40 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 11 Februari 1935.
Voortzetting der vergadering op Woensdag 13 Februari 1935.
hij meent het geheele college, overtuigd is, dat deze hun
plicht doen.
Naar hij meent is het onjuist te zeggen, dat er meer
opzichters zijn dan werklieden en dat op dit punt bij
G.W. veel bezuinigd zou kunnen worden.
De heer Vromen acht de wijze, waarop van de tafel
van B. en W. op deze zaak wordt ingegaan, principieel
funest en onjuist.
Van hetgeen door de Raadsleden in de sectieverga
deringen wordt gezegd, geldt alleen dat, wat in het
Sectieverslag staat en waarop in de officieele Mem. van
Antw. geantwoord is. Wanneer men de antwoorden,
door den een of anderen betrokken wethouder in de
sectie gegeven, zoude vergelijken met hetgeen omtrent
diezelfde vragen in de Mem. van Antw. staat spr.
wijst in dit verband op het antwoord in de Mem. van
Antw. op de vraag, of er over de begrooting overleg
met Ged. Staten is gepleegd en hetgeen op deze vraag
in de secties is medegedeeld dan zoude men elkaar
hier onaangename dingen kunnen zeggen
Spr. zat in dezelfde sectie als de heer Terpstra en
deze heeft met geen enkel woord, noch naar den letter,
noch naar den geest, het karakter of de plichtsbetrach
ting van de ambtenaren van G.W. in het geding ge
bracht en de wijze, waarop de heer De Boer dit naar
voren brengt, is apert onjuist. Wanneer een fractie een
poging doet om in het belang van de gemeente te be
zuinigen en daartoe voorstelt post 107 met 100.— te
verlagen en de wethouder zegt, dat dit niet mogelijk is,
omdat die post vastzit aan den geheelen plantsoendienst
en deze met het tuintje van het Zusterhuis en het tuintje
van den Dir. van de Gasfabriek, enz. als één geheel
moet worden gezien hetgeen naar spr.'s meening
niet waar is, daar het z. i. wel een aparte post is
dan is dat het voeren van obstructie van een zijde,
waarvan men het niet zou verwachten.
Spr. c.s. hebben alle pogingen gedaan om obstructie
te voorkomen, door op de kleine posten niet te gaan
bezuinigen, maar als zij dit nu wel doen, dan doen zij
dit noodgedwongen, gedrongen op den weg van ob
structie, maar dat is niet hun schuld
De Voorzitter constateert het feit, dat het woord ob
structie is gebruikt, een woord, dat hier nog nooit is
geweest.
Spr. beschouwt het voorstel van den heer Terpstra
om post 107 met 100.te verlagen, niet gedaan te
zijn om obstructie te voeren hij heeft ten minste be
grepen dat het woord obstructie hierop sloeg en dat de
heer Vromen niet bedoelde, dat van de zijde van B. en
W. obstructie werd gevoerd, maar nu hoort spr. fluis
teren, dat juist B. en W. obstructie voeren. Uit dit alles
blijkt wel hoe deze geheele zaak vertroebeld is. Van
het onderhoud van den tuin bij het paviljoen voor be
smettelijke ziekten is men ten slotte bij de opzichters
van G.W., de sectievergaderingen en de comm. voor
O. W. gekomen en de zaak is zoo verward, dat geen
van allen er meer uitkomt.
Naar spr. meent is de bedoeling van de sectieverga
dering deze, dat men daar vrijer kan spreken dan men
misschien hier zou doen, maar men behoeft over de
kwestie, dat iemand in de comm. voor O. W. iets niet
zegt en er later in de sectievergadering wel over
spreekt,, elkaar geen verwijt te maken. Dat moet ieder
per slot van rekening zelf weten.
Het lijkt spr. het beste, nu eenvoudig door te gaan
met het voorstel van den heer Terpstra om post 107
met 100.te verlagen en dan bij het hoofdstuk per
soneel de kwestie naar voren te brengen is de dienst
van G.W. niet topzwaar Daarmee wordt, naar spr.
meent, niet bedoeld, dat de opzichters bij G.W. niet
plichtsgetrouw zouden zijn op dit punt wil spr. den
heer De Boer gaarne volgen maar wordt alleen be
doeld zijn er eigenlijk niet te veel opzichters.
Spr. heeft ook wel eens ook bij andere takken van
dienst het woord topzwaar gebruikt, maar daarmede
wilde hij niet de werklust en kunde van de ambtenaren
aantasten
De heer Terpstra heeft behoefte den Voorzitter te
bedanken voor de wijze, waarop deze de zaak heeft uit
eengezet en het verheugt hem, dat de Voorzitter zoo
goed begrepen heeft dat het absoluut niet spr.'s bedoe
ling is geweest het karakter van de ambtenaren aan te
tasten.
Spr. is in tegenstelling met den heer De Boer van
meening, dat men een zaak omtrent de grootte van een
personeel niet gaat bespreken in tegenwoordigheid van
die ambtenaren.
