44 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 11 Februari 1935.
Voortzetting der vergadering op Woensdag 13 Februari 1935.
Volgnos. 129131 worden onveranderd vastgesteld.
Volgno. 132. Kolken en riolen 6.000.
De heer Wiersma meent, hoewel op dezen post reeds
bezuinigd is, te moeten betwijfelen of er wel voldoende
op bezuinigd is, zoodat hij c.s. voorstellen dezen post
met 500.te verlagen en te brengen op 5500.
De heer De Boer (weth.) merkt op, dat deze vraag
niet in de sectie is gesteld. Het college was van mee
ning, dat deze post op dit bedrag moest worden uitge
trokken en dus niet kan worden verminderd.
De heer Wiersma merkt op, dat in het sectieverslag
voorstellen zijn aangekondigd om op de geheele begroo
ting van G.W. te bezuinigen en spr. meent dat B. en W.
daarop in de Mem. van Antw. zeggen, dat, wanneer
de posten, waarop bezuinigd kan worden, worden aan
gegeven, B. en W. daarop een antwoord kunnen geven.
Het voorstel van den heer Wiersma wordt met 15
tegen 11 stemmen, die van de heeren Stobbe, Feitsma
Wiersma, Terpstra, Hofstra, mevr. Van Dijk Smit,
de heeren Dresselhuijs, Buiel, Oosterhoff, Hettinga en
Weima, verworpen.
Volgno. 132 wordt onveranderd vastgesteld.
Volgno. 133. Onderhoud van kanalen, vaarten, sloo-
ten, vijvers, ponten, stallen, enzf 1.430.
De heer Bos zou B. en W. willen verzoeken maat
regelen te treffen, dat aan den onhoudbaren toestand
van de slooten langs het Schoppershof, welke z. i. uit
een oogpunt van hygiëne en gezondheid niet verant
woord is, een einde wordt gemaakt.
De heer Vromen komt ter vergadering.
De heer Muller heeft het vorige jaar ook reeds op
deze kwestie geattendeerd. B. en W. hebben toen ook
erkend dat die toestand daar onhoudbaar was, maar dat
zij bij verbetering rekening hadden te houden met de
naastlegers. Spr. meent echter, dat deze slooten in ge
meentegrond liggen en dus gevoegelijk dichtgemaakt
kunnen worden. Evenals vroeger bij den de Ruijterweg
is gebeurd, zou de zaak z. i. toch ook hier in orde kun
nen worden gemaakt. B. en W. behoeven dus nu geen
uitvluchten te zoeken met naastlegers, enz., maar spr.
wil pertinent weten of zij bereid zijn deze zaak te ver
beteren.
De heer De Boer (weth) zegt, dat met de verbetering 1
van den Weg naar Cambuur en met de daar naast loo-
pende slooten een aanvang is gemaakt; een gedeelte van
de sloot is reeds gedempt en daar is al een stuk straat
op gelegd, maar voor de verdere verbetering is wel
degelijk de medewerking van de eigenaren noodig. Er
is reeds met verschillende eigenaren onderhandeld,
maar tot nu toe zonder direct resultaat.
Deze zaak heeft de volle aandacht van het college.
Mocht verdere verbetering afstuiten op niet-medewer-
king van de eigenaren, dan zal waarschijnlijk tot ont
eigening moeten worden overgegaan, vooral wat be
treft het gedeelte bij het Schoppershof.
De heer Muller had dit antwoord wel verwacht, maar
hij blijft van meening, dat voor deze verbetering abso
luut geen onteigening noodig is, omdat het gemeente
grond is en dat deze zaak dus best in orde had kunnen
komen.
Spr. wijst nogmaals op den slechten toestand daar
ter plaatse en dringt met klem op verbetering aan.
De heer De Boer (weth.) zegt toe, dat, voor zoover
het mogelijk is deze verbetering tot uitvoering te bren
gen, dit gebeuren zal.
Volgnos. 133157 worden onveranderd vastgesteld.
Volgno. 158. Instandhouding van schoollokalen voor
lager onderwijs en gymnastiek en verzekering tegen
brandschadef 9.232.20.
Den heer Vromen lijkt de uitgave van 700.voor
het maken van een afsluiting voor de school aan de
Tjerk Hiddesstraat misschien wel wenschelijk, maar niet
noodzakelijk en hij stelt voor dezen post te schrappen
De heer De Boer (weth.) betoogt, dat deze post be
treft een afsluiting van een inham bij deze school, welke
aanleiding geeft tot allerlei minder wenschelijke dingen.
Men kan zeggen, dat het er een vuile boel is en waar
deze inham ook als speelplaats wordt gebruikt, waar
door er vaak gebroken ruiten komen, is dit voor het
college aanleiding geweest het voorstel te doen dezen
inham van de straat af te sluiten.
Het bedrag van 700.is misschien wat aan den
hoogen kant, maar door het feit dat daar ter plaatse
vroeger een sloot liep, moet men onder het hek een
goede fundeering maken. Het kan echter zijn dat de
kosten nog iets meevallen.
