Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 11 Februari 1935.
Voortzetting der vergadering op Dinsdag 12 Februari 1935.
Voor Beurs en Waag was in 1933 de raming
33.000.— en de opbrengst 31.399. voor 1934:
raming 29.000. opbrengst 30.320. een raming
voor 1935 van 25.500.is derhalve wel aan den vei-
ligen kant.
Van de Veemarkt (raming thans 43.500.op
brengst 1934 43.575.25) kan spr. op 't oogenblik to
taal niets zeggen alles hangt hierbij af van de Regee-
ringsmaatregelen.
Van het Woningbedrijf zijn de cijfers over 1934 nog
niet precies bekend. De uitkomsten zullen minder zijn
dan het vorig jaar het geval was, omdat de woningen
van ,,Ons Belang'' zijn overgenomen, evenals die aan
den Harlingerstraatweg. Daarnaast staat, dat een be
drag, waarop ,,Ons Belang'' regelmatig aanspraak
maakte, thans van de begrooting kan vervallen.
Het aantal inwoners is in 1934 met 567 toegenomen
het aantal autodiensten vermeerderde van 1 Jan. 1934
tot 1 Jan. 1935 van 247 tot 261, waaruit blijkt, dat
Leeuwarden op dit punt hoe langer hoe meer een cen
trum wordt.
Eén ding valt sterk op. Het totaal bedrag aan steun
is uitgetrokken op 455.000.— met Armenkamer en
steunverleening geven wij op het oogenblik uit het ge
weldige bedrag van 737.000. Dit vormt tezamen
met de 110.000.voor verzorging van armlastige
krankzinnigen een bedrag van 8y2 ton. Aan inkomsten
staat daar tegenover een bedrag van 2 ton. De grootste
druk van de belastingen ontstaat dus door Armenkamer
en steunverleening.
Vast staat, dat de Raad van Leeuwarden zijn uiterste
best doet dat die menschen, die het zoo slecht hebben,
de noodige voorziening krijgen en dat moet ook het
streven blijven, maar als ook maar één oogenblik die
uitgaven dalen, doordat uit het Werkfonds hier een of
ander kan gebeuren of wanneer spoedig het kanaal
wordt gegraven, dan komt dat direct aan de begroo
ting, zooals zij hier ligt, ten goede. Het staat n.l. vast,
dat de hier aangegeven cijfers geen ongerustheid be
hoeven te geven voor 1937 tenzij de toestand zóó
slecht wordt, dat niemand daar iets aan kan doen
omdat zij gebaseerd zijn op den teruggang in 1933 en
1934.
Omdat ons dus op dat punt de kleinste vleug ten
goede komt, meent spr. dat men niet te gauw den moed
mag laten zinken. Niet direct zeggen 't loopt alles mis,
we gaan naar den afgrond, enz. Hier heeft men het
recht Leeuwarden met andere gemeenten te vergelijken
en dan durft spr. met een gerust hart zeggen zoo slecht
is het nog niet.
Wij moeten onvoorwaardelijk zuinig leven en daar
van ieder, ook de ambtenaren en de commissies, door
dringen. Door de brieven van en de besprekingen met
den Dir. van G.W. heeft spr. de absolute overtuiging,
dat deze met den wethouder de meest mogelijke kracht
uitoefent om te bezuinigen waar dat kan. Er is al veel
bereikt, maar wellicht kan er op dat punt nog iets be
reikt worden.
Spr. bestrijdt nogmaals om hier thans een bedrag van
72.000.te noemen als toe te passen loonsverlaging.
Dat is een hoog bedrag voor de menschen, die men
verleden jaar ook al 7 heeft afgenomen. Spr. meent
dat het ook de bedoeling van de Regeering niet is om
hier zonder meer een cijfer te noemen. B .en W. kunnen
met de hand op het hart verklaren, dat zij in dit opzicht
krachtig willen meewerken, maar men moet deze zaak
niet aangrijpen om het op die manier te doen.
