8
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 11 Februari 1935.
De algemeene beschouwingen worden geopend.
De heer Feitsma is het met B. en W. eens, wanneer
zij zeggen dat ook dit jaar bij de algemeene beschou
wingen de financiën op den voorgrond zullen staan.
Spr. geeft een samenvatting van het standpunt van het
college, zooals dit in den aanbiedingsbrief tot uiting
komt.
Het was in het laatst van het vorige jaar, zegt spr.
vervolgens, dat ons geruchten bereikten, die niet opti
mistisch stemden ten opzichte van de komende begroo
ting; dat deze echter een zoo groot tekort zou aanwijzen
hadden hij en de zijnen niet verwacht.
Het feit dat in den loop van het vorige jaar een
voorstel kwam tot afschaffing van de boventallige on
derwijzers, hetwelk bij de begrooting geen genade kon
vinden in de oogen van het college, wees er wel op dat
de ernst van den toestand meer en meer werd gevoeld,
maar dat het zóó erg zou zijn, was niet aan het be
stuursbeleid van B. en W. te bemerken. Reeds in 1934
hadden de teugels strakker moeten zijn gehouden, daar
het hoe langer hoe duidelijker werd, dat wij sterk ach
teruit gingen.
Het zal niet verwonderen, aldus spr., wanneer bij ons
de vraag rijst: zijn B. en W. niet te kort geschoten in
hun bezuinigingstaak en kunnen wij wel doorgaan in
de richting welke B. en W. aanwijzen? Die vraag
moeten wij in ontkennenden zin beantwoorden.
Spr. en zijn fractie meenden inzonderheid in deze
ernstige tijdsomstandigheden te hebben mogen ver
wachten dat B. en W. althans een poging hadden ge
daan tot het gezondmaken der financiën. Eerste eisch
is, door bezuiniging de uitgaven in overeenstemming te
brengen met de inkomsten en eerst, wanneer blijkt, dat
langs dezen weg niets meer te verkrijgen is, zal men tot
verhooging der belasting mogen overgaan.
Tegen het aangaan van een geldleening tot dekking
van het tekort staat spr. beslist afwijzend en wel op
grond van de overweging, dat men hier te doen heeft
met camouflage, met een poging om te ontkomen aan
den schijn dat men leent ter dekking van een gewoon
tekort. Dit staat in een kwaden reuk en daarom geeft
men er een anderen naam aan.
Spr. echter zegt, het geld is er niet meer en wij dienen
ons bij de beoordeeling der begrooting op deze basis te
stellen. Hij haalt aan, hetgeen wethouder Ritmeester
zeide bij de behandeling van dit punt in de zitting van
21 Febr. 1928, met name, dat hij toen beslist koos voor
niet-reserveering in verband met den financieelen toe
stand der gemeente. „Op het oogenblik", zoo zeide deze,
„is het dus een zeer groot bezwaar, daar wij financieel
niet sterk genoeg staan om nog kapitaal te reserveeren
voor de toekomst". Derhalve is het niet de bedoeling
geweest om te reserveeren.
Aan de hand van een circulaire van Ged. Staten d.d.
5 Augustus 1920 aan de gemeentebesturen, betoogt spr.
dat men eenvoudig niet mocht reserveeren.
In het bijzonder wijst spr. er nog op, dat, volgens
wethouder Ritmeester zelf, men practisch gesproken de
O. W.-belasting nergens anders voor mocht gebruiken
dan óf voor aflossing van oude leeningen, óf voor het
voorkomen van nieuwe leeningen en dat het geld is be
steed om een nieuwe leening te voorkomen door im
productieve werken direct te betalen. Het geld is er dus
niet meer, het is immers betaald.
Spr. en de zijnen begrijpen daarom niet, dat men nu
weer met dit potje voor den dag komt en het gaat
terugbrengen in den gewonen dienst, hetgeen, gesteld dat
het potje bestond, ook nog ongeoorloofd is, omdat het
moest dienen ter voorkoming van leeningen en juist niet
voor den gewonen dienst. Hij wijst er op, dat, waar
men niet wilde reserveeren en ook niet heeft gereser
veerd, men niet kan zeggen, terug te tasten naar
reserves.
