152 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 7 Augustus 1934.
jaarverslag over 1930 over het onderwijs, dat onder
auspiciën van Min. Terpstra is tot stand gekomen. In
Huizum, waar thans in plaats van gemeentelijke parti
culiere bewaarscholen zijn, ondergebracht in de ge
meentegebouwen, moet thans bij een inkomen van
901.al 8.schoolgeld worden betaald en bij
1251.— inkomen al 10.Waar in Leeuwarden een
groot aantal menschen met een inkomen van minder
dan 800.hun kinderen naar de bewaarscholen
zenden, zonder dat zij schoolgeld behoeven te betalen,
zouden juist die menschen, voor wie het zoo hoog
noodig is, hun kinderen daar niet meer naar toe kunnen
sturen.
Als de andere gezindten hun kinderen naar de open
bare bewaarschool sturen, zullen zij zien, dat de kin
deren daar niets verkeerds leeren, maar er worden op
gevoed tot goede menschen
De heer Wiersma: Waar moet het naar toe, als wij
ook allen onze kinderen naar die 6 scholen sturen
De heer Botke (wethouder) zegt, dat men er dan
over zou kunnen denken om er meer scholen bij te
bouwen. Het blijkt echter, dat verschillende ouders van
de richting van den heer Wiersma ze er al heen sturen.
Wanneer hier nu de kosten van 80.000.in
1932 90.000.worden teruggebracht tot
65.000.—, dan vindt spr. dat geen lapmiddel maar
een belangrijke bezuiniging. Waar de scholen voor tal
van ouders en kinderen van zooveel nut zijn, dient de
Raad dit voorstel te aanvaarden.
In de commissie was een minderheid, die de eerste
klas van den cursus voor bewaarschoolonderwijzeressen
wilde laten bestaan, en ook het college stond op dat
standpunt, als er voldoende aangifte was, maar deze
is zoo gering, dat de eerste klas kan worden opge
heven. Dit geeft ook eenige bezuiniging. Overigens kost
de cursus op het oogenblik zeer weinig, n.l. ruim
1300.
Spr. meent hiermee te kunnen volstaan en verwijst
verder naar den Raadsbrief en het rapport.
De Voorzitter doet mededeeling van het voorstel
van de heeren Feitsma en Terpstra.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi wijst er nog
eens met nadruk op, dat het hier alleen gaat om bezui
niging; de heeren geven echter bij hun voorstel niet
één cijfer, we weten dus heelemaal niet of dit wel be
zuiniging geeft. Het wachtgeld van de 19 onderwijze
ressen zou gedurende de eerste 5, 10 of 20 jaren zeker
een bedrag vorderen van 30.000.per jaar en een
subsidie van 600.per kias wel het allerminste
zou bij 30 klassen thans blijven er 19, maar dit aantal
zou dan zeker veel grooter worden ten minste
18.000.per jaar vragen. Men weet dus bij ophef
fing wel waar men begint, maar niet waar men eindigt.
Een regeling, zooals in Groningen, waar 80 a 90
subsidie wordt gegeven, is geen bezuiniging. Hier
wordt echter 15 mille bezuinigd, terwijl men daarbij
houdt wat men heeft. Spr. beschouwt de bewaarscholen
niet als een instituut ter vergemakkelijking van het
leven van de moeders, maar als een ter verbetering
van het karakter van het kind, in de periode, die het
meest belangrijk is voor de vorming van dat karakter.
Ook ter voorkoming van ongelukken, vooral in den
tegenwoordigen tijd, zijn deze scholen, bij gebrek aan
goede speelplaatsen voor de kleine kinderen, nood
zakelijk en waar ze hier buitengewoon goed zijn, laat
de gemeente ze daar in het belang van de kinderen
houden. Is er werkelijk behoefte aan bijzondere bewaar
scholen, laat men die dan oprichten; spr. had dat jaren
geleden al verwacht. De Katholieke school heeft be
wezen dat het kan.
