Schakelt men
daar de boventallige onderwijzers uit. dan zal het
hoofd, die toch ook al dikwijls moet invallen en die ook
voor correctie enz. tijd noodig heeft, ten allen tijde
voor de klas moeten staan.
Op de vraag van den heer Terpstra omtrent even-
tueele moeilijkheden met de besturen van bijzondere
scholen antwoordt spr., dat deze in de toekomst ver
moedelijk geen recht zullen hebben op boventallige
onderwijzers, omdat de klassendeeler te hoog wordt.
Hij verwacht overigens naar aanleiding van de verga
dering, die hij met de schoolbesturen heeft gehad, van
hen een royale medewerking. Zij kunnen echter, omdat
zij hun onderwijzers met 6 maanden moeten opzeggen,
niet eerder dan 1 Maart de boventallige afschaffen.
Spr. doet mededeeling van de wetswijziging, waarbij
is bepaald, dat ook aan kweekelingen met akte zelf
standig werk kan worden opgedragen; deze moeten dan
volgens dat artikel door het hoofd der school worden
aangesteld. Spr. deelt mede hoe, na bespreking met de
hoofden der scholen, is overeengekomen, dat in over
leg met en na goedkeuring van B. en W. de kweeke
lingen zullen worden aangesteld, waarna door B. en W.
dan de 600.per jaar, waarvoor zij hierbij machti
ging vragen, zal worden uitbetaald. Spr. vreest in dit
verband geen moeilijkheden.
Met den heer Terpstra is spr. het niet eens, dat wij
niet goed doen de Regeering niet te volgen op den weg.
welke zij t.a.v. het aantal kinderen per klas voorschrijft.
Dan zou de meerderheid van de Staten-Generaal heb
ben moeten zeggen dat van boventallige onderwijzers
geen sprake mag zijn en dat heeft men gelukkig toch
niet aangedurfd.
Het door den heer Vromen bedoelde systeem heeft
spr.'s volle aandacht gehad. Den Minister kan het
niets schelen, dat wachtgelders als kweekelingen met
akte worden aangesteld, maar hij geeft niet de zeker
heid, dat zij een tijdlang als zoodanig in dienst zullen
blijven, of er moet, volgens een bepaald vaktijdschrift
door de gemeente minstens 1000.worden betaald
ten behoeve van 's Rijks kas. Waar, zooals spr. aan
toont, het aantal wachtgelders in deze omgeving niet
groot is en er, ook volgens inlichtingen van den In
specteur, vrij groote zekerheid bestaat, dat de wacht
gelders heel spoedig door andere gemeenten zullen
worden gevraagd, is het voor het onderwijs onge-
wenscht, hen als kweekeling met akte aan te stellen,
omdat misschien reeds na 14 dagen het verband met de
school weer zal worden verbroken. Bovendien is het
ook voor de wachtgelders zelf beter, dat zij dienst doen
in verschillende gemeenten, dan dat zij hier als kwee
keling met akte worden aangesteld, omdat die laatste
tijd niet meetelt als diensttijd en soms één maand min
der diensttijd den doorslag kan geven bij het op wacht
geld stellen. Voor hen is het van belang, zoo gauw
mogelijk weer een vaste betrekking te krijgen. Het is
echter de plicht van de gemeente dat zij, wanneer zij
hier goed hebben voldaan, bij komende vacatures in
de toekomst in de eerste plaats in de gelegenheid wor
den gesteld om hier terug te keeren.
Spr. geeft de cijfers van de aantallen leerlingen in
de eerste klassen, zooals die zouden luiden, indien de
529 kinderen, die zijn aangegeven, volgens den wensch
van de ouders werden geplaatst. Waar die cijfers va-
rieeren tusschen 24 en 55 leerlingen per klas, zal er een
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 7 Augustus 1934. 149
overheveling van de eene naar de andere school moe
ten plaats hebben, waarbij dan evenwel nog zooveel
mogelijk met de wenschen van de ouders zal worden
rekening gehouden. Dan zullen de cijfers varieeren
tusschen 33 en 40.