De gevolgen nu zijn voor de belastingbetalers niet
onaanzienlijk. Er wordt gezegd dat men in 1935
240.000.minder belasting zal behoeven te betalen
dan anders. Dit lijkt wel aardig, maar de gevolgen ko
men achteraan. Een leening van 500.000.— tegen
4 looptijd 30 jaar, beteekent voor 1936 aan rente en
aflossing 35.000. Hierbij genomen dat in dat
jaar de uitkeering uit het gemeentefonds opnieuw met
35.000.daalt, is er voor 1936 een extra gat in de
begrooting van 70.000.Dat jaar is er nog een kwart
millioen uit de leening, maar dat bedrag zal niet eens
voldoende zijn en de belastingen zullen worden ver
hoogd. Maar in 1937 is er niets meer uit een leening te
halen; dan heeft men opnieuw de extra rente en aflos
sing en voor de derde maal een korting uit het Ge
meentefonds, wat tezamen een extra gat in de begroo
ting oplevert van 250.000.4- 35.000.— 4-
70.000.- 355.000.-.
Nu is in de laatste jaren wat men noemt het kapitaal
hard achteruit gegaan en bovendien zijn wij, volgens
spr., in ons land nog lang niet op het evenwichtspunt
eener loonende productie aangeland. Toch gaan wij
door de reserves te gebruiken. Daarom kunnen de las
ten niet door het kapitaal worden gedragen en komen
zij in hun volle zwaarte neer op den middenstand en de
arbeiders. Al zou het waar zijn, dat door de leening
voor dit en het volgend jaar wat minder belasting zal
worden betaald, daarna zal men met dubbele slagen
worden geslagen.
Het is om deze redenen, dat spr.'s fractie afwijzend
staat tegenover het voorstel van B. en W. tot het aan
gaan van een leening van 500.000.—. waarin worden
ondergebracht de objecten, welke indertijd uit de bui
tengewone middelen zijn gedekt.
Het wil ons voorkomen, zegt spr., dat deze begroo
ting in de eerste plaats moet staan in het teeken van
drastische bezuiniging. Alleen door opofferingen zal het
mogelijk zijn het schip drijvende te houden.
Spr. geeft daarom in ernstige overweging zijn groep
bij hare pogingen te steunen, wanneer zij wenscht
Opheffing van het bewaarschoolonderwijs,
voordeel23.000.—
Afschaffing van de nog aanwezige boven
tallige onderwijzers3.500.
Afschaffing van het zwemonderwijs 1.600.
Opheffing van het vervolgonderwijs 5.700.
den cursus aan de Indus
trieschool 4.500.
de nijverheidsavondschool 2.700.
Korting op de loonen en salarissen 72.000.—
Opheffing van de muziekschool2.500.—
Verlaging van alle subsidies met 10 2.600.
Geen gratis verstrekken van leermiddelen
aan kinderen, waarvan de ouders meer
dan 1.800.inkomen hebben 4.000.
Rentebesparing10.000.
Onvoorzien30.000.
Bezuiniging Gemeentewerken 12.000.
Verschillende bezuinigingen6.500.
Plaatsing in de 3e klasse Gemeentefonds
belasting 43.500.—
Verhooging van schoolgelden 45.000.
Opheffing Hoogere Handelsschool pro memorie
Meisjes H. B. S
Middelbare Meisjesschool
Totaal directe bezuinigingen ƒ269.100.—
Ook al zal er veel verdwijnen, dat ook spr. en de
zijnen gaarne zouden houden, toch meent hij dat geen
vitale belangen der gemeente worden getroffen.
Bovendien is hij overtuigd, dat wanneer wij niet sterk
durven bezuinigen, binnen enkele jaren de voorgestelde
maatregelen de gemeente van hoogerhand zullen wor
den opgelegd.
Regeeren is vooruitzien en daarom heeft men te zor
gen dat de ontvangsten de uitgaven kunnen dekken.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 11 Februari 1935.
9
Ten slotte zegt spr., dat indien B. en W. en de meer
derheid van den Raad blijven staan op het standpunt,
door hen bij het aanbieden van deze begrooting aan
genomen, zij dan van een aaneengesloten groep een
sterken tegenstand zullen ondervinden.