De heer Ritmeester (weth.) merkt op, dat de heer
Vromen absoluut en uitdrukkelijk heeft gezegd, dat van
de zijde van B. en W. obstructie werd gevoerd en daar
wenscht hij ernstig tegen te protesteeren.
Spr. betoogt nogmaals, dat men dezen tuin als een
geheel met den plantsoendienst moet beschouwen en
wanneer men dit onderdeel zou verlagen, dan zal men
deze verlaging automatisch over alle plantsoenen moe
ten verdeelen. Dat is practisch juist, maar dat is geen
obstructie.
De heer De Boer (weth.) wil met de verklaring van
den heer Terpstra, dat hij niet heeft bedoeld de op
zichters van G.W. te disqualificeeren, genoegen nemen.
Het voorstel van den heer Terpstra om volgno. 107
met 100.te verlagen, wordt met 16 tegen 12 stem
men, die van de heeren Weima, Stobbe, Feitsma.
Wiersma, Terpstra, Hofstra, mevr. Van DijkSmit, de
heeren Dresselhuijs, Buiel, Vromen, Oosterhoff en Het-
tinga, verworpen.
Volgno. 107 wordt overeenkomstig de eerste Nota
van Wijziging uitgetrokken op 2383.46 en dienover
eenkomstig vastgesteld.
Volgno. 108. Uitgaven in verband met het onderhoud
van het Zusterhuisf 643.20
De heer Weima is van meening, dat deze onder
houdskosten eigenlijk te hoog zijn en hij heeft hierbij
speciaal op het oog den post van 360.voor het
buitenverfwerk. Hij geeft toe, dat, wanneer iets wordt
gedaan, het goed moet gebeuren, maar wat is goed
Daarover kan men verschillend oordeelen en als men
royaal was, zou men dezen post ook op 720.kunnen
uittrekken, maar er is naar spr.'s meening een grens en
hij gelooft, dat dit werk ook voor de helft van den prijs
nog wel goed kan worden uitgevoerd, waarom hij voor
stelt den post van 360.voor het buitenverfwerk op
180.uit te trekken.
De heer De Boer (weth.) zegt, dat, nadat deze kwes
tie in de sectie was besproken, deze post nog eens na
drukkelijk is nagegaan en met de Dir. van G.W. be
sproken, waarbij is komen vast te staan, dat dit werk.
zal het goed worden uitgevoerd, 360moet kosten.
Waar nu deskundigen verklaren dat dit bedrag noodig
is, kan spr. niet met het voorstel van den heer Weima
meegaan.
Het voorstel van den heer Weima wordt met 15 te
gen 13 stemmen, die van de heeren Weima, Stobbe.
Feitsma, Wiersma, Terpstra, Hofstra, mevrouw Van
DijkSmit, de heeren Dresselhuijs, Balk, Buiel, Vro
men, Oosterhoff en Hettinga, verworpen
Volgnos. 108 118 worden onveranderd vastgesteld.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 11 Februari 1935. 41
Voortzetting der vergadering op Woensdag 13 Februari 1935.
Volgno. 119. Onderhoud en schoonhouden der
wacht gebouw en en bureaux van politie en de daarin
aanwezige meubelen, de woning van den Commissaris
van Politie, benevens kosten van verzekering tegen
brandschade daarvanf 6.000.
De heer Terpstra, wel wetende dat hierbij ook be
grepen zijn de gebouwen aan de Nieuwestad, acht het
verschil met den post van het vorige jaar toch wel wat
heel groot, waarom hij namens zijn fractie voorstelt,
althans voorloopig, 1000,van dezen post af te
nemen.
De heer De Boer (weth.) zegt, dat deze post van
6000.als stelpost moet worden beschouwd, waarvan
de juiste grootte moeilijk kan worden geraamd. Deze
zal in werkelijkheid misschien lager, misschien ook hoo-
ger moeten zijn, waarom hij hem op het voorgestelde
bedrag zou willen laten.
Het voorstel van den heer Terpstra wordt met 15
tegen 13 stemmen, die van de heeren Oosterhoff, Het
tinga. Weima, Stobbe, Feitsma, Wiersma. Terpstra.
Hofstra, mevrouw Van DijkSmit, de heeren Dressel
huijs, Balk, Buiel en Vromen, verworpen.
Volgnos. 119 en 120 worden onveranderd vastgesteld.
Volgno. 121. Onderhoud van reddingsmiddelen,
waarschuwingsborden, afsluitingen, onderhoud en aan~
koop van straatnaambordenf 1.432.50.
De heer Terpstra meent op goede gronden, dat op
dezen post minstens 500.kan worden bezuinigd,
waartoe hij dan ook een voorstel doet.
De heer Westra (weth,): Mogen wij vernemen welke
die gronden zijn
De heer Terpstra zegt, dat hij door deskundige per
sonen, die hij hier niet behoeft te noemen, is ingelicht,
dat op het bedrag van 900.voor den aankoop van
naam- en waarschuwingsborden wel 500. kan worden
bezuinigd.