Het voorstel van den heer Vromen wordt met 19
tegen 9 stemmen, die van de heeren Oosterhoff, Weima,
Feitsma, Wiersma, Terpstra, Hofstra, mevr. Van Dijk-
Smit, de heeren Dresselhuijs en Vromen, verworpen.
Volgnos. 158 161 worden onveranderd vastgesteld.
Volgno. 162. Verlichting, verwarming en schoon
maken der schoollokalen voor het lager onderwijs
f 28.175.50.
De heer Turksma, die reeds het vorige jaar te kennen
heeft gegeven, dat de post voor het openen en sluiten
van de deuren voor gemeentelessen zijn sympathie niet
heeft, zou niet op deze kwestie teruggekomen zijn, als
niet het vorige jaar een onderzoek was toegezegd. Zijn
grief is thans, dat dit onderzoek, dat z. i. toch wel in
een jaar had kunnen plaats hebben, nog niet is afge-
loopen, en hij zou daarom graag de toezegging van den
wethouder hebben, dat hij in elk geval een snel onder
zoek zal doen instellen.
De heer De Boer (weth.) antwoordt, dat men bezig
is te onderzoeken hoe deze kwestie in andere plaatsen
is geregeld. Er zijn al verschillende rapporten ontvan
gen, maar het onderzoek is nog niet afgeloopen. Spr.
wil echter gaarne aan den wensch van den heer
Turksma tegemoet komen en zegt deze zaak zooveel
mogelijk te zullen bespoedigen.
Volgnos. 162 171 worden onveranderd vastgesteld.
Volgno. 172. Instandhouding van lokalen voor
voorbereidend lager onderwijsf 4.105.
De Voorzitter zegt, dat, wanneer het voorstel tot op
heffing van het voorbereidend lager onderwijs wordt
aangenomen, bovengenoemde post toch op de begroo
ting zal moeten blijven, omdat in dat geval de besparing
niet zóó groot zal zijn, dat deze kan verdwijnen.
Volgnos. 172 179 worden onveranderd vastgesteld.
Volgno. 180. Onderhoud gebouw Voorstreek 106.
waarin gevestigd de Stedelijke Muziekschool f 1.280.83.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 11 Februari 1935. 45
Voortzetting der vergadering op Woensdag 13 Februari 1935.
De Voorzitter merkt op, dat ten aanzien van dezen
post hetzelfde geldt, als wat hij bij post 172 heeft
gezegd.
Volgnos. 180 184 worden onveranderd vastgesteld.
Volgno. 185. Onderhoud van de haven voor woon
schepen en standplaats voor woonwagens f 871.
De heer Bos zou graag willen vernemen of er plannen
zijn tot verbetering van den slechten toestand van den
paardenstal op het terrein voor de woonwagens aan den
Greunsweg.
De heer De Boer (weth.) zegt, dat, waar gebleken
is dat het aantal wagens lang niet altijd gelijk is, het
wel een eenigszins lastige kwestie is. Zouden er altijd
zooveel wagens zijn als thans, dan zal het staanplaatsen
terrein zeker uitgebreid moeten worden, maar nu de
zaak reeds in onderzoek is, lijkt het spr. het beste voor-
loopig even af te wachten. Deze zaak heeft de aandacht
van B. en W. en blijkt het noodig, dan zullen maat
regelen in het belang van de woonwagenbewoners wor
den getroffen.
De heer Bos gelooft, dat de wethouder de zaak ver
ward heeft. Spr. heeft niet over de standplaats ge
sproken, maar over de stallen en heeft in de sectie de
vraag gesteld of er afscheidingen tusschen de paarden
komen en of er een ruif voor het voer zal worden ge
maakt.
De Voorzitter zegt, dat B. en W. sterk den indruk
hebben gekregen, dat de trek van woonwagens naar
Leeuwarden, ook van menschen, die hier practisch ge
sproken niets te maken hebben, groot is. De kwestie is
deze, dat, hoe gemakkelijker en hoe beter men het voor
de woonwagenbewoners maakt, hoe eerder zij naar hier
komen, wat voor de gemeente een groot nadeel betee-
kent. Het is n.l. gebleken dat de inning van de staan
gelden groote moeilijkheden oplevert en bovendien zegt
de Armenwetwaar de menschen zijn, moeten ze wor
den onderhouden. Gaat men dus de stallen uitbreiden
en maken, zooals dat voor de paarden het beste zou zijn,
dan zal men hier een concentratieplaats van woonwa
gens krijgen, hetgeen de bovengenoemde moeilijkheden
medebrengt, wat men niet uit het oog moet verliezen.
Volgnos. 185188 worden onveranderd vastgesteld.
Volgno. 189. Jaarwedden van ambtenaren
f 67.287.-.
De heer Wiersma kan zich in zake de kwestie van
de personeelsbezetting bij den Dienst van G.W., hoewel
de wethouder in de sectie in een breedvoerig betoog
heeft getracht aan te toonen, dat al het personeel ab
soluut noodzakelijk is en beslist gehandhaafd moet
worden, niet aan den indruk ontworstelen, dat de dienst
aangaande het technisch- en opzichthoudend personeel
topzwaar is, al wil hij op het oogenblik, inziende dat
het voor een leek thans moeilijk is steekhoudende argu
menten tegenover die van den wethouder, die over veel
meer gegevens beschikt, te stellen, met dezen meegaan.
