88
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 7 Mei 1935
het G. O., ook omdat spr. de commissie voor G. O. in
zekeren zin meent te moeten zien al een commissie van
voorbereiding voor den Raad.
Mocht spr.'s voorstel tot aanhouding geen meerder
heid krijgen, dan zal hij, op grond van de mededeelingen
van den heer Wiersma, voor diens voorstel stemmen.
De Voorzitter deelt ter voorkoming van misverstand
en om daarmee misschien het voorstel-Vromen over
bodig te kunnen maken mede, hoe overeenkomstig art.
13 van de verordening op het G. O. de stemming plaats
heeft en hoe in dit geval het besluit is genomen. Door
geen van de organisaties is stemming gevraagd voor
het tot stand komen van de eene stem van de vertegen
woordigers der werknemers. Deze is dus met algemeene
stemmen tot stand gekomen, de andere stem, die van
B. en W., was al tot stand gekomen en vandaar dat het
besluit met algemeene en volledige eenstemmigheid is
genomen. Wat er achteraf is gepraat, interesseert spr.
niet.
De heer Wiersma bestrijdt, dat hetgeen hij heeft ge
zegd een ondermijning zou zijn van het G. O. Steeds
is hier gebleken, dat hij een groot voorstander van het
G. O. is. In gewone omstandigheden wenscht ook hij
zooveel mogelijk rekening te houden met een eenstemmig
tot stand gekomen advies van het G. O., al blijft dit
inderdaad slechts een commissie van advies.
Spr. herhaalt nogmaals uitvoerig hetgeen door den
vertegenwoordiger van den C. N. A. B. uitdrukkelijk
is verklaard. Dat is geen achterna praten, want die ver
klaring is ook officieel in de vergadering van het G. O
afgelegd.
De heer Vromen: Staat dat in de notulen
De heer Wiersma weet dat niet want deze zijn er
nog niet en 't komt er ook niet op aan. want hij staat
ef op en genoemde vertegenwoordiger staat daarin vlak
naast hem. Spr. behoudt zich ook ten allen tijde het
recht voor, bij de bescheiden positie, die hij als Raads
lid in het G. O. inneemt, om zich, indien hij zulks noodig
acht, t.o.v. een bepaald onderdeel van wat in het G. O.
is behandeld bij organisatie-vertegenwoordigers in
dit geval van den C. N. A. B. nader te oriënteeren.
De Voorzitter wil, nadat de heer De Boer nog het
woord heeft gehad, laten stemmen en vraagt, of de heer
Vromen zijn voorstel handhaaft.
De heer Vromen: Ja.
De heer De Boer (weth.) zegt, dat de verklaring,
welke te voren door den vertegenwoordiger van den
C. N. A. B. is afgelegd, niet de hoofdzaak is, omdat
daarna nog een discussie heeft plaats gehad en ten slotte
de voorzitter heeft gezegdik mag dus aannemen, dat
de vertegenwoordigers met het voorstel van B. en W.
accoord gaan Men is daarmee accoord gegaan en wat
er dan van te voren is gezegd, doet er dus niet toe.
De heer Ritmeester (weth.) merkt op, dat in de ver
ordening op den markt- en havendienst de strekking
lag, dat de ambtenaar, die aan het hoofd daarvan zou
staan, daarin gedurende de geheele week een dagtaak
zou vinden en dat de Raad dat, door vaststelling van
die verordening, dus feitelijk reeds heeft bekrachtigd.
Gezien de instructie van dien ambtenaar, zou spreker
slechts het tegendeel willen aannemen, wanneer het in
de practijk anders bleek. Spr. wijst er op dat in den
zomer de dagtaak vroeg zal beginnen en laat eindigen,
dat o. a. ook tentoonstellingen en de kermis bij den
dienst zijn betrokken en dat verschillende werkzaam
heden, thans berustende bij politie en secretarie, naar
dezen dienst worden overgebracht.
Den heer Van der Schoot antwoordt spr., dat voor
een goede organisatie een eenhoofdige leiding noodig is
Een vergelijking met de boekhouders van de kleine
bedrijven acht spr. onjuist.
Deze dienst is veel belangrijker en eischt veel meer
van den persoon dan die van den Beurs- en Waag-
meester, die 2700.tot 3000.verdient: overigens
wil spr. niets ten nadeele daarvan zeggen.
De tegenwoordige marktmeester, de heer Wiersma.
heeft spr. uitdrukkelijk verklaard, dat hij het zeer op
prijs zou stellen, als de Raad hem daartoe in de gele
genheid wil stellen, zijn woning aan de veemarkt, die
ontzettend koud is, te verlaten, al is de huurprijs dan
ook aanlokkelijk.
De uitdrukking, dat elke „pientere vent'' deze be
trekking kan waarnemen, wil spr. beschouwen als een
vriendelijkheid aan het adres van den te benoemen
functionnaris deze wordt dus een „pientere vent"
genoemd en als zoodanig gaat spr. daarin gaarne
mee, maar het salaris dient men niet alleen daarnaar
maar naar verhouding tot die voor andere functies vast
te stellen en dan acht spr. het wel gemotiveerd het gelijk
te doen zijn aan dat van den administrateur van het
Woningbedrijf.
Wat zich in het G. O. heeft afgespeeld moge inte
ressant zijn, maar pleit niet voor het geheel, omdat het
niet alleen het recht maar ook de plicht van een ver
tegenwoordiger is, als hij ergens tegen is, daar ook
tegen te stemmen en dat is niet gebeurd. Spr. erkent dat
noch de Raad noch B. en W. thans den geheelen dienst
kunnen overzien, maar zooals hij die ziet, is het voor
gestelde salaris alleszins gemotiveerd.
De heer IJtsma herhaalt zijn uiteenzetting omtrent
het meegaan van den Raad met het advies van het G.
O.de conclusie van den heer Vromen is dus onjuist.
Spr. stelt uitdrukkelijk vast, niet op grond van wat er
is gesproken, maar gebaseerd op de stemming, dat men
in het G. O, tot eenstemmigheid is gekomenieder
Raadslid weet dat met een beroep op het gesprokene,
wat vaak in tegenstelling is met de stemming, men vaak
heel verkeerd zou uitkomen.
De heer Vromen legt naar aanleiding van een vraag
van den Voorzitter uit, dat hij met zijn voorstel heeft
bedoeld aanhouding onder overlegging door B. en W.
van nadere gegevens, waaronder in dit geval te ver
staan de betrekkelijke notulen van het G. O., waarover
B. en W. ook de beschikking hebben.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel-Vromen, dat wordt ondersteund, wordt
met 16 tegen 12 stemmen, die van de heeren Feitsma,
Wiersma, mevrouw Van DijkSmit, de heeren Balk,
Hofstra, Vromen, Stobbe, Terpstra, Dresselhuijs, Het-
tinga. Van der Schoot en Oosterhoff, verworpen.
Het amendement van den heer Wiersma wordt met
18 tegen 10 stemmen, die van de heeren Terpstra, Het-
tinga, Van der Schoot, Feitsma, Wiersma, mevr. Van
DijkSmit, de heeren Hofstra, Vromen, Buiel en Stob
be, verworpen.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders
sub a.
Aan de orde is de benoeming sub b.
De heeren Vromen en Buiel vormen het stembureau.
Benoemd wordt H. Wiersma, marktmeester der vee
markt, alhier, met 24 stemmen. Er worden 4 biljetten
blanco ingeleverd.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 7 Mei 1935
89
Punten 5 en 6 (bijl. nos. 78 en 81). Met algemeene
stemmen wordt besloten overeenkom
stig de voorstellen van Burgemeester
en Wethouders.
Punt 7 (bijl. no. 72). Nadat op voorstel van Burge
meester en Wethouders punt 5 der voorwaar
den is gewijzigd als volgt
„de vloer van de portiek wordt bij den overgang
van het trottoir van gemeentewege zoodanig veran
derd, dat aldaar geen hoogteverschil ontstaat
wordt met algemeene stemmen besloten overeenkomstig
het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Punten 814 (bijl. nos. 80, 68, 71, 73, 76, 77 en 74).
Met algemeene stemmen wordt besloten
overeenkomstig de voorstellen van Bur-
meester en Wethouders.
Punt 15 (bijl. no. 69). De beraadslagingen worden
geopend.
De heer Van Kollem heeft in den loop van April als
lid van de comm. voor de Lichtbedrijven bij het met
spoed gevraagde advies dier commissie zonder aarzelen
zijn fiat gegeven aan het voorstel van B. en W. om zoo
mogelijk met ingang van 1 Mei de invordering van de
omzetbelasting stop te zetten. Spr. stelt echter voorop,
dat hij die zaak gescheiden heeft gehouden van een
tweede vraag, die onmiddellijk bij hem is opgekomen.
Hij stelt vast, dat de gang van zaken in geen enkel op
zicht aanleiding kan geven tot critiek op B. en W.
aangezien hun standpunt indertijd is bepaald door het
toenmalige standpunt van den Minister, maar nu diens
standpunt is veranderd, volgt daaruit het zeer onaan
gename feit, dat door de ingezetenen in 1934 en 1935
globaal een bedrag van 20.000.te veel aan omzet
belasting is betaald.
Beseffende de groote moeilijkheden om deze onbil
lijkheid te niet te doen, is er van spr.'s kant voorloopig
geen voorstel te wachten, maar wel wenscht hij deze
vraag te stellen zijn B. en W. genegen den Directeur
der Lichtbedrijven een onderzoek te laten instellen naar
de mogelijkheid om op eenigerlei wijze deze te veel be-
betaalde omzetbelasting terug te betalen en dan deze
kwestie, gehoord het advies van den Directeur, te doen
brengen in de comm. voor de Lichtbedrijven. opdat die
daarover t.z.t. advies kan uitbrengen aan B. en W. 1
De heer Wiersma heeft als lid van de desbetreffende
commissie het bewuste stuk ook maar 10 minuten in zijn
bezit gehad, maar daarbij direct gedacht aan de con
sequentie, dat dus blijkbaar van de ingezetenen te veel
omzetbelasting is geheven en hij heeft daarvan ook blijk
gegeven door zijn op het stuk geplaatste aanteekening,
dat hij zich voorbehield, wat t.o.v. de terugbetaling
daarvan aan de ingezetenen zou moeten gebeuren. Een
nadere beschouwing van de cijfers heeft spr. later in
zijn overtuiging versterkt dat er te dien opzichte iets
moet gebeuren. Op grond van de cijfers uit het rapport
van den Dir. van de Lichtfabrieken berekent hij, dat
er met betrekking tot het Electriciteitbedrijf over 5
maanden van 1934 en het eerste kwartaal van 1935 een
bedrag van zb 21.000.aan omzetbelasting van de
ingezetenen is geheven en dat daarvan in totaal thans
5550.aan het Rijk moet worden betaald, zoodat er
15.450.te veel is geheven, welk bedrag althans
voor wat betreft datgene wat aanvankelijk aan het Rijk
moest worden betaald door het Rijk wordt geresti
tueerd. 't Is nu voor de gemeente een vrij gemakkelijk
gebaar om te zeggen dat de heffing van omzetbelasting
voortaan kan vervallen, omdat zij met dat douceurtje
van 15.450.3 a 4 jaar gedekt is voor wat zij thans
zelf nog moet betalen. Spr. brengt hulde aan wat door
de vertegenwoordigers der gemeenten in dezen is ge
daan, maar meent, dat het gemeentebestuur thans ook
royaal moet zijn en dat thans moet worden beraadslaagd
over wat met het door de ingezetenen te veel betaalde
zal moeten worden gedaan. Spr. dient daartoe het vol
gende voorstel in
„De Raad verzoekt aan de commissie voor de
Lichtbedrijven rapport te mogen ontvangen over de
vraag of al dan niet aan de ingezetenen zal worden
terugbetaald de door de gemeente geheven omzet
belasting wegens de levering van electriciteit over
1934 en de eerste drie maanden van 1935."
Omdat voor het Gasbedrijf de restitutie, die de gemeente
zal ontvangen, veel kleiner is, zoodat het door de ver
bruikers te veel betaalde heel spoedig zal veranderen
in een tekort voor het bedrijf, nu dit die belasting niet
meer zal terugvorderen, vraagt spr. daarvoor niet de
zelfde toepassing. Wel verheugt hij zich van harte,
waar het nadeelig saldo, dat hierdoor ontstaat, ten laste
zal komen van het Gasbedrijf, dat met dit door B. en
W. overgenomen advies van den Directeur misschien
de eerste stap wordt gezet op dezen weg, dat men ern
stig gaat overwegen, welke concurrentie de Gasfabriek
mogelijk zal kunnen aandoen aan haar groote concur
rente, de petroleum.
De Voorzitter geeft den heer Wiersma in overwe
ging, waar de Raad formeel met de commissie voor de
Lichtbedrijven niet heeft te maken, om zijn voorstel
aldus te wijzigen, dat daar komt te staan ,,De Raad
verzoekt aan Burgemeester en Wethouders", enz.;
deze hooren dan natuurlijk de commissie voor de Licht
bedrijven.
Het voorstel-Wiersma wordt dienovereenkomstig
gewijzigd.
De heer IJtsma sluit zich aan bij de opmerking van
den heer Van Kollem, dat er buiten de schuld van de
gemeente te veel geheven is en is van oordeel dat, hetzij
dit bedrag t.o.v. gas of electriciteit klein of groot is, de
Raad toch alle mogelijke middelen dient te beramen om
zooveel mogelijk het te veel gevorderde aan de men-
schen terug te betalen, ook afgescheiden van de vraag
of dit bij het gas moeilijker is. Ook die terugbetaling
dient in het onderzoek te worden opgenomen, opdat de
ingezetenen den indruk zullen krijgen dat alle mogelijke
moeite is gedaan om het geld terug te brengen waar het
hoort.
De heer Ritmeester (weth.) maant in verband met
het bezuinigingsontwerp van de Regeering, waarin
nieuwe regelen, die wij thans nog niet kennen, voor de
omzetbelasting van de lichtbedrijven zullen worden op
genomen, tot voorzichtigheid. B. en W. hebben hun
voorstel, dat door de leden van de Lichtcommissie is
gefiatteerd, feitelijk zoodanig als één geheel beschouwd,
dat uit de daar ontstane reserve van 13.000.de mid
delen zouden worden gevonden om de verder te vor
deren omzetbelasting te betalen. Elke andere maatregel,
dien wij nemen, zou natuurlijk de begrooting belasten
Spr. kan niet direct adviseeren met het voórstel-
Wiersma mee te gaan, maar tot een onderzoek zijn B.
en W., gehoord de commissie voor de Lichtbedrijven,
wel bereid. Als echter spr. van den heer Wiersma hoort
dat dit ook de bedoeling van diens voorstel is, kan hij
zich daarmee vereenigen.
De Voorzitter geeft, nu B. en W. de voorstellen van
de heeren Van Kollem en Wiersma, die practisch op
hetzelfde neerkomen, hebben overgenomen of aanvaard,
in overweging het voorstel zélf, waar spr. niets tegen
heeft gehoord, te behandelen.
De heer Buiel verwondert zich over de woorden van
den heer Ritmeester. De gemeente is wel haastig de