De heer B. Molenaar acht het, nu met deze begrooting
de 4-jarige periode van dit college wordt afgesloten,
vanzelfsprekend, dat daaraan eenige politieke beschou
wingen worden gewijd.
De algemeene toestand van land en gemeente zijn nog
verre van rooskleurig. Het economische leven is nog
steeds verlamd. Onze gedachten gaan in de eerste plaats
uit naar die honderdduizenden werkloozen, wier leed en
ellende in geen cijfers is uit te drukken. Men staat
thans bij de puinhopen van een maatschappelijk stelsel,
dat ons in deze ellende heeft gebracht. De voorstanders
van dit stelsel, niet in staat den economischen toestand
te herstellen, verspillen hun vaak groote gaven en krach
ten om het alsnog staande te houden, door verder door
gevoerde loonsverlagingen en aanpassingspolitiek, met
als gevolg een steeds armer wordende bevolking. In
grijpen in en ordening van het bedrijfsleven wordt door
hen ten sterkste bestreden met niet altijd zuivere argu
menten. Men zie daartoe slechts het ingezonden stuk
„Zeewaardig van een z.g. practicus, dat n.b. als hoofd
artikel in het Ochtendblad van de Nw. Rott. Crt. van
20 Januari is geplaatst als pleidooi tegen het wetsont
werp inzake bindendverklaring van ondernemingsover
eenkomsten en een beschouwing daaraan gewijd door
spr.'s partijgenoot Oosterhuis, bestuurder van den Fa-
brieksarbeidersbond, in het Volksblad van die week.
Spr. citeert een en ander. Hij memoreert vervolgens,
wat de heer Peletier bij de behandeling der begrooting
voor 1932 op 14 Dec. 1931 volgens de Handelingen,
pag. 218, le kolom onderaan, over noodzakelijke loons
verlaging en daardoor mogelijkheid van concurrentie,
werkverruiming, betere export, enz. heeft gezegd. Wat
is er van die theorie terecht gekomen Het alleenzalig
makend advies van loonsverlaging is door de werk
gevers met kracht doorgevoerd en nog niet van de
lucht, tot schade van de koopkracht der bevolking en
daardoor ten nadeele van den middenstand, maar de
werkloosheid is grooter dan ooit en de exportmogelijk
heden zijn niets verbeterd. Blijft ook thans de V. B
fractie die theorie nog onderschrijven
Spr. stelt hiertegenover de welvaartspolitiek in de
Scandinavische landen onder S. D. beheer, waar, naast
groote moeilijkheden, die men ook daar heeft, de toe
stand toch vrij wat beter is dan hier. Ten bewijze, dat
dit ook den liberalen bladen niet ontgaat, citeert spr.
wat daarover na het Handelsblad door de Nw. Rott.
Crt. is geschreven.
Sprekende over de democratie, haalt spr. aan wat de
leider van de S. D. A. P., de heer Albarda, in zijn
Kerstrede heeft gezegd
„Democratie is meer dan een staatsvorm. Zij is een
zedelijk beginsel. Zij is eerbied voor den medemensch,
voor zijn vrijheid en zijn rechten, voor zijn leven.
Fascisme leeft uit een tegenovergesteld beginsel.
Het verwerpt de eerbied voor den mensch. Het ver
acht zijn vrijheden. Het vertrapt zijn rechten. Het
spot met zijn leven.
In bijna elke burgerlijke partij valt helaas „de roep om
een sterken man" en eenige sympathie voor doeleinden
en methoden van het fascisme te constateeren. Tot het
daadwerkelijk breidelen van de macht van het fascisme
is het noodig, dat ongerept onze staatkundige rechten
gehandhaafd blijven. Spr. betwijfelt, of deze bij de V. B.
met zijn sterk anti-socialistisch karakter en zijn liefde
voor het kapitalistisch stelsel wel veilig zijn, gezien de
uitlating van den leider van dien bond, Mr. W. C.