B. en W. komen daarom met den post uit de reserve
van 1928, omdat zij geen anderen weg kunnen vinden.
Spr. had dat geld ook liever gelaten waar het was, maar
men moet nu niet komen met circulaires van Ged. Sta
ten van 1920, want daar is reeds lang en terecht
van afgeweken, getuige het verwerken van de
58.000.winst uit de wet-De Geer in de begrootin
gen voor 1933 en 1934 en van een gedeelte van de
185.000.O.W.-belasting in den dienst 1934. Die
begrootingen zijn ook door Ged. Staten goedgekeurd,
zoodat men nu niet meer moet spreken van het vast
houden aan circulaires van 1920. De Raad ontkomt er
niet aan om óf de reserves aan te spreken en daarnaast
te bezuinigen, óf de belastingen te verhoogen. Men kan
het systeem niet mooi vinden, toegegeven, maar laat
men dan een ander systeem aangeven
De heer Wiersma: Eerst bezuinigen
De heer Ritmeester (weth.): Er is geen ander
systeem, want als men eerst 100.000.— bezuinigt, zal
men toch nog 150.000.uit de reserves moeten ha
len; men zal dan tot dat systeem moeten komen en kan
dat dus niet zonder meer verwerpen. In 1928 is die
521.000.— gebruikt voor betaling speciaal van ver
schillende in dat voorstel aangewezen objecten, waar
voor een leening met een looptijd van 40 jaren gerecht
vaardigd was, maar als wij den toestand in 1934 vooruit
J hadden kunnen zien, hadden wij dat geen van allen
i gedaan. Wat is er nu, practisch gesproken, tegen om
in den tegenwoordigen tijd, waarin men wel meer stap
I pen terug doet, een stap terug te gaan? Niets. Spr. is
er ook van overtuigd, dat dit wel zal worden goed
gekeurd het zou hem verwonderen wanneer dat niet
het geval was, want de Regeering doet zelf, ook door
den nood gedrongen, niet anders, door verlenging van
den looptijd van annuïteiten en uitstel van stortingen
in een bepaald fonds.
Spr. doet op de oppositie een ernstig beroep tot sa
menwerking. Daartoe zijn B. en W. bereid, maar zij
accepteeren niet alles, niet dat men zegtdat of niets.
Samenwerking is op betrekkelijk korten termijn op veel
punten te bereiken, maar de hier genoemde punten zijn
niet te schrappen, 't Vorig jaar is dat ook niet gedaan,
waarom dan nu ineens? Toen zijn verschillende bezui
nigingsvoorstellen de heer Terpstra zei; om een be
wijs van vertrouwen te geven naar B. en W. gegaan
om advies en nadat B. en W. eerlijk alles hadden uit
gezocht. beoordeeld en beantwoord, heeft men er hier.
op die gegevens, zijn oordeel over kunnen uitspreken.
Deze voorstellen zijn niet uitvoerbaar. B. en W. zijn
gaarne bereid mede te werken, maar niet op deze ma
nier, als men per se zijn zin wil doordrijven. Spr. wil
zuinig leven, maar niet om ineens te zeggen dit en dat
moet weg en dat moet dood. Misschien dat wij daar in
de toekomst ook zonder moeten, maar hij wenscht daar
zoo lang mogelijk aan te ontkomen. De leden van de
oppositie hebben hun verantwoordelijkheid, maar spr.
ook. Laten wij zorgen, aldus spr., dat wij niet tegen
elkaar botsen; dat zal óns misschien geen pijn doen.
maar de gemeente zal het geld kosten.
Binnenkort krijgt de Raad een mooie aanbieding van
een leening, waarbij wij niet onverdienstelijk beneden
4 kunnen leenen, ook een bewijs van vertrouwen in
den toestand der gemeente Leeuwarden, Laten nu de
anderen ook vertrouwen toonen en niet halstarrig blij
ven dan kan Leeuwarden blijven wat het zijn moet.