In 1929 heeft de commissie gezegd, dat bij dezelfde
inrichting van de scholen geen bezuiniging mogelijk was.
maar nu komt er een andere inrichting, die een bezuini
ging geeft van 6 leerkrachten. Dat is toch werkelijk de
moeite waard. Spr. drukt den leden ernstig op het hart
de gemeentelijke bewaarscholen niet den hals om te
draaien. Er steekt hier ook een addertje onder het gras.
zooals zij vroeger ook al heeft gezegd; 't gaat niet om
de groote uitgaven, maar eerder om opheffing, opdat
alle scholen, ook Protestantsche, een hooger subsidie
zullen krijgen. Spr. hoopt niet dat men daar in zal
loopen. Zij beschouwt het als een plicht van de Over
heid om den kinderen dit onderwijs te geven; wil men
andere scholen oprichten, goed, maar laat men er niet
aan meewerken de openbare bewaarscholen te bederven.
De heer Westra (wethouder) meent, waar de wet
houder van Onderwijs meer als partijman in den
goeden zin dan als vertegenwoordiger van het col
lege heeft gesproken, even te moeten ingaan op de
woorden van den heer Terpstra, die een soort dualisme
meende te ontdekken bij den Katholieken wethouder.
Spr. kan zich niet geheel stellen achter de redeneering
van den wethouder van Onderwijs, dat het openbaar
onderwijs zooveel beter zou wezen en dat er eigenlijk
geen plaats is voor het bijzonder bewaarschoolonder-
wijs. In 1929 heeft hij er, evenals de heer Hettinga
thans, ook als Raadslid op gewezen, dat de Katholieke
bewaarscholen bewezen, dat de godsdienst ook ten op
zichte van de opvoeding van kleine kinderen van be
langrijke beteekenis is.
Als wethouder heeft spr. zich uitsluitend op het
standpunt gesteld, dat het hem gewenscht voorkomt,
dat er in Leeuwarden in het algemeen voldoende be-
waarschoolonderwijs gegeven wordt voor alle kinderen
en dat dit bij opheffing van het openbaar bewaarschool-
onderwijs in de gegeven omstandigheden niet voldoende
verzekerd blijft. Bovendien gaat het hier speciaal om
bezuiniging op dat onderwijs en meent hij, dat er mét
behoud van dit onderwijs meer bezuinigd zal worden
dan door opheffing. Spr. kan zich dus geheel achter
den Raadsbrief stellen, zonder zich echter te stellen
achter hetgeen door den wethouder van Onderwijs om
trent de gewenschtheid van het openbaar onderwijs is
gezegd. Ten opzichte van wat deze heeft gezegd over
het geneeskundig onderzoek op de openbare scholen,
merkt spr. op, dat de Katholieke bewaarscholen even
goed van de diensten van den schoolarts gebruik
maken.
De Voorzitter stelt voor de discussies te sluiten.
De heer Wiersma heeft daar ernstig bezwaar tegen
in verband met de scherpe verdachtmakingen, die hier
aan hun adres zijn gemaakt.
De heer Terpstra acht het geen manier, waarop de
heer Vromen hem heeft bestreden.
De Voorzitter meent dat men, door daar verder over
te spreken, den verkeerden kant uitgaat. Spr. hand
haaft zijn voorstel en brengt dit in stemming.
De heeren Vromen en Balk hebben intusschen de
vergadering verlaten.
Het voorstel van den Voorzitter wordt met 16 tegen
10 stemmen, die van de heeren Buiel, Van der Schoot.
Muller, Hofstra, Wiersma, Feitsma, Terpstra, Het
tinga, Stobbe en Weima, aangenomen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel van de heeren Feitsma en Terpstra
wordt met 18 tegen 8 stemmen, die van de heeren
Van der Schoot, Hofstra, Wiersma, Feitsma, Terpstra.
Hettinga, Stobbe en Weima, verworpen.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 7 Augustus 1934. 153
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Punt 12 (bijlage no. 112). De beraadslagingen wor
den geopend.
De heer Oosterhoff heeft zich over den inhoud van
dit praeadvies ten zeerste verblijd; spr. kan echter het
denkbeeld om de schoolgelden te verhoogen niet vol
komen beoordeelen, als hij niet weet hoe B. en W.
zich die verhooging denken. Hij acht een verhooging
daarvan met 6000.een illusie, omdat dit z. i. zou
beteekenen een verhooging van de bestaande school
gelden met 70 Dan zou de vermindering van het
nadeelig saldo niet worden 15.000.— maar slechts
8630.en hoewel spr. ook dan de school nog zou
willen handhaven, vraagt hij toch nadere inlichtingen,
omdat de verhooging van het schoolgeld een integree
rend deel van de voorgestelde maatregelen en van
groot belang is.
De heer Van Kollem acht het jammer, dat voor een
zoo belangrijk voorstel zoo weinig tijd voor bespreking
overblijft. Met den heer Oosterhoff is hij het volkomen
eens, dat verhooging van het schoolgeld geen bezuini
ging is. Spr. vraagt, of hij dit voorstel zoo moet lezen,
dat er op het oogenblik alleen een beslissing wordt
genomen over de bezuinigingen of dat er tegelijk ook
een beslissing wordt genomen over het schoolgeld.
Voor dit laatste zou hij graag een apart voorstel ont
vangen met een becijfering.
De Voorzitter deelt mede dat men, in verband met
het aandringen van den Minister om aan alle scholen,
die Rijkssubsidie ontvangen, het schoolgeld gelijk te
stellen aan dat, wat door het Rijk wordt gevraagd, om
het subsidie niet in gevaar te brengen het schoolgeld
zal moeten verhoogen. Het gevolg zal zijn, dat het met
ongeveer 6000.— zal moeten worden verhoogd.
Acht men den tijd voor behandeling van dit voorstel
te kort, dan kan die behandeling wel tot vanavond
worden uitgesteld.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi is hartelijk ver
heugd, dat er middelen zijn gevonden, waardoor het
voortbestaan van beide scholen is verzekerd en heeft
alle waardeering voor het werk van de Comm. van
Toezicht, die dit compromis heeft bereikt.
De heer Feitsma informeert of de garantie in het
vervolg ook voor de 11 leerkrachten blijft bestaan.
De Voorzitter antwoordt, dat de leerkrachten, die
vóór 1928 zijn benoemd, hun garantie behouden; voor
de anderen wordt zij om de 4 jaar herzien.
De heer Oosterhoff vraagt, of het college iets om
trent de Rijksregeling voor het schoolgeld kan mede-
deelen. Spr. berekent dat bij een aantal van 120 a 130
leerlingen en een verhooging van 6000.van het
schoolgeld de gemiddelde verhooging 45.per leer
ling zou moeten bedragen. Dat acht hij bij een heffing,
die loopt van 5.tot 300. haast onmogelijk,
dat zou de nekslag voor de school beteekenen.
De Voorzitter zegt, dat een algemeene herziening
van het schoolgeld, die in bewerking is, binnen afzien-
baren tijd den Raad zal worden aangeboden. Voor het
Rijk is het niet de vraag, of de verhooging de nekslag
voor de school beteekent, maar dat er practisch ge
sproken geen andere concurrentie zal zijn, dan alleen
die, welke is gebaseerd op kennis en werkkracht van
de leeraren. Voor alle scholen moet het schoolgeld
gelijk zijn; doet men dat niet, dan krijgt men geen
subsidie. Een commissie van 12 personen, gekozen uit
de ouders, heeft zich trouwens, hoewel men het natuur
lijk hard vindt, ook voor de verhooging van het school
geld uitgesproken
De heer Buiel vraagt of het zangonderwijs alleen om
bezuiniging of om andere motieven zal vervallen. Was
er niet een oplossing om het aantal uren eenigszins te
verminderen
De Voorzitter antwoordt, dat het bij de Commissie
alléén een kwestie van bezuiniging is geweest.
Als geen van de leden meer het woord verlangt,
merkt spr. nog op, dat alle door de Commissie voor
gestelde maatregelen natuurlijk nog niet direct door
gang kunnen vinden, omdat over enkele daarvan nog
het advies van Curatoren van het Gymnasium moet
worden gevraagd. Bij de voorstellen, die straks van het
college komen tot het aanwijzen van leeraren in andere
functies, komt echter die zaak vanzelf aan de orde.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Punt 13. Met algemeene stemmen wordt besloten
overeenkomstig het voorstel van Burge
meester en Wethouders.
Niets meer te behandelen zijnde, wordt de vergade
ring door den Voorzitter gesloten.