De heer De Boer (weth.) antwoordt, dat deze post,
evenals alle andere posten van de begrooting van den
Dienst der G.W., nadrukkelijk is bestudeerd en dat is
gebleken, dat voor naam- en waarschuwingsborden
inderdaad een bedrag van 900.— noodig is. Al heeft
de heer Terpstra zijn inlichtingen van deskundigen, ook
bij G.W. is men ter zake deskundig en daar is men tot
de bovengenoemde conclusie gekomen.
Het voorstel van den heer Terpstra wordt met 18
tegen 10 stemmen, die van de heeren Oosterhoff.
Weima, Stobbe, Feitsma, Wiersma, Terpstra, Hofstra,
mevrouw Van DijkSmit en de heeren Dresselhuijs
en Buiel, verworpen.
Volgnos. 121 en 122 worden onveranderd vastgesteld.
Volgno. 123. Onderhoud van de badinrichting aan
den Wissesdwingerf 2.431.
De heer Vromen heeft op zijn vraag i.z. het loon van
den plaatsvervanger-badmeester in de sectievergade
ring een ander antwoord gekregen, dan onder no. 65
van de Mem. van Antw. wordt gegeven, hetgeen z. i.
hieruit moet voortvloeien, dat de wethouder, die in de
sectie deze zaak heeft behandeld en die ook waarschijn
lijk het antwoord in de Mem. van Antw. heeft samen
gesteld, andere inlichtingen heeft gekregen. Hij blijft
ook na dit laatste antwoord van meening, dat het ab
soluut onjuist is dat deze post op de begrooting van
G.W. voorkomt. Dat er een plaatsvervanger-badmees
ter noodig is, kan spr. zich voorstellen en daartegen
heeft hij allerminst bezwaar, maar z. i. moet het loon
van dezen man op dezelfde plaats staan als het loon van
den badmeester, n.l. op de Gemeentebegrooting, opdat
men precies wete, wat de badinrichting aan inkomsten
en uitgaven geeft. Thans worden bij het salaris van
400.— algemeene onkosten berekend, die bij overbren
ging van den geheelen post no. 123 naar de Gemeente
begrooting ook daarop komen, hetgeen naar spr. meent
absoluut onjuist is. Is deze man echter, zooals in de
Mem. v. Antw. staat, een losse kracht, die tevens dien
sten verricht voor den Dienst der G.W, de wet
houder heeft daarop in de sectievergadering niet ge
wezen dan moet deze post z. i. worden gesplitst,
zooals dat ook gebeurt bij het loon van den werkman,
belast met het schoonhouden van de veemarkt. Waar
het eenvoudig een kwestie is van inrichting van de be
grooting, heeft spr. er geen bezwaar tegen, omdat het
misschien nogal ingewikkeld is om het nu te veranderen
het dit jaar zoo te laten, maar hij zou graag van B. en
W. de toezegging hebben, dat zij deze kwestie nog eens
zullen overdenken.
De Voorzitter wil deze toezegging gaarne doen.
Volgno. 123 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgno. 124. Onderhoud van privaten en water~
plaatsenf 625.
De heer Turksma dringt aan op het aanbrengen van
sanitair aan de nieuw ingerichte kippenmarkt.
De Voorzitter zegt toe, dat B. en W. die zaak wel
nader zullen bekijken.
Volgnos. 124 en 125 worden onveranderd vastgesteld.
Volgno. 126. Uitgaven ten behoeve van de bouw-
politief 12.401.—.
De heer Terpstra, van oordeel, dat ook hierop moet
worden bezuinigd, geeft in ernstige overweging, ter
voorkoming dat hij zelf dat voorstel doet hij doet dit
liever niet, omdat hij eerlijk gezegd met de inrichting
van dit orgaan niet voldoende bekend is om hierop
op de eene of andere wijze een bedrag van 1000.—
te bezuinigen en vraagt hierover inlichtingen aan den
wethouder.
De heer De Boer (weth.) antwoordt dat, waar deze
aangelegenheid niet in de secties is besproken, zij niet
opnieuw door den wethouder is bekeken. Wel is in de
comm. voor O. W. nagegaan of het mogelijk zou zijn
hierop te bezuinigen. Aan het verzoek van den heer
Terpstra om dat nog eens na te gaan, wil het college
graag voldoen, maar spr. geeft bij voorbaat de verze
kering, dat men er bij de bouwpolitie op uit is den dienst
zoo goedkoop mogelijk te laten functionneeren, en dat
daarom niet verwacht mag worden dat op dezen post
zoo maar 1000.— bezuinigd kan worden.
Volgnos. 126 en 127 worden onveranderd vastgesteld.
Volgno. 128. Onderhoud van straten en pleinen
f 65.000.-.
De heer Terpstra, vooropstellende dat de gestadige
uitbreiding van de stad met straten en pleinen aan
welker totstandkoming spr. ook van harte heeft mede
gewerkt, vooral ook van de pleinen natuurlijk meer
onderhoudskosten zal vragen, meent toch, dat de Raad
zijn goeden wil dient te toonen, door ook op dezen post
te bezuinigen en stelt daarom in de lijn van het door