Z.i. toch zullen bij de stelselmatig toegepaste bezuinigin
gen de werkzaamheden van het personeel van G.W
afnemen, zoodat dus op het personeel vanzelfsprekend
ook bezuinigd zal kunnen worden. Spr. zou daarom aan
B. en W. willen vragen, of zij inderdaad bereid zijn
om zeer ernstig in overweging te nemen bij vertrek of
ontslag van personeel geen nieuwe krachten in de plaats
daarvan aan te stellen en om aan den adjunct-directeur,
dien spr. in de eerste plaats niet strikt noodig acht, en
desnoods twee opzichters te kennen te geven, dat zij alle
mogelijke moeite moeten doen om een andere betrekking
te krijgen.
Den heer Vromen, wetende dat het voor een leek heel
moeilijk is over de personeelsbezetting van G.W. te
oordeelen, heeft het antwoord van den wethouder in de
sectie op zijn vraag, of die bezetting niet topzwaar was,
aanleiding gegeven om eens hier en daar bij deskun
digen zijn licht op te steken. Door een aannemer werd
toen de opmerking gemaakt, dat men bij G.W. de taak
van opzichter wel erg zwaar neemt, zóó dat bijv. bij de
verbetering van den Korfmakerspijp den geheelen dag
een opzichter aanwezig is. Spr. kan zich, als dat bij
ieder werk het geval is, thans begrijpen, waarom wer
ken, door de gemeente uitgevoerd, zoo duur zijn. Bij
particuliere architecten, die dikwijls op verschillende
plaatsen werken uitvoeren, is het niet mogelijk bij ieder
werk een opzichter te hebben en spr. gelooft ook niet,
dat zulks noodig is.
De heer IJtsma merkt op, dat de particuliere deskun
digen, die er zoo goed over kunnen oordeelen, als regel,
als zij voor derden werken, er wel hun eigen opzichter
bij hebben, maar bovendien hun principalen noodzaken
om er nóg een opzichter bij te zetten. Als zij die er voor
hun eigen rekening bij tellen, wordt het verschil niet
zoo groot.
De heer B. Molenaar meent, dat het zeer moeilijk
aangaat, om nü reeds toe te zeggen dat b.v. een even-
tueele vacature over 5 jaar niet weer zal worden ver
vuld, omdat de omstandigheden dan wel heel anders
kunnen zijn, en nog minder om reeds bij voorbaat tegen
den adj.-dir. en tegen twee opzichters te zeggen we
hebben liever dat je weggaat.
Spr. meent, met alle respect voor diens serieus onder
zoek, dat de heer Vromen, door het blijkbaar vragen
van inlichtingen bij een aannemer, bij den duivel te
biecht is geweest. Spr. gaat voor het vragen van inlich
tingen omtrent technische werkzaamheden van b.v. een
dokter ook niet informeeren bij iemand, die op dat ter
rein min of meer een kwakzalver is. Een aannemer zal
gauw geneigd zijn om te zeggen dat het te duur moet
worden, omdat er te veel van die „handenkijkers" bij
omspringen. Precies, want zij worden liever niet te veel
op de handen gekeken. Bij het werk aan de Korfmakers
pijp worden ook betonconstructies toegepast en daarbij
komt het er evenzeer op aan als bij het bouwen van een
barak, waarover de heer Vromen heeft gesproken.
Voor serieus en behoorlijk werk moet daarop dagelijks
toezicht zijn andere lichamen, zooals b.v. de Algem
Friesche Levensverz. Mij zorgen bij hun bouwwerken
ook voor eigen toezicht. Er zijn hier wel werken aan te
wijzen, die door gebrek aan toezicht absoluut bedorven
zijn. Gaat men naar de particulieren om informaties, dan
zegt zeker 80 dat het bij G.W. goedkooper kan.
Maar vraag dan niet hoe en op welke wijze. Welk be
lang zou de Dir. van G.W., die in een glazen huis zit,
er bij hebben, om meer opzichters te houden dan noodig
is Daartegenover staat echter, dat wij ook aan den
dienst, die voor de werken wordt verantwoordelijk ge
steld, de daarvoor noodige krachten moeten geven. De
Raad kan wel zonder meer dezen post verlagen, maar
de Raadsleden kunnen niet beoordeelen of wij voor de
verschillende werken, die wij dezen dienst voor de ge
meente laten doen, te veel opzichthebbend personeel in
dienst hebben.
De heer De Boer (weth.) wil wel toegeven, dat de
Raad als zoodanig niet in staat is om over de perso
neelsbezetting bij G.W. te oordeelen en het lijkt hem
de weg, dat deze zaak maar eens moet worden ver
wezen naar de comm. voor O. W„ opdat deze daarover
rapport kan uitbrengen.
Evenals hij in de sectie heeft gedaan, wil spr. wel
mededeelen hoe op 't oogenblik de bezetting van G.W.
is. Het aantal genummerde stukken en rapporten, uit
gaande van G.W., in 1930 bedragende 1964, was in