Spr. geeft vervolgens een uitvoerige verklaring van
de opheffing van school 8a, die mede een gevolg is
van verhuizing van de binnenstad naar de buitenwijken.
Spr. had zelfs voorzien, dat er in het Westen der stad
een derde school zou groeien, doch dit is thans nog niet
het geval. In het belang van het onderwijs werd het
beter geacht school 8a op te heffen en bij school 15 een
parallelklas te vormen.
Op veel van wat de heer Terpstra heeft genoemd
zal spr. thans niet ingaan, omdat dit thuis hoort bij de
algemeene beschouwingen bij de begrooting.
De heer Terpstra is voor het grootste deel bevredigd,
maar constateert dankbaar, dat de wethouder heeft
erkend, dat hier aan een bepaalde school een ambulant
hoofd is. Spr. heeft zich daarover echter wel verwon
derd, waar de wethouder zelf vroeger hard heeft mee
gewerkt om de ambulante hoofden af te schaffen.
De heer Botke (wethouder): De heer Andriessen is
geen ambulant hoofd; hij geeft zelf een aantal uren les.
Dat heb ik zoo pas ook al gezegd.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Punt 11 (bijlage nó. 108). De beraadslagingen wor
den geopend.
De heer Feitsma meent, als kleinst mogelijke minder
heid in de commissie, dat de voorgestelde bezuiniging
niet afdoende is. Principieel wil men op dezelfde wijze
doorgaan, terwijl men met een kleine toelage aan het
bijzonder bewaarschoolonderwijs nergens meer afwij
zend daar tegenover staat dan hier. Men dient gelijk
recht voor allen toe te passen.
De scholen zijn ook te veel geperfectionneerd en
daardoor te duur. Omdat spr. ze slechts ziet als een
gelegenheid om de ouders van de zorg en last van de
kinderen te ontheffen, dient er z.i. niet zooveel geld
voor te worden uitgegeven. Doordat er nu moet wor
den afgebroken, verliezen de scholen haar algemeen
karakter als volksschool; er zit geen groei en geen
perspectief meer in, zoodat ze een kwijnend bestaan
zullen lijden. Daarom moet de gemeente zich terug
trekken. Alles dwingt tot soberheid en het is ontoe
laatbaar zooveel geld uit te geven aan een instelling,
die zoo weinig nut afwerpt in verhouding tot de kosten.
Indien zij dat wenschen, kunnen de ouders zelf de
scholen in stand houden, desnoods met een klein sub
sidie van de gemeente. Dan heeft men meer vrijheid
van beweging en zullen de scholen misschien op een
voudige wijze meer doeltreffend haar taak vervullen.
Spr. dient, mede namens den heer Terpstra. het volgen
de voorstel in
,,De Raad, overwegende dat bezuiniging op het
Bewaarschoolonderwijs gewenscht en mogelijk is,
door het Bewaarschoolonderwijs geleidelijk op te
heffen en het initiatief in dezen geheel aan parti
culieren over te laten met een matige subsidie van
gemeentewege, noodigt B. en W. uit met voorstel
len in dien geest te komen.'
De heer Terpstra kwam bij het lezen van dit voor
stel tot de conclusie, dat dit college wil vasthouden
aan de oud-liberale ideeën, die zooveel kwaad hebben
gesticht. Had de liberale partij indertijd haar beteekenis
verstaan, dan zouden wij een geheel andere constellatie
hebben, al hebben de liberalen van tegenwoordig, met
uitzondering van enkelen, veel geleerd.