De Voorzitter stelt voor van repliek af te zien. De
begrootingen kunnen dan morgen artikelsgewijze wor
den behandeld, alsmede de voorstellen, die eventueel
mochten inkomen, want spr. maakt er op attent, dat
behalve het amendement van de minderheid van B. en
W. t.o.v. de schoolgelden voor de Midd. Meisjesschool,
enz., er nog geen enkel voorstel is ingekomen.
Verder acht spr. het 't verstandigst, thans eerst te
stemmen over het voorstel van B. en W. tot het aan
brengen onder de Inkomsten der gemeentebegrooting
Volgno. 176a. Terugboeking van het in 1928 ten
behoeve van kapitaalsuitgaven aangewende gedeelte van
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 11 Februari 1935. 35
Voortzetting der vergadering op Woensdag 13 Februari 1935.
de uitkeeringen uit de opbrengst van de Oorlogs
winstbelasting ten bate van den gewonen dienst
f 521.077.06.
Wordt dit aangenomen, dan wil dat niet zeggen dat,
na reserveering van een bedrag van 271.077.06 voor
den dienst 1936 (volgno. 678), het resteerende bedrag
ad 250.000. dat eigenlijk door B. en W. als sluitpost
is bedoeld, op de begrooting voor 1935 geheel verbruikt
moet worden. Het hangt er van af, hoe verder de be
grooting wordt aangenomen en het beschikbaar houden
van 250.000.voor den gewonen dienst van 1935 is
dus thans eigenlijk een principieele uitspraak. Wordt dat
echter aangenomen, dan kan ieder Raadslid, wetende
welken kant de Raad uit wil, zich nog tot morgen be
raden. Spr. vraagt of de Raad zich met deze wijze van
handelen kan vereenigen.
De heer Terpstra maakt daartegen, na eenige dis
cussie met den Voorzitter, geen bezwaar, wanneer hij
morgen bij de artikelsgewijze behandeling nog maar de
gelegenheid krijgt over de kwestie van de 81.000.
te spreken.
De algemeene beschouwingen worden gesloten.
Volgno. 176a der Gemeentebegrooting wordt met 18
tegen 11 stemmen, die van de heeren Feitsma, Wiersma,
Terpstra, Hofstra, mevr. Van DijkSmit, de heeren
Dresselhuijs, Vromen, Oosterhoff. Weima, Stobbe en
Van der Schoot, aangenomen.
Te 6.05 uur nam. wordt de vergadering geschorst.
Op Woensdag 13 Febr., te 10 uur voorm.. wordt de
vergadering voortgezet.
Tegenwoordig 28 leden. Afwezig de heer Van der
Schoot.
De Voorzitter stelt voor een voorstel van de heeren
G. Botke en J. de Boer, luidende als volgt
,,Ondergeteekenden stellen voor, ter vervanging
van
125 opcenten op de personeele belasting bedra
gende pl.m. 62.000.
2. de verhooging van het schoolgeld voor het
lager onderwijs 25.800.
3. de vermindering van inkomsten ten gevolge
van het niet overgaan naar de 2e klas gemeente
fondsbelasting 35.200.—,
in 1935 over te gaan tot het heffen van een straat
belasting (zie art. 280 van de Gemeentewet), in
totaal opbrengende pl.m. 123.000. te berekenen
naar een zeker percentage van de belastbare op
brengst der grondbelasting.
Het belastingjaar in te laten gaan op 1 Januari
1935.",
te behandelen bij de Inkomsten van de Gemeente
begrooting.
Dienovereenkomstig wordt besloten.
