28 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 11 Februari 1935.
Voortzetting der vergadering op Dinsdag 12 Februari 1935.
toe anders bijna nooit in de gelegenheid zullen zijn, in
een groote behoefte voorziet. 40 van de 700 a 800
kinderen van de 6e en 7e klas en de le klas U.L.O.,
die daaraan deelnemen, léért hierdoor zwemmen en de
anderen kunnen zich verder bekwamen. Ook bij de
ouders bestaat er een groote belangstelling voor. Spr.
bestrijdt, dat het zwemonderwijs het andere onderwijs
benadeelteerder zal een frisch bad daaraan ten goede
komen. Hij wijst op het antwoord op vraag 116 in het
Sectieverslag en betoogt, dat het leeren zwemmen ook
de netheid van de kinderen in hooge mate bevordert.
Waar er buiten de Groote Wielen en de Overdekte
Zweminrichting, welke voor vele kinderen te duur zijn,
geen andere gelegenheid is waar zij veilig kunnen
zwemmen, en het zwemonderwijs z. i. als onmisbaar
moet worden beschouwd, uit hoofde van de groote
voordeelen, die er voor het kind uit voortvloeien, welke
spr. nader uiteenzet, hoopt spr., dat de Raad overtuigd
zal zijn dat opheffing van het zwemonderwijs moet
worden voorkomen.
Opheffing van het vervolgonderwijs zal beteekenen
dat 70 jongelui van het openbaar- en 100 van het bij
zonder vervolgonderwijs 's avonds op de straat zullen
loopen, in plaats van naar school te gaan en zich te
ontwikkelen, waardoor hun mentaliteit zeker minder
wordt. Spr. acht deze 5700.voor het openbaar en
bijzonder vervolgonderwijs te goed besteed om deze
cursussen op te heffen.
Ook de avondvakteekencursus voor volwassenen, de
z.g, cursus-,.Engelen (hiervoor wordt een bijdrage
verleend uit het Wijckerheld Bisdomfonds ad 1500.-),
wordt regelmatig bezocht door 90 a 100 vakmenschen,
die meestal de Ambachtsschool hebben doorloopen en
zich nu verder bekwamen om een betere positie in de
maatschappij te verkrijgen. Naar spr. meent zijn de
kosten, die de gemeente aan dezen cursus besteedt,
zeker gewettigd, zoodat hij hoopt, dat deze cursus zal
blijven bestaan.
De opheffing van de Muziekschool is hier uit den
treure bij iedere begrooting behandeld en er is ook nu
weer gezegd dat opheffing een besparing van 2500.'
zou geven, maar spr. wil herinneren aan het praeadvies
dat B. en W. kort geleden over de Muziekschool hebben
uitgebracht en waarin werd aangetoond dat opheffing
zelfs een fin. verlies voor de gemeente zou beteekenen.
Daarom is er, naar spr.'s meening, thans in 't geheel
geen reden de Muziekschool op te heffen, te meer waar
er voor deze school steeds groote belangstelling bestaat,
wat blijkt uit het betrekkelijk nog groote aantal leerlin
gen momenteel 144, die met elkaar 154 uur les krij
gen en de vele aangiften voor den blokfluitcursus.
Bovendien zal het bij opheffing niet meer mogelijk zijn,
dat begaafde kinderen, wier ouders geen muzieklessen
kunnen betalen, kosteloos lessen krijgen.
Wat het argument betreft, dat de leeraren van de
Muziekschool den particulieren leeraren het brood uit
den mond zouden nemen, zegt spr., dat zij gedurende
den tijd, dien zij aan de school besteden, niet aan an
deren les kunnen geven. Indien zij niet meer aan de
Muziekschool verbonden zijn, zullen zij trachten parti
culiere lessen te krijgen, wat voor de thans aanwezige
particuliere leeraren geen voordeel zou beteekenen. En
de leerlingen die thans gratis lessen krijgen, zouden bij
opheffing van de school vermoedelijk wel geen les meer
nemen tegen het normale tarief, zoodat daardoor de
genoemde particuliere leeraren ook niet gebaat zouden
worden. Er zijn trouwens maar 14 gratis leerlingen.
Na nog enkele punten te hebben behandeld als de
bezuiniging op de subsidies, waartoe spr. niet wil over
gaan, te minder waar het maar een bezuiniging van
2600.is, en het voorstel om geen gratis leermiddelen
te verstrekken aan kinderen, wier ouders een inkomen
van boven 1800.— hebben, waar B. en W. om ver
schillende redenen niet in kunnen meegaan, komt spr. tot
de opheffing van de Middelb. Meisjesschool en de Gem.
H. B. S. en H. H. S. Het bestaansrecht van de Middelb.
Meisjesschool is reeds door mevr. Buisman verdedigd
en spr. herinnert aan de behandeling van deze kwestie
eenigen tijd geleden in den Raad, waarbij verschillende
bezuinigingen zijn aangebracht om deze school te laten
bestaan. Het college heeft toen ook duidelijk gezegd,
dat deze school zeer duur is het kostenbedrag aan
salarissen per leerling is 465. terwijl dit bij de Gem.
H. B. S. rond 280.en bij het Gymnasium 380.
is en daarom moet men met het oog op de hooge kosten
wel overwegen of de H. B. S.-afdeeling die zeer veel
leerlingen telt op den duur niet kan verdwijnen,
waardoor de school veel goedkooper wordt.
Wat de Gem. H. B. S. en H. H. S. aangaat, zegt spr..
dat, naar aanleiding van een voorstel, dat in 1916 door
den heer Peletier hier werd gedaan om een daghandels
school op te richten en van vele adressen over deze
kwestie uit de burgerij en den middenstand, eindelijk in
1921 hier een handelsschool tot stand kwam met als
onderbouw een driejarige H. B. S. Toen de school eenige
jaren bestaan had, werd in 1928 de vraag gesteld, of
deze wel reden van bestaan had en of niet de Rijks
H. B. S. als onderbouw zou kunnen dienen voor de
H. H. S. Er is toen een Commissie benoemd, waarin,
buiten den toenmaligen wethouder van Onderwijs, ver
schillende ter zake kundige personen zitting hadden,
en deze Commissie waarin ook de heer Feitsma
zitting had kwam na uitvoerig onderzoek unaniem
tot de conclusie, dat deze school, die de eenige op dit
gebied in Friesland is, in een groote behoefte voorzag
en in haar bestaanden vorm moest gehandhaafd blijven.
Toen telde de H. H. S. 16 leerlingen en nu 52, terwijl de
geheele school momenteel 198 leerlingen telt, waarvan
vele uit de provincie. Dit is toch wel een teeken, dat
deze school in een behoefte voorziet.
De leerlingen krijgen aan deze inrichting een uitste
kende opleiding en dat dit door de Overheid en door
anderen wordt gewaardeerd, blijkt wel uit het feit, dat
het Rijk de helft van de netto-kosten van de H. H. S.
betaalt en 900.subsidie per jaar en per klasse geeft
voor de 3-jarige H. B. S., terwijl ook de Kamer van
Koophandel en Fabrieken voor Friesland 500.sub
sidie geeft voor de H. H. S.
Spr. wijst er nogmaals op, dat deze school die wat
de kosten betreft de goedkoopste middelbare school is
op hoogen prijs wordt gesteld, ook door den handel
drijvenden middenstand, en dat het jammer voor Leeu
warden en voor Friesland zou zijn, als deze inrichting
van onderwijs zou verdwijnen.
Wat betreft de Commissie voor Beroepskeuze, deze
verricht naar het oordeel van B. en W., zeer nuttig
werk door allerlei inlichtingen en voorlichting te geven,
waarom zij gemeend hebben dit subsidie te moeten
handhaven.
Dat de schoolreisjes absoluut noodzakelijk zijn, kan
spr. natuurlijk niet zeggen, maar wél kan hij zeggen,
dat deze voor de kinderen een groot genot zijn, voor
de Aardrijkskundeles veel nut hebben en den gezichts
kring der kinderen verruimen.
Spr. meent, dat, wanneer wordt gegaan in de richting,
die de heer Van der Schoot heeft gewezen en de door
dezen en zijn partijgenooten voorgestelde bezuinigingen
en verzwaringen der lasten worden aangenomen, er niet
veel handel en vertier in Leeuwarden zal overblijven,
want hoe meer de kleinen worden geplukt, hoe minder
vertier er zal zijn, wat ook vooral den middenstand, die
het van de massa moet hebben, zal treffen. Hij hoopt
echter dat ieder er goed van doordrongen is, dat, wie
heeft, moet geven en dat van degenen, die niet hebben
niet genomen mag worden.
De heer Ritmeester (wethouder) kan niet zeggen, dat
het op dit oogenblik een eenvoudige taak is om deze
begrooting te verdedigen, een begrooting, die niet be
paald met enthousiasme is ontvangen en hij wil er aan
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 11 Februari 1935.
Voortzetting der vergadering op Dinsdag 12 Februari 1935.
toevoegen dat het college, wat wel te begrijpen is, er
ook niet enthousiast over was om te komen met een
begrooting die is opgemaakt op de wijze, zooals thans
het geval moest zijn.
Voor een deel vindt het tekort, dat in werkelijkheid
minder bedraagt dan 561.000.de woordkeus van
B. en W. in den aanbiedingsbrief is inderdaad eenigs-
zins misleidend in de eerste plaats zijn oorzaak in de
Rijksmaatregelen, die weer een gevolg zijn van den toe
stand van het Rijk, dat zich genoodzaakt heeft gezien
spr. wil het Rijk daarvan absoluut geen verwijt maken
om in te grijpen, ook in den toestand der gemeenten.
Spr. herinnert eraan dat door de wet-De Geer de ge
meenten eenigszins gelijkgeschakeld zijn. Toen is als het
ware gezegd: het is bloed van ons bloed, wij zullen voor
hen zorgen, en nu in 1934 komt als gevolg van een
wijziging van deze wet het hier op neer dat thans iedere
gemeente ook voor haar zwakkere zuster moet zorgen,
waardoor de wat gunstiger gesitueerde gemeenten het
op het oogenblik moeilijker hebben, wat de minder ge
situeerde gemeenten ten goede komt. Wel krijgen wij
een aanmerkelijk bedrag uit het Werkloosheidssubsidie-
fonds. 174.000. maar daarnaast moeten wii
355.000.belastingen missen, zoodat inderdaad
minder wordt ontvangen een bedrag van 180.000.
Daarbij gerekend het nadeelig saldo der rekening 1933
ad 72.000. komt men op 250.000. het
bedrag dat uit de reserves is gehaald. Nu wordt het
college verweten dat het eigenaardig met de reserves
omspringt en ,,een gulden tweemaal uitgeeft", maar
practisch gesproken was deze wijze van handelen de
eenig mogelijke, hetgeen spr. nader zal trachten dui
delijk te maken.
Gesteld dat men met den sneltrein van den heer
Terpstra naar het eindstation van de vrijheid door
vele gemeenten is gezegd: het begin van de veiligheid
zou rijden en saneering zou vragen, dan zou blijken
dat Leeuwarden niet voor saneering in aanmerking zou
kunnen komen, omdat het nog de reserves van de be
drijven heeft. Bovendien wordt als eisch gesteld alle
belastingen tot het maximum op te voeren, d.w.z. heffing
van 200 opcenten op de personeele belasting, plaatsing
in de 3e klasse voor de gemeentefondsbelasting met een
heffing van 75 opcenten, heffing van een straatbelasting
tot minstens 200.000. Gezien nu het feit dat op het
oogenblik nog zeker 450.000.aan belastingen kan
worden geheven en er nog verschillende reserves zijn,
moet de Raad het naar spr.'s meening wel met hem
eens zijn, dat Leeuwarden nog minstens 10 jaar van
saneering is verwijderd. En zoover zal het natuurlijk
niet mogen komen, maar spr. wil er tegen waarschuwen
om thans door uitlatingen hier in den Raad de burgerij
te suggereeren dat de belastingen hier zoo hoog zijn.
Dat ze hoog zijn erkent spr., maar vergeleken met
andere gemeenten is men in Leeuwarden werkelijk nog
in een gunstige positie.
Wanneer de heeren Terpstra en Feitsma zeggen, dat
men, gezien het feit dat de toestand precair en de af
grond nabij is, alle mogelijke maatregelen moet nemen
om den ondergang te voorkomen, is spr. alleen dit laat
ste met hen eens, al is er over ondergang niet te spre
ken, maar onjuist is het als zij zeggen dat niet vol
doende is bezuinigd.
Spr. herinnert aan de krachtige bezuinigingen die het
vorige jaar zijn toegepast, o. a. op het bewaarsch.onder
wijs, den bewaarschoolcursus en het vervolgonderwijs;
het instituut boventallige onderwijzers is opgeheven
terwijl kweekelingen met akte zijn aangesteld (ook
resultaat bij het bijzonder onderwijs), de F. O. V. moest
verdwijnen, de Meisjes H. B. S. is aanzienlijk inge
krompen, op den dienst van G.W. is aanmerkelijk be
zuinigd, de salarissen zijn met 7 verlaagd, geen nieuw
personeel is aangesteld en het subsidiebesluit tot terug
gaaf der vermakelijkheidsbelasting is ingetrokken, zoo
dat men z.i. gerust de hand in eigen boezem kan steken
en kan zeggen: er is veel bezuinigd.
Al wil spr. erkennen dat in deze richting misschien
nog meer kan worden gedaan, men moet z. i. toch bui
tengewoon voorzichtig zijn met zonder meer voorstellen
te doen en te trachten die voorstellen aangenomen te
krijgen.
Het lijstje van den heer Feitsma nagaande, merkt
spr. op dat daarop voorkomt een bedrag van 45.000.
aan schoolgelden, welk bedrag echter reeds in de be
grooting is verwerkt. Ook van den post Onvoorzien zal
geen ƒ30.000.kunnen worden afgenomen, omdat men
op een begrooting van 5 millioen aan inkomsten en uit
gaven toch zeker een post Onvoorzien zal moeten hou
den en de tegenwoordige 28.000.bedraagt. Dan
volgt afschaffing van het zwemonderwijs 1600.—
Hierover kan men verschillend denken en B. en W.
zeggen inderdaad dat zij ter wille van een zoo geringe
bezuiniging het zwemonderwijs niet wenschen af te
schaffen. De bezuiniging, te verkrijgen door opheffing
van het vervolgonderwijs, is precies 5000.— te hoog
geraamd. In de eerste plaats is het vervolgonderwijs
reeds aan den gang, zoodat het een half jaar moet wor
den betaald en bovendien heeft men er geen rekening
mee gehouden dat het bijzonder vervolgonderwijs met
de verrekening 2 jaar achter is. In elk geval zal dus
moeten worden betaald 5700.'min 700. die op
het openbaar vervolgonderwijs worden bezuinigd, is
5000. Het gevolg van dit voorstel zal alleen zijn.
dat in 1938 de geheele post van de begrooting verdwijnt.
Opheffing van den cursus aan de Ind.- en Huish.-
school zal ook weer slechts gelden voor een half jaar,
zoodat de bezuiniging in plaats van 4500.— niet hoo-
ger zal zijn dan 2000.
Post 514c moet spr. even bespreken; dat is niet de
cursus-Engelen, zooals de heer Botke meent, maar de
nijverheidsavondschool, die valt onder de Nijverheids
onderwijswet, zoodat die post totaal niet geschrapt kan
worden. Als de heeren deze niet bedoelen, is het spr.
niet duidelijk, welke het dan wel kan zijn.
Wat betreft de opheffing van de Muziekschool me
moreert spr. het rapport van B. en W. van 30 Aug.
1934 (bijl. no. 137) en de daarin genoemde cijfers. Bij
de behandeling in den Raad heeft ook de heer Ooster-
hoff, die voorstander was van opheffing, erkend, dat
wij door de Muziekschool af te schaffen er op zouden
verliezen, en voor behoud gestemd
De heer Oosterhoff: Maar de toestand is veranderd.
De heer Ritmeester (weth.) erkent, dat er een andere
toestand is gekomen en daardoor ook andere cijfers.
Daarom geeft spr. deze thans. De inkomsten der school
zijn nu geraamd op 5.250. d.i. 3.850.minder dan
in 1933 is ontvangen en 3500.— minder dan voor
1934 is begroot. De uitgaven zijn nu echter, doordat de
salarissen van de leeraren worden bepaald naar het
j aantal lessen, die zij geven, ook teruggeloopen. Het to
taal verlies kan thans worden gesteld op 2794. Bij
afschaffing der school zal dit echter door de wachtgel
den, die moeten worden uitbetaald, 4100.bedragen
of 1400.meer. Als de school terug blijft loopen, zal
door de lagere lesgelden, waarnaar ook het wachtgeld
berekend wordt, men uiteindelijk bij opheffing eenige
winst kunnen krijgen, maar op het oogenblik staat vast
dat bij opheffing direct de eerste 5 jaar nog verlies zal
worden geleden. In plaats van het door den heer Feitsma
berekende voordeel van 2500.— bij opheffing, zal er
dus een grooter verlies komen van 1400.Dat maakt
een verschil van 3900.
Het niet gratis verleenen van boeken aan leerlingen,
wier ouders meer dan 1800.— inkomen hebben, wordt
berekend op 4000. Het totaal der gelden, daarvoor
uitgetrokken voor het U. L. onderwijs en de 7e en 8e
leerjaren, bedraagt echter slechts 4900.zoodat,
waar een zeer groot deel der ouders van die leerlingen
een inkomen heeft beneden 1.800. de winst zeer