Gezien de groepen, welke dit college vertegenwoor
digt, verbaast het spr., dat het met een dergelijk voor
stel durft komen. De Vrijz. Dem. heeft al een aardige
transformatie ondergaan, maar schijnbaar nog niet ge
noeg, de twee Soc. Dem. hebben altijd den mond vol
over vrijheid, maar beperken die uitsluitend tot zich
zelf en den Katholiek begrijpt spr. heelemaal niet. De
Katholieken, waarvan er één in het college en één in de
commissie zit, bewijzen, doordat zij zelf bijzondere be
waarscholen gaan stichten, toch metterdaad, dat hun
bewering, dat het onderwijs op de bewaarscholen over-
heidsplicht is, niet juist is. Dat dit dogma in strijd is met
de practijk, bewijzen ook de officieele verslagen, waarin
staat, dat er 273 openbare bewaarscholen zijn met
70.000 kinderen en 1512 bijzondere waarvan ruim
360 Protestantsche, 900 Roomsch-Kath. en 260 neutrale
bijzondere met 140.000 kinderen.
Maar zelfs aangenomen dat het wél gemeenteplicht
is, dan bestaat die plicht toch niet voor een bepaald
deel van de Leeuwarders, maar moet men dit onderwijs
voor allen mogelijk maken. In tegenstelling met hon
derden andere gemeenten zet men echter in Leeuwarden
den trog zoo hoog, dat niemand er bij kan; men geeft
hier 600.voor 40 leerlingen. Zelfs in vergelijking
met Sneek, dat 25.per leerling geeft, is dus het
college en de Raad van Leeuwarden bijzonder conser
vatief.
Spr. voelt het voorstel van B. en W. als een politieke
spons, doordrenkt met oud-liberale ideeën, die zelfs de
gereorganiseerde en gemetamorphoseerde Vrijheidsbond
niet voor haar rekening zal durven nemen. Spr. gaat
nog nader in op zijn bewering, dat Leeuwarden buiten
gewoon achterlijk is in het geven van subsidie aan
eventueele bijzondere scholen en noemt enkele ge
meenten, waar meer wordt gegeven. B. en W. verstaan
ook de teekenen des tijds niet; reeds in 1929 en in 1931
heeft men in andere plaatsen in het belang van de
gemeentefinanciën de gemeentelijke bewaarscholen af
geschaft, waardoor meer de rechtvaardigheid is be
tracht. De uitspraken van de bewaarschoolcommissie
van 1929 en 1934 zijn lijnrecht met elkaar in strijd;
toen was er geen bezuiniging mogelijk, nu wel hoe
wel onvoldoende toen staken de tractementen niet
uit boven die in andere gemeenten, nu wel en zijn ze
zelfs hooger dan die bij het l.o. Dat laatste vooral acht
spr. als oud-onderwijzer een groote onrechtvaardigheid,
omdat de programma-eischen zooveel verschillen.
Is het wel democratisch, dat ten aanzien van de
uniforme korting van 15 alleen overleg is gepleegd
met de hoofdonderwijzeressen en hebben dezen daar
over ook nog overleg gepleegd met het lagere personeel?
Spr. citeert de uitspraak van een inspectrice van het
bewaarschoolonderwijs in 1929, waarin deze zegt, dat
gelukkig met de meer dan noodige bezuiniging in vele
plaatsen is begonnen en dat scholenbouw in tal van
plaatsen geldverspilling is. Spr. weet het nut van het
bewaarschoolonderwijs op prijs te stellen, niet op een
te lagen, maar ook niet op een te hoogen prijs. Met de
kosten daarvan in Leeuwarden bijna 90.000.
acht spr. echter de absolute grens overschreden, ter
wijl ze ook relatief in verhouding tot de inkomsten
I en uitgaven van Leeuwarden en tot de kosten van
andere scholen -veel te hoog zijn.
De voorgestelde bezuinigingen beschouwt spr. als
lapmiddelen. 50 verhooging van het schoolgeld, dat
thans nog geen 3000.opbrengt, zou 1500.meer
doen verwachten, maar de commissie stelt dit bedrag
voorzichtigheidshalve maar op 1000.
De heer Botke (wethouder): Omdat er minder leer
lingen komen.
1 De heer Terpstra geeft dat toe, maar daardoor kan