36 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 11 Februari 1935. Voortzetting der vergadering op Woensdag 13 Februari 1935. gemeentepersoneel, en van de zijde van spr. en zijn fractie wordt hierbij ook prijs gesteld op invoering van kindertoeslag. De heer Buiel begrijpt niet goed waarom men zegt, dat, wanneer het voorstel zou worden aangenomen, waardoor dus 75.000.niet uitgegeven zou worden, de begrootingen niet zouden kunnen worden vastgesteld Het wordt toch altijd een post die meevalt, waarvoor geen begrootingswijziging noodig is en het is dus z. i. heel gemakkelijk de cijfers van de begrootingen, zooals die voor ons liggen, vast te stellen, omdat men weet dat uiteindelijk het bedrag van de loonsverlagingen wordt verkregen. Spr. meent uit hetgeen de heer Wiersma gezegd heeft, te moeten constateeren, dat deze of diens fractie wil ingaan tegen het schrijven van den Minister, waarin staat dat de loonen van de werklieden het meest naar beneden moeten en nu lijkt het hem vreemd, dat men uit den hoek van den heer Wiersma zou ingaan tegen de informaties, die men juist op hun voorstel heeft in gewonnen. Spr.'s vraag is hoe moet men dit voorstel brengen in verband met het schrijven van den Minister? Spr. is onder drang van den Min. op loonsverlaging niet tegen, maar het bedrag van 75.000. dat hier genoemd is, gaat spr.'s fractie te ver. Het lijkt spr. het verstandigst, waar de Raad hier nu toch niet, zonder dat het G. O. er in gekend is, preciese bedragen van loonsverlaging kan vaststellen, dit voorstel te voegen bij het schrijven van den Min. en dan kan, nadat de zaak in het G. O. is behandeld, de Raad hierover nader beslissen. De heer B. Molenaar wil gaarne weten of hij goed begrepen heeft, dat het voorstel met terugwerkende kracht tot 1 Jan. 1935 zal worden toegepast. Waar de heer Wiersma met de Liberale en de C. H, fractie dit voorstel heeft ingediend, bevreemdt het spr.. dat deze thans met deze verklaring over de toepassing van dit voorstel komt. Indien spr. en zijn fractie dit voorstel met den Vrij heidsbond zouden hebben ingediend, dan had hij vooraf willen weten, hoe deze dacht over de toepassing van dit belangrijke voorstel. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi zegt, dat de salarissen en loonen, in verband met de Min. circulaire, natuurlijk verlaagd zullen moeten worden, maar zij en haar fractie denken er niet aan zich aan een vast be drag te binden. De heer M. Molenaar zegt, dat er uiteindelijk twee voorstellen tot verlaging van de salarissen en loonen zijn een van het college en een van de heeren Feitsma en Oosterhoff. Zijn vraag is, of die beide voorstellen nu niet aan de orde komen en wat is de bedoeling, als het voorstel-Oosterhoff-Feitsma wordt verworpen Wordt dan geacht dat het andere voorstel aangenomen is of wordt dit afzonderlijk aan de orde gesteld Vervolgens vraagt spr. of het voorstel van de heeren Oosterhoff en Feitsma nu wel kan worden behandeld, zonder dat de kwestie van de 75.000.een onder werp van bespreking in het G. O. heeft uitgemaakt. De heer Vromen wil het kort maken, gezien het feit dat hun voorstel toch wel verworpen zal worden. De bedoeling van het voorstel is, dat de Raad reeds nu uitspreekt, dat men niet wenscht te wachten tot een eventueele verlaging op 1 Juli a.s. in werking treedt. Spr. c.s. keuren het af, dat deze zaak zoo lang getrai neerd heeft en zij meenen dat de Raad zich niet precies heeft te houden aan de circulaire van den Min., maar deze zaak zelfstandig kan afdoen. Naar hunne meening kan de Raad hier een principieel besluit nemen t.a.v de verlaging van de salarissen en loonen, zonder het G. O. daarin te kennen en spr. c.s. hebben er geen bezwaar tegen dat de Raad uitspreekt, B. en W. uit te noodigen met voorstellen te komen, nadat er overleg met het G. O. heeft plaats gehad. Het bedrag dat spr. c.s. hebben genoemd, is z.i., in verband met hun standpunt ten opzichte van de geheele begrooting, redelijk. Spr. acht het eenigszins voorbarig, dat de heer Wier sma thans reeds dieper op de uitwerking van hun voor stel is ingegaan; dat is iets dat men voorloopig wel aan B. en W. kan overlaten en dat de Raad t.z.t. zal hebben te beoordeelen. De Voorzitter wijst er op, dat, wanneer het voorstel wordt aangenomen, 75.000.