148 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 September 1935.
De Voorzitter zegt, naar aanleiding van de door den
heer Posthuma genoemde kwestie, dat hij inderdaad in
de Raadsvergadering van 14 November 1933 heeft ge
zegd wat op dat moment ook zeer zeker zijn meening
was dat de heer Landeweer geen recht op het voet
pad kon doen gelden.
Langzamerhand echter zijn B. en W. tot de over
tuiging gekomen er is ook een conferentie geweest
van spr. en den Secretaris met den heer Landeweer en
een deskundige dat er wel iets van de bewering van
den heer Landeweer waar kon zijn, al gelooft spr. niet,
dat het oorspronkelijk de bedoeling is geweest, dien per-
ceelen uitweg te geven. B. en W. hebben den indruk
gekregen, dat, waar verzuimd was een bordje „eigen
weg-' te plaatsen en ook nog om andere redenen van
verjaring, Wegenwet enz., wanneer de heer Landeweer
zou gaan procedeeren, hij wel eens gelijk zou kunnen
krijgen.
Den heer Praamsma, die van meening was dat dit
voorstel wel wat laat bij de leden kwam, antwoordt
spr., dat dit voorstel niet zoo belangrijk is, omdat de
groote transactie reeds in November 1933 heeft plaats
gevonden. De provincie kwam daarna eerst om een
strook van 4 Meter aan het pleintje aan het Zuidvliet
en ook de Dir. van G. W. had er geen bezwaar tegen,
dat dit pleintje wordt versmald van 34 tot 30 Meter,
welke grootte zeer behoorlijk is. Nu krijgt men nog geld
voor dezen grond, terwijl deze anders zou moeten wor
den bestraat en dus geld zou kosten. Daarom is de prijs
van dien grond iets lager gesteld. Toen heeft de pro
vincie gevraagd de beide 10 Meter breede perceeltjes
aan den Kanaalweg, waarvoor 10.per M-. werd
bedongen, hetgeen een behoorlijke prijs is voor bouw
terrein daar ter plaatse.
Wat betreft den aankoop tegen den penning 20. deze
is daarom genomen omdat het hier een oude erfpacht
betreft, welke, in tegenstelling met andere erfpachten,
is berekend naar 5 wat destijds misschien is gebeurd
om de provincie ter wille te zijn. Naar het oordeel van
B. en W., en zeker ook van den Raad, kan echter een
gewone erfpacht niet afgekocht worden een parti
culier staat h.i. in dezen niet op één lijn met een Over
heidsbedrijf en niet tegen den penning 20, omdat
deze is gebaseerd op een canon van 5
Het is B. en W. niet bekend hoe de provincie zich
verder het plan van uitbreiding der fabriek denkt. Maar
vast staat, dat ook deze uitbreiding onder de Hinderwet
valt en B. en W. zullen hun aandacht hieraan schenken,
te meer nu de heer Buiël hen attent heeft gemaakt op
het lawaai der turbines.
Spr. legt voorts uit, hoe de overeenkomst tot terug
betaling van de 5000.aan de provincie is tot stand
gekomen.
De heer Buiël kan zich, gehoord de mededeelingen
van den Voorzitter betreffende de toegezegde 5000.
aan de provincie, met die toezegging niet vereenigen en
hij geeft den Raad in overweging deze 5000.niet
aan de provincie te laten toekomen.
Voorts zegt spr. dat hij geen antwoord heeft gekregen
op zijn vraag betreffende de onttrekking aan de open
baarheid van terreinstrooken aan het Vliet en van den
weg over het voormalige terrein-Landeweer.
Den heer Praamsma is door de inlichtingen van den
Voorzitter aangaande de 5000.veel duidelijk ge
worden en hij kan zich voorstellen, dat B. en W. wen-
schen over te gaan tot deze transactie.
Het is hem bekend, dat ook de provincie is gebonden
aan de bepalingen van de Hinderwet en aan de eischen,
die de Schoonheidscommissie stelt, maar hoe komt het
met de oplossing van de bebouwing aan het Vliet
Komen er pakhuizen of een blinde ringmuur De ge
meente heeft hierin later niets meer te zeggen, dan het
aangeven van de rooilijn en dat lijkt spr. heel gevaarlijk.
Daarom lijkt het hem beter, dat de gemeente een strook
grond in eigendom behoudt om daarop een bebouwing
te krijgen, zooals B. en W. het meest wenschelijk achten.
Wat de te verkoopen strook grond van het geprojec
teerde pleintje aan het Zuidvliet betreft, acht spr. het
van belang, gezien den geringen verkoopprijs van 3.
per M2., dat de gemeente deze strook in eigendom be
houdt, mede in verband met de situatie aan den Oost
kant van de stad. Hij acht de ontsluiting van den Oost
kant een urgent punt en waar de Emmakade nu als het
ware in een muizenval uitloopt en spr. zich voorstelt,
dat van de nieuwe brug over het Vliet veel meer ge
bruik zal worden gemaakt, dan men nu meent, zal de
gemeente daar later misschien graag 4 Meter meer
grond hebben a 3.per M2.
