Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 11 Februari 1935.
Voortzetting der vergadering op Dinsdag 12 Februari 1935.
reeds in 1931 is begonnen te ordenen, is nog nooit een
bepaalde uitspraak gedaan.
Naar aanleiding van het door den heer Molenaar
over de Scandinavische landen gesprokene, wijst spr.
er op dat in Zweden de socialistische regeering is ge
komen met een verhooging van de begrooting van De
fensie met 8 millioen of 7 Wat Denemarken betreft,
erkent spr. dat er veel minder is afgebroken dan hier,
v/at echter nog niets ten goede van de regeering van
dat land zegt, omdat men, als men niet zooveel heeft
opgebouwd, ook niet zooveel kan afbrekenOp allerlei
gebied zijn de toestanden in Denemarken niet zoo gun
stig als hier, zooals op het gebied van het onderwijs
vooral het Nijverheidsonderwijs, de ouderdomsvoorzie
ning, de loonen (devaluatie) en de werkloosheidszorg.
Spr. zegt niet te veel, als hij beweert, dat vooral op dit
laatste punt het daar lang niet zoo goed is als hier en
hij wijst in dit verband op hetgeen in ,,De Strijd" van
21 Dec. 1934, het hoofdorgaan van het N. V. V., stond,
n.l., dat de werkloozenzorg in ons land een vergelijking
met die in de meeste landen glansrijk kan doorstaan.
Wat spr. heeft bevreemd, is, dat de heer Molenaar
tot de conclusie is gekomen, dat bij alle partijen, behalve
bij de zijne, min of meer liefde bestaat voor het fascisme,
gezien toch den toestand in Duitschland, waar Hitier
de grootste moeite heeft met het kerkelijke volksdeel,
terwijl de S. D. A. P. geheel lamgeslagen is. Grooter
tegenstanders van het fascisme dan in spr.'s kringen
zullen nog gevonden moeten worden.
Met betrekking tot de gemeentebegrooting wijst spr.
er nogmaals op, dat men niet klakkeloos moet aannemen
wat de heer Molenaar zegt, n.l., dat de Regeering voor
een groot deel schuld heeft aan den toestand, waarin
de gemeente thans verkeert, terwijl hij er voorts nog op
wijst, dat, door de houding van de groep van 7 plus 4
Raadsleden in 1933 ten aanzien van het Kortingswetje
een groep die overigens door het college wordt ge
negeerd het tekort van de begrooting thans
80.000.minder is, hetgeen de meerderheid van het
college toch wel op prijs zal moeten stellen.
Verder heeft spr. in de afgeloopen vierjarige periode
dikwijls op de progressiemogelijkheden in het belasting
stelsel gewezen, maar nooit heeft de S. D. A. P. getoond
hem te willen steunen, terwijl ook de S. D. A. P. tegen
zijn poging, om ten aanzien van de salarissen en loonen
de lasten te leggen op de schouders van hen, die ze het
beste kunnen dragen, hebben gestemd.
Spr. eindigt met de hoop uit te spreken, dat voor de
volgende periode in dezen Raad een andere samenstel
ling kan worden gevonden, ook voor wat betreft het
college, omdat dit college niet voldoende in staat is om
bij tegenwind, zooals thans, alle moeilijkheden op te
lossen in het belang van de stad. Op den duur moet het
z. i. zich trouwens ook wreken, dat men een groep van
7 plus 4 volkomen negeert, een groep, die vaak het col
lege heeft moeten redden. Evenals thans in 's Lands
Regeering, hoopt spr., dat in de naaste toekomst ook
hier groepen gevonden mogen worden, die een flinke
meerderheid vormen, om, vóór het in Leeuwarden te
laat is, krachtig de handen ineen te slaan in het waar
achtig belang van de stad
De heer Hettinga voert tegen een kleine vergeeflijke
insinuatie tijdens de rede van den heer Balk aan, toen
er t.o.v. het bewaarschoolonderwijs is gewezen op de
3600.subsidie, die de Katholieke bewaarscholen
ontvangen, dat de leden van zijn fractie hier zitten als
Katholieke afgevaardigden, maar om de algemeene be
langen te dienen. Waar echter het Katholieke volks
deel leeft uit liefde voor het leven en uit liefde en hoog
achting voor het groote gezin, en het bewaarschool-
onderwijs ook ten bate komt van dat groote gezin, heeft
de liefde van sprekers fractie daarvoor haar positie in
dezen bepaald,
Spr. acht het moeilijk om een vergelijking te maken
met de Scandinavische landen. Zweden is 16 maal zoo
groot als ons land en heeft maar 6 millioen inwoners.
Een vergelijking van de loonen aan landarbeiders en
ambtenaren en steun aan de werkloozen valt ook ten
gunste van ons land uit.
Dat men steeds tegen loonsverlaging gestemd heeft,
acht spr. geen verdienste van de S. D. A. P.het stand
punt, dat deze partij tegenover den arbeid inneemt, is
absoluut tegen het belang van den arbeid. Waren de
crisiswetten, waar zij altijd tegen gestemd heeft, er niet
gekomen, dan was het bedrijfs- en industrieele leven
kapot geslagen.
Spr. maakt een vergelijking met de loonpositie in de
tachtiger jaren toen voor de arbeiders 6. 7.
en 8.die in en na den oorlog voor alle catego
rieën eerst is verdubbeld en daarna verdrievoudigd. Hij
belicht de oorzaken van de hoogconjunctuur, die niet
een normalen toestand weergaf en waarin met het geld
werd gegooid en de salarissen en loonen een hoogtepunt
bereikten als in normale omstandigheden nooit zou zijn
bereikt. Nu keert zich de kaart en ook de S. D. A. P.
is overtuigd dat. als men b.v. in de collectieve contrac
ten voor den landbouw een loon van 17.— of 18.—
overeenkomt, er absoluut niet meer betaald kan worden.
Zoo is de verhouding van 1 op 3 vrij algemeen weer
gedaald van 3 op 2. Tegenover den heer Buiel bestrijdt
spr., dat salarisverlaging demoraliseerend werkt, 't Is
eigenlijk omgekeerd. Eischen de omstandigheden, in
welk bedrijf ook, dat de bakens worden verzet, dan is
het veel beter, dat de zaak zoo, met bestaansmogelijk
heid, in leven blijft, dan dat men de oogen sluit en de
zaak met groote schade naar den kelder gaat. Zoo staat
het ook met het gemeentebedrijf. Spr. gunt ieder graag
het hoogst mogelijk loon, maar wanneer de hooge loo
nen van vroeger niet meer te tolereeren zijn, zit er toch
iets demoraliseerends in, dat de zakenmenschen met
eveneens gedaalde verdiensten met zwaardere belastin
gen moeten werken dan zij vroeger hadden. Dat betee-
kent het dienen van het belang van enkele categorieën,
maar het schaden van het algemeen belang.
Waar spr.'s fractie de uitwerking van de salarisrege
ling aan B. en W. wenscht op te dragen, hoopt spr.,
dat ten dezen met het groote verschil in de omstandig
heden van nu en den tijd, die achter ons ligt, zal worden
rekening gehouden, zoo, dat het belang van onze bur
gerij niet wordt geschaad en ook de salarispositie zoo
veel mogelijk gebaat wordt.
De heer IJtsma meent, wanneer men hier door middel
van citaatjes den gang van zaken in bepaalde bedrijven,
die midden in deze kapitalistische maatschappij staan,
critiseert, zonder daarbij studie te maken van de maat
schappij-inrichting en zonder onderscheid te willen ma
ken, dat het dan een hopeloos geval is, waarin hij zich
niet wil begeven. Daarover is alleen zakelijk te debat
teeren.
Spr. heeft van morgen wel geleerd dat, als men een
groot betoog wil opzetten, men eerst moet zeggen dat
men iets verstandig en goed vindt en ten slotte moet
verklaren dat men andersom zal stemmen. Dan weet
men, wat voor waarde zoo'n betoog, ook in negatieven
zin, heeft.
Met betrekking tot de werkloozenzorg zegt spr., dat
vanaf het begin, dat de werkloosheid meer permanent
werd. niet alleen zijn partij maar ook andere richtingen
en grooter staatslieden dan hier van morgen aan hef
woord waren zich op het standpunt hebben gesteld, dat
de werkloozenzorg Rijkszorg moest zijn. Men had deze
verwikkelingen, nu het Rijk en de gemeenten het half
om half doen, niet gekregen, wanneer het Rijk, dat in
veel grootere mate de beschikking heeft over belasting
bronnen dan de gemeenten, consequent die zorg voor
zijn rekening had genomen.
Spr. acht het niet verstandig de verschillende landen
hier tegen elkaar uit te spelen. Thans geen vliegen-
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 11 Februari 1935. 25
Voortzetting der vergadering op Dinsdag 12 Februari 1935.
afvangerij, maar de voorstanders van een democratisch
staatsbestel behooren zich ernstig af te vragen of het
niet zoo is, dat in eiken kring van menschen, die moeite
doen het maatschappelijk kapitalistisch stelsel te
bestudeeren dit is geen scheldnaam maar een zakelijke
aanduiding thans nog slechts zeer weinig schrijvers
en sprekers van naam zijn, die openlijk het stelsel, waar
onder wij leven, nog verdedigen. Iedere groep ontdekt
in deze maatschappij-inrichting dusdanig groote fouten,
dat ieder op zijn wijze probeert tot ordening en tot een
ander stelsel te geraken. Zelfs een van de vooraan
staande Katholieke vakbladen eindigt een artikel met
deze woorden ,,Op Katholieke arbeiders, ten strijde
tegen deze kapitalistische staatsinrichting
Spr. komt op tegen de voorstelling van den heer
Hettinga, alsof de loonpolitiek een van de gemoedelijk-
ste zaakjes was. Er bestaat op het oogenblik, niet bij
de S. D., maar bij de Regeering de meening, dat de
loonen van de landarbeiders tot een zoodanig peil zijn
gedaald, t.o.v. een behoorlijk levensonderhoud, dat zij
niet nog lager kunnen worden gesteld. De Regeering
heeft zich reeds voor 1 x/2 jaar genoodzaakt gezien door
een Koninklijk besluit, waarbij werkgevers in het land
bouw- en veehoudersbedrijf worden gedwongen overleg
te plegen met de organisaties van werknemers, te pro-
beeren om ook een deel van den steun, die zij aan den
landbouw geeft, ten goede te laten komen aan het men-
schenmateriaal, dat daarin leeft, maar wanneer dan nu
nog, na 3 aanschrijvingen aan de werkgevers om dat
Kon. besluit na te leven, hier met behulp van een ambte
naar op het stadhuis pogingen moeten worden gedaan
om het uit te voeren, demonstreert dat wel de „gemoe
delijkheid" van dezen strijd. Het ligt hier niet aan den
kant van de arbeiders, maar absoluut aan den kant van
de boeren, die weigeren, niet de voorschriften van de
S. D.. maar die van het Ministerie na te leven.
De Voorzitter zegt met betrekking tot de verantwoor
ding, dat deze z.i. door B. en W. en den Raad te zamen
moet worden gedragen. Het is niet alleen nu, maar ook
vorige keeren, alsof B. en W. hun voorstellen op den
Raad moeten bevechten. Dat is niet een juiste opvatting.
Men moet toch aannemen, dat het college als zoodanig
een vertegenwoordiging is van den Raad al is de
eene richting daarin meer vertegenwoordigd dan de
andere en dat het dus het vertrouwen moet hebben
van den Raad. Spr. heeft althans in de afgeloopen 4-
jarige periode niet gemerkt, dat het college dit ver
trouwen niet had; over het algemeen heeft de Raad de
voorstellen van B. en W. gevolgd. Het college heeft
de verantwoording voor het doen van die voorstellen,
de Raad voor het aannemen daarvan en zoo vormt men
te zamen gemeenschappelijk het bestuur. Uitingen als
deze, dat, wanneer B. en W. niet met een bepaalde
fractie meegaan, deze niet met B. en W. meegaat, zullen
vermoedelijk wel niet tot uitvoering komen, maar zijn
ook onjuist, want waar blijven we dan
Omdat er een meerderheid en een minderheid is in
het college, wordt er beweerd, dat er een politiek spel
letje wordt gespeeld. Spr. verzekert, dat hij dezen keer
bij de beraadslagingen in het college van een politiek
spelletje bij de heeren, die dat zouden hebben gespeeld.
niets heeft gemerkt, maar dat in deze periode, die dit
college heeft samengewerkt, de voorstellen van de ver
schillende richtingen kwamen, niet om daar politieke
munt uit te staan, maar met den ondergrond, dat men
meende dat het beter was omdat men nu eenmaal
politiek zoo is aangelegd om het zoo te doen.
Regeeren is zeer moeilijk en men meent nu daar
komt het op neer dat dit college alleen in tijden van
hoogconjunctuur kon regeeren. Voor alle dingen, die
men noodig moet doen, is echter geld noodig, dat is des
Pudels Kern. Zoo lang er overvloedig geld is, is dat
gemakkelijk, maar als dat minder wordt, is het, niet
alleen voor dit college maar voor alle gemeentebesturen
en voor eiken Raad, moeilijk om te weten wat men
moet doen. Als één van de Raadsleden nu vraagt: is het
niet mogelijk om voor den steun te laten werken en
een ander zegt, dat hij tegen de verbouwing van het
stadhuis is, omdat dit weer geld kost, dan klopt dit niet
op elkaar. Want men zal toch over bepaalde uitgaven
moeten heenstappen èn ter wille van de stad èn ter wille
van de bestrijding der werkloosheid, wanneer in die
bedragen wat het streven moet zijn maar een
groot deel aan arbeidsloon zit en een betrekkelijk klein
deel aan materiaal. Zoo bedenke men ook, dat in de
kosten van verbouw van het oude politiebureau, al is
het juist dat daarvoor weer kapitaal moet worden ge
leend, zoodat de schuld en de rente en aflossing weer
stijgt, 60 aan arbeidsloon zit, dus geld. dat men
anders tóch moet uitgeven, zij het in den vorm van
steun.
Wat betreft de radiodistributie, zou spr. liever een
retributie heffen van 2.50 per aangeslotene dan zelf
die zaak te exploiteeren, zulks op grond van inlichtingen
die hij heeft gekregen van enkele collega's uit andere
gemeenten, waar gemeentelijke exploitatie is. Blijk-
baar wordt dit bedrijf als particulier bedrijf gemakke-
lijker geëxploiteerd dan als gemeentebedrijf. Over de
heffing van 2.50 valt echter nader te spreken.
Het vieren van openluchtfeesten bij gelegenheid van.
zooals men dat noemt, het 500-jarig bestaan van Leeu
warden, vindt spr. best, al is hij er niet op gesteld dat
I men het zoo noemt, omdat wij dan een zeer jonge stad
zouden zijn, waar verscheidene steden reeds hun 700-
of 800-jarig bestaan hebben gevierd. Het is hier niet
j een herdenking van het 500-jarig bestaan, maar van het
feit, dat het 500 jaar geleden is, dat een uitleg van de
stad heeft plaats gehad door de vereeniging van 3 pa
rochies. B. en W. zijn echter graag bereid, als er een
I algemeene herdenking daarvan kwam en dit zou spr.
niet verwonderen om daaraan mee te werken; zij
hebben daarop gewacht.
De uitdrukking, dat de leiders van het verkeer zich
niet op het standpunt moeten stellen dat zij alles beter
weten, acht spr. niet juist. Als achteraf blijkt, dat men
slechts t.o.v. één verkeerspunt van de vele in onze stad
meent, dat het anders en beter kan, dan mag men zooiets
niet zeggen. Op de technische verkeerskwestie bij dien
heuvel gaat spr. niet verder in; de vraag in het Sectie-
verslag hebben B. en W. zeer kort, maar het voorstel
van de Wegencommissie zelf hebben zij zeer uitvoerig
beantwoord. Zij zijn daar niet op ingegaan, omdat het
wel in sommige opzichten een betere oplossing gaf voor
het rijverkeer, maar daarentegen het voetgangersverkeer
zeer werd benadeeld en bovendien het voornaamste rij-
1 verkeer het er moeilijker door kreeg.
Spr. geeft toe, dat in Leeuwarden verscheidene voet
gangers niet doen wat zij moeten doen, maar het is hier
nog niet zóó druk, dat spr. de noodzakelijkheid voelt
om hier thans reeds te komen met een politiedwang
waarbij men van het politiegezag ook wel eens te veel
zou kunnen vergen t.o.v. de voetgangers. Laat men
daarmee wachten tot het hier ook zoo druk is als in
Amsterdam, waar men dat dwingend optreden nu pas
heeft ingevoerd.
Den heer Wiersma, die uit een fout in een van de
stukken heeft geconcludeerd, dat de gedachten van B
en W. eerst waren uitgegaan naar de 3e klasse, ver
klaart spr. uitdrukkelijk, dat dit een fout is geweest van
den steller van het stuk, die de zaak op dat oogenblik
niet goed had begrepen en dat die fout aanvankelijk
door de type-inrichting is overgenomen.
Te 12.30 uur nam. wordt de vergadering geschorst
Te 2 uur nam. wordt de vergadering voortgezet.
Alsdan zijn aanwezig alle ledende heer Vromen
komt later ter vergadering.
De heer Botke (wethouder) wijst op de goede samen-