De Voorzitter deelt mede, dat vervolgens nog zijn
ingekomen van de heeren Oosterhoff en Feitsma de
volgende voorstellen
,,a. ,,De Raad noodigt B. en W. uit om zoo spoe
dig mogelijk voorstellen in te dienen tot algemeene
herziening van salarissen en loonen in den zin van
verlaging ten bate van de begrooting 1935 tot een
bedrag van minstens 75.000.
b. „De Raad verzoekt B. en W. om zoo spoedig
mogelijk voorstellen aanhangig te maken tot ophef
fing van het openbaar voorbereidend lager onder
wijs."
c. „De Raad noodigt B. en W. uit om
dig mogelijk te komen met voorstellen tot
van de Muziekschool."
d. „De Raad noodigt B. en W. uit om
dig mogelijk te komen met voorstellen tot
van de Gemeentelijke H. B. S.'
„De Raad noodigt B. en W. uit om
zoo spoe-
opheffing
zoo spoe
opheffing
zoo spoe-
opheffing
dig mogelijk te komen met voorstellen tot
van de Middelbare Meisjesschool."
f. „De Raad besluite alle voorgestelde subsidies
op de begrooting met 10 te verlagen."
De Voorzitter stelt voor om, nadat de begrootingen
der verschillende bedrijven zijn behandeld, vóór de
gemeentebegrooting aan de orde te stellen het voorstel
sub a tot verlaging der salarissen en loonen en daarna,
bij de betrekkelijke begrootingsposten. de voorstellen
sub b tot
De heer Vromen zegt, dat het vraagstuk van de loo
nen ook in de begrooting van G.W. zit, zoodat het
desbetreffend voorstel eerst in stemming moet worden
gebracht.
De Voorzitter geeft dit toe, maar hij vindt het zeer
moeilijk om de gevolgen van een verlaging welke
verlaging dit dan ook moge zijn thans te verwerken
in de verschillende begrootingen. Wil men dit doen.
dan zal de behandeling van de begrootingen daarop
moeten wachten en dan komt spr. weer met het oor
spronkelijke voorstel van B. en W., om de gevolgen
van een verlaging dit jaar buiten de begrootingen te
houden.
Spr. wil echter, alvorens de begrootingen te behan
delen, het voorstel van de heeren Oosterhoff en Feitsma
in zake verlaging der salarissen en loonen met
75.000. wel in behandeling brengen.
De beraadslagingen worden geopend.
Mevrouw Buisman—Blok Wijbrandi vraagt of het
de bedoeling is, dat de gevolgen van dit voorstel in
deze begrootingen verwerkt worden.
De heer Oosterhoff: Ja.
De Voorzitter wil nog eens uitdrukkelijk vastleggen,
dat, gesteld dat dit voorstel aangenomen wordt, het
bedrag van 75.000. dat ten bate van de gemeente
kas komt, dus over alle begrootingen verdeeld zal moe
ten worden.
De heer Vromen zegt ter toelichting, dat de voor
stellers er geen bezwaar tegen hebben, dat de gevolgen
van dit voorstel eventueel bij begrootingswijziging
worden aangebracht.
Het is er spr. c.s. om te doen, dat de Raad niet af
wacht dat de Minister een verlaging dicteert, waardoor
bovendien de verlaging, zooals de Voorzitter heeft ge
zegd, misschien wel Juli kan worden, maar als zijn oor
deel uitspreekt dat het gewenscht is, dat de loonen en
salarissen met 75.000.— worden verlaagd.
De heer Wiersma kan zich met deze toelichting ver
eenigen. Ook voor hem staat het vast, dat er voorstellen
tot loonsverlaging moeten komen. Wanneer men de cir
culaire van den Minister leest, dan lijkt het alsof deze
een groot deel op de werklieden wil korten en op de
ambtenaren slechts \y2 maar naar spr. meent, ligt op
-den Raad de moreele plicht de korting op de hoogere
ambtenaren in overeenstemming te brengen met die op
de werklieden en dan is het bedrag, dat de heer Vromen
genoemd heeft, nog zoo onwaarschijnlijk niet. Spr. wil
de lasten zoo evenredig mogelijk verdeelen, ook bij het