Wendelaar, bij zijn benoeming als zoodanig, dat „in
een staat met zulk een uitgebreide taak op economisch
gebied het algemeen kiesrecht niet past". Spr. noemt
het droevig, dat een partij, die nog altijd heet te staan
op het fundament van Thorbecke, toen die zijn liberale
staat stichtte, het algemeen kiesrecht wil afschaffen en
dat dezelfde spr. tegenover den liberalen staat noemde
„den socialistischen staat, van nationaal-socialisme of
van de Internationale, straf van boven af geregeerd,
met onderdrukking van anderer meening, met dwang
en dictatuur". Bij het zoo in één adem noemen van twee
politieke stroomingen, die zoo lijnrecht tegenover elkaar
staan, kan spr. moeilijk het woord demagogie bedwin-
gen. Want wat men ook van de S.D.A.P. kan zeggen
en men durft veel in dezen tijd men ontkent toch
niet, dat zij de grootste vijand is van het nationaal -
socialisme, dat zij dag in dag uit bestrijdt. Spr. vreest,
J dat in de worsteling tusschen fascisme en sociaal-demo
cratie de laatste de liberalen niet aan haar zijde zal
vinden, evenmin als t.o.v. de gemeentelijke autonomie,
zooals spr. concludeert uit een uit „De Gemeente' van
20 Sept. 1934 op pag. 300 geciteerde uitlating van Mr.
Wendelaar.
Met betrekking tot de gemeentepolitiek van deze 4
jaren, waaraan de S. D. naar hun beste weten en kun
nen hebben medegewerkt, wijst spr. op hetgeen door
den leider van de V. B. fractie op 14 Dec. 1931, volgens
de Handelingen 1931, pag. 214, le kolom onderaan,over
de wethoudersverkiezing en het gevoerde en nog te
voeren beleid van het college is gezegd. Spr. heeft ge
noeg vertrouwen in den heer Oosterhoff, dat deze zal
zeggen, dat het hem niet is tegengevallen. Men kan
zich toch moeilijk beroepen op den financieelen toestand
van thans, die niemand vooruit kon zien en die voor het
overgroote deel is veroorzaakt door het ingrijpen der
Regeering in de gemeentelijke huishouding. Een geheel
burgerlijk of zelfs liberaal college was ook aan deze
moeilijkheden niet ontkomen.
Spr. noemt tal van stadsverbeteringen t.o.v. wegen,
straten, pijpen, bruggen, parkeerterreinen en scholen,
alle maatregelen, die in de afgeloopen 4 jaren met volle
medewerking van zijn fractie en van een groot deel van
den Raad zijn tot stand gekomen, die het welzijn en de
aantrekkingskracht van onze stad vergrooten en die zeer
zeker ook ten goede komen aan den middenstand, die
i daarvoor dan ook door het aanbieden van een tweetal
monumentale werken aan het Gemeentebestuur zijn
dank heeft gebracht.
Spr. wijst er op, dat zijn fractie al het mogelijke heeft
gedaan om het onderwijs intact te houden en slechts
gedwongen door Regeeringsmaatregelen aan verminde
ring heeft meegewerkt, dat zij een cultureele instelling
als het orkest na taaien strijd heeft moeten verliezen,
dat zij heeft meegewerkt, wel niet met haar volle in
stemming, aan bezuiniging op verschillende zaken, ook
op loonen en salarissen, dat met haar medewerking en
j die van het grootste deel van den Raad veel is gedaan
tot het verkrijgen van werkverruiming en dat zij van
harte heeft meegewerkt aan de krotopruiming en heeft
aangedrongen op het stichten, zoo noodig, van goed-
koope gemeentewoningen. Al hebben al deze dingen aan
de gemeente-financiën eischen gesteld, naar de eerlijke
overtuiging van spr.'s fractie is hiermee toch steeds het
algemeen belang gediend. Ook in de toekomst hopen de
S. D. hun taak te blijven vervullen, waarbij het crisis
program van de partij voor de Raadsverkiezingen van
1935 hun tot richtsnoer zal dienen. De S. D. zijn zich
ten volle bewust van de moeilijke tijden, die hen wach
ten en waarin men hen en de geheele arbeidersklasse
steeds tracht terug te dringen. Materieele voordeelen
en successen zijn thans niet of slechts bij uitzondering
te behalen, maar hun rotsvast geloof in de toekomst zal
de S. D. staande houden. In dit vertrouwen wachten
zij gerust het oordeel der kiezers af over het mede door
hen gevoerde beleid.
Wat de aangeboden begrooting betreft, is de fractie
in het algemeen B. en W. dankbaar, dat zij ook thans
met een sluitende begrooting bij den Raad komen, al is