— ten bate van de ge meentekas komt, en dat dit invloed zal hebben, niet alleen op de begrooting van G. W., maar op alle be grootingen. De voorstellers zeggen nu: later kunnen wel begroo- tingswijzigingen worden aangebracht, maar dan moet men. naar spr. meent, toch op het oogenblik bij de be handeling van de begrooting het voorstel buiten be schouwing laten en moet men dus ook dekking hebben voor die uitgaven tot een bedrag van 75.000. die over de verschillende begrootingen zijn verdeeld, in den vorm van schoolgeldverhooging, straatbelasting of iets dergelijks. En wat moet er dan met die 75.000. worden gedaan Moeten er nota's van wijziging van gemaakt worden, of het bedrag brengen op Onvoorzien? Wordt dit laatste gedaan, dan zal het voorstel echter geen invloed hebben op de begrootingen voor 1935. De heer Vromen herinnert er aan, dat de Raad gister een besluit heeft genomen, waarbij 521.000.uit de reserves van de Oorlogswinstbelasting op post 176a is gebracht, terwijl men nog niet weet hoeveel daarvan voor dit jaar noodig zal zijn. Hoe kleiner dit kwaad zal worden, hoe liever het spr. en zijn fractie is en daarom willen zij probeeren het tot de kleinst mogelijke proportie terug te brengen. De Voorzitter: Dus U wilt de reserves als een wind- kussen gebruiken; of meer of minder. De heer IJtsma constateert, ter voorkoming van mis verstand, dat de Rechts-Protestantsche Raadsfractie meegaat met den Vrijheidsbond t.a.v. het principe, dat de voorgestelde loonsverlaging moet worden toegepast met terugwerkende kracht tot 1 Januari 1935. De heer Wiersma antwoordt den heer Molenaar, dat hij heel goed weet, hoe de houding van zijn fractie is t.o.v. deze kwestie. Over de uitvoering valt, zooals de heer Vromen ook reeds opmerkte, nog te spreken, voor loopig komt het er slechts op aan of spr. c.s. het met den Vrijheidsbond eens zijn over het bedrag. Aangaande de uitwerking van het voorstel is spr. echter minder benieuwd naar het standpunt van den V. B., dan naar de vraag of de S. D. A. P. hem bij een eventueel voor stel om de lasten inderdaad zoo billijk mogelijk en naar draagkracht te verdeelen, zal steunen. Naar aanleiding van de opmerking van den heer IJtsma, wijst spr. er op, dat men het 't vorige jaar met 2 S. D. A. P. wethouders heeft klaargespeeld om een salarisverlaging voor het personeel van 7 ingaande 1 Januari 1934, in Maart van dat jaar pas op de be grooting te brengen, dus ook toen terugwerkende kracht De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel van de heeren Oosterhoff en Feitsma wordt met 18 tegen 10 stemmen, die van de heeren Vromen, Oosterhoff, Weima, Stobbe, Feitsma, Wier sma, Terpstra, Hofstra, mevrouw Van Dijk Smit en den heer Dresselhuijs, verworpen. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 11 Februari 1935. 37 Voortzetting der vergadering op Woensdag 13 Februari 1935. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi verzoekt B. en W. zoo spoedig mogelijk praeadvies uit te brengen over de circulaire van den Min. van Binnenl. Zaken. De Voorzitter stelt thans aan de orde het voorstel van B. en W. naar aanleiding van het schrijven van 2 Februari 1.1. van den Min. van Binnenl. Zaken, om 1°. de gevolgen van dezen brief niet bij deze be grooting in aanmerking te nemen 2°. B. en W. op te dragen te trachten een zoo goed mogelijke regeling te ontwerpen in verband met dezen brief. Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt met algemeene stemmen aangenomen. Aan de orde is de ontwerp-begrooting van Gemeente werken. De beraadslagingen worden geopend. De heer Vromen heeft wel waardeering voor de po ging, die B. en W. hebben gedaan om aan zijn bezwaar tegen het systeem van de verdeeling der algemeene onkosten, een bezwaar dat ook door B. en W. is erkend, zoo goed mogelijk tegemoet te komen, maar de door B. en W. gegeven oplossing is z. i. geen tegemoetkoming aan de essentie van het bezwaar. Dat de uitgaven voor den arbeid van het personeel van G.W. ten behoeve van een bepaald werk in rekening worden gebracht op den post, waarvoor die uitgaven zijn gedaan, en dat ook de kosten ten behoeve van de voorbereiding van voorstellen en adviezen aan B. en W., die het nooit verder brengen dan het college, in rekening worden gebracht, waarvoor thans voor het eerst een post van 15.000.op de begrooting staat, acht spr. zeer juist, waar hij van meening is, dat, hoe zuiverder men voor ieder werk uitrekent wat het precies kost, hoe zuiverder de begrooting wordt en daartegen ging zijn bezwaar niet, maar hij betreurt het. dat aan de kwestie van de algemeene onkosten, waarom het wel gaat. zoo weinig aandacht is geschonken en men maar eenvoudig heeft gezegd; we nemen het gemiddelde van de percentages van de laatste 5 jaren. Hierdoor toch is ook het gemid delde van de fouten die daarin gedurende die 5 jaren schuilden, genomen. Spr. erkent, dat er tal van posten op deze begrooting staan, waarbij het zeer juist is. dat algemeene kosten in rekening worden gebracht, maar dat bij een post als het salaris van den hulp-badmeester algemeene onkosten worden gerekend, is z. i. absoluut onjuist. Het lijkt nu alsof er voor de exploitatie van de badinrichting geld bij moet, hetgeen niet het geval is. Ook de uitgaafposten voor de opzichters en architecten, die, in vergelijking met wat particulieren daarvoor be talen, toch al abnormaal hoog zijn, worden nog met algemeene onkosten verhoogd. Spr. zou, nu door de door B. en W. gegeven oplossing nog niet de ideale toestand is bereikt, die toch moet worden nagestreefd, het college in overweging willen geven deze kwestie nog eens in studie te nemen. Dat Hoofdstuk XV dan met een veel grooter nadeelig saldo zal eindigen dan thans, is volgens spr. geen bezwaar. Het is spr.'s bedoeling niet een aanmerking te maken op de gestie van B. en W.; het is slechts een verschil van inzicht, dat met politiek niets te maken heeft, maar spr. is persoonlijk van meening, dat hij toch eigenlijk wel den spijker op den kop heeft geslagen. De heer De Boer (weth.) meent, dat de oplossing, die G.W. t.o.v. de algemeene onkosten thans aan de hand heeft gedaan, heel wat verbetering brengt. Voorop moet staan, dat de administratie zoo eenvoudig mogelijk is; er is wel een methode te vinden, die dichter staat bij wat de heer Vromen wil, maar dan wordt de zaak zeer ingewikkeld en zal zij wellicht meerdere kosten meebrengen, terwijl de administratie nu door zoo weinig mogelijk personeel wordt gedaan. Spr. herhaalt wat over deze zaak in den Aanbiedingsbrief is gezegd, ook wat betreft den nieuwen post van 15.000.en be toogt dat, vooral nu de ,,rek" uit de begrootingsposten weg is, het voor G.W. van het grootste belang is, dat men in den loop van het jaar voortdurend een juist overzicht heeft van den stand der verschillende posten. Daarop is deze methode geheel gebaseerd, zoodat men in den loop van het jaar overschrijding kan trachten te voorkomen. Dit kan niet, wanneer men eenvoudig, zoo als bij de Reiniging, de begrooting opzet met een groote verliespost. Controle op elk moment van iedere begroo- tingspost afzonderlijk is dan niet mogelijk, zoodat die methode voor G.W. funest zou zijn. Overigens is spr. van meening, dat men de resultaten van deze nieuwe methode eerst eens moet afwachten en niet steeds aan het veranderen moet blijven, al wil het college wel aandacht schenken aan het verzoek van den heer Vromen, om nog eens na te gaan of er nog niet een betere methode is te vinden. De beraadslagingen worden gesloten. De Voorzitter deelt mede, dat hem intusschen door de voorstellers is gezegd, dat zij het zeer op prijs zouden stellen om, alvorens met de behandeling van de begroo ting van G.W. door te gaan, eerst te stemmen over het voorstel van de heeren Feitsma en Oosterhoff inzake opheffing van het openbaar voorbereidend lager onder wijs (sub b), omdat, wanneer dit voorstel zou worden verworpen, er vermoedelijk geen voorstellen tot wijzi ging der begrooting van G.W. zouden worden gedaan en dan ook de andere voorstellen van die heeren, welke hier liggen, zouden worden ingetrokken. Uit practische overwegingen en ter bespoediging van de behandeling der begrooting van G.W. zou spr. daarom willen voor stellen thans eerst het voorstel-Feitsma-Oosterhoff in zake opheffing van het openbaar voorbereidend lager onderwijs te behandelen. De heer Muller ziet het verband niet tusschen de behandeling der begrooting van G.W. en eventueele opheffing van de bewaarscholen en vraagt de voor stellers op grond waarvan zij de beslissing omtrent de bewaarscholen nu zoo spoedig wenschen te nemen. De Voorzitter heeft alleen medegedeeld wat hem is gezegd en verduidelijkt dat nog eens. Waarom men dat wil. blijft hij buiten. Vindt de Raad dat niet goed, dan wordt doorgegaan met de begrooting van G.W. De heer Buiel kan zich kwalijk met dit systeem, waar bij men eventueel alle bezuinigingsvoorstellen wil in trekken, vereenigen, omdat spr.'s fractie niet heeft ge zegd, dat zij voor geen enkel bezuinigingsvoorstel zou stemmen. De heer Oosterhoff zegt, dat achter het verzoek niets bijzonders moet worden gezocht. De rechts Protestant- sche- en spr.'s fractie staan op het standpunt, dat het hier in de eerste plaats gaat om de belangrijkste voor stellen en de grootste bezuinigingen en dat, wanneer die worden verworpen, eigenlijk het indienen van allerlei andere voorstellen geen zin meer heeft. Er zit dus niets politieks of slinks achter, maar om den Raad eventueel allerlei stemmingen te besparen, dus uit practische over wegingen, is het verzoek gedaan om eerst de groote bezuinigingsvoorstellen in stemming te brengen en spr. had den indruk dat dit straks ook de bedoeling van den Voorzitter was. De Voorzitter: Ik dacht: bij de begrooting komen zij tóch aan de orde, maar het was eerst ook wel mijn bedoeling.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1935 | | pagina 18