De heer Posthuma vraagt nogmaals hoe en wanneer
de betaling zal plaats hebben. Den vorigen keer heeft
de betaling niet bij de overdracht plaats gehad, hetgeen
buitengewoon rentedervend is en dit zou hij bij deze
transactie liever niet weer zien.
De Voorzitter antwoordt, dat de betaling plaats heeft
als de acte wordt gepasseerd en dat de vroeger ver
kochte grond nog niet is overgedragen. Dat kön niet
omdat de kwestie van de Wegenwet er tusschen zat.
Door de in het voorstel besproken wijze van handelen,
welke spr. nog nader toelicht en die van hoogerhand
is gesanctionneerd, kan nü echter de acte worden ge
passeerd en dus ook de betaling plaats hebben.
Wat er op de door den heer Praamsma bedoelde
strook grond komt, weet spr. niet. Door daar een strook
van 4 M. zelf te behouden heeft de gemeente het niet in
de hand, dat de provincie dan op de nieuwe grens niet
precies hetzelfde doet; het maken van b.v. een langen
ringmuur enz. kan men echter veel beter voorkomen
door vaststelling van rooilijnen en welstandsbepalingen,
waaraan ook de provincie gebonden is.
Spr. betoogt, door de breedte van het ontworpen
pleintje aan het Vliet te vergelijken met die van andere
wegen, dat 30 M. breedte hier ruimschoots voldoende
is het is zelfs nog de bedoeling daarop een plant
soentje aan te leggen en dat er dus geen reden is om
die 4 M. grond, zij het ook tegen dien prijs, niet te
verkoopen.
T.o.v. de door den heer Buiël bedoelde strook langs
het Vliet achten B. en W. onttrekking aan den open
baren dienst in de eerste phase niet noodig; in de tweede
phase gebeurt dat echter wel.
De heer Buiël kan zich met den door den Voorzitter
gegeven uitleg omtrent de niet-overdracht van het ter
rein aan de provincie niet geheel vereenigen en betoogt
dat, waar er nu wéér niets is bepaald wanneer de trans
actie tot stand moet komen, het nóg wel 1 Yi Jaar kan
duren, als men wacht tot de onteigening heeft plaats
gehad. Het gaat niet aan, evenmin als men dat bij par
ticulieren doet, om het terrein zonder betaling maar
steeds ter beschikking van de provincie te houden; de
zaak zal thans behoorlijk geregeld moeten worden door
een datum te bepalen, waarop de koopsom moet worden
bepaald.
Spr. blijft er verder bij, dat er geen enkele reden is
om de provincie, die dit terrein tamelijk goedkoop heeft
gekregen, nog met 5000.tegemoet te komen, waarom
hij het volgende voorstel indient
„Ondergeteekende stelt voor de in het praeadvies
no. 128 bedoelde tegemoetkoming ad 5000.niet
te verleenen,"
De Voorzitter zegt nog t.a.v. het door den heer Buiël
bedoelde perceel aan het Vliet dat, als dit de gemeente
aangaat, volkomen aan den wensch van den heer Buiël
tot onttrekking aan de openbaarheid wordt tegemoet
gekomen. Die kwestie is dus uit de wereld.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 24 September 1935. 149
Spr. betoogt nogmaals dat, hoe graag B. en W. dat
zelf ook wilden, omdat zij ook wel graag geld wilden
zien, de gemeente de terreinen in verband met de Ge
meentewet en de Wegenwet niet eerder kön over
dragen, omdat daarin ook vielen de Poppestraat en een
gedeelte van den Poppeweg. Nu echter in Den Haag
aan dergelijke zaken een mouw is gepast, kunnen B. en
W. doorwerken en kan, zoodra het besluit is goed
gekeurd, de acte worden gepasseerd.
Spr. deelt mede, dat het voorstel-Buiël de strekking
heeft van een amendement op het voorstel van B. en
W., n.l. om daarin op pag. 240 de eerste bepaling te
laten vervallen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel-Buiël, dat wordt ondersteund door den
heer Wiersma, wordt met 17 tegen 8 stemmen, die van
de heeren Terpstra, Turksma, Praamsma, Posthuma,
Buiël, J. Koopal, Balk en Wiersma, verworpen.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders,
zooals dit bij monde van den Voorzitter namens Burge
meester en Wethouders nader is gewijzigd en toegelicht.
Punt 13 (bijl. no. 125). Met algemeene stemmen wordt
besloten overeenkomstig het voorstel van Bur-
meester en Wethouders.
Punt 14 (bijl. no. 127). De beraadslagingen worden
geopend.
De heer Algera heeft, indien aan den amanuensis
onderzoekingen in het archief worden opgedragen, geen
bezwaar tegen het voorgestelde salaris, maar is het niet
eens met de zinsnede in het praeadvies „waardoor de
archivaris meer gelegenheid krijgt voor het eigenlijke
archiefwerk", omdat hij meent, dat het doen van onder
zoekingen juist een zeer belangrijk onderdeel van het
archiefwerk is. Spr. begrijpt wel, dat men doelt op wat
de archivaris ook in zijn verslag over 1934 schrijft, n.l.
dat hij een begin wil maken met inventariseeren, maar
spr. meent, dat dit in dezen tijd niet van het allergrootste
belang is te achten en dat iets anders thans de voorkeur
verdient. Waar het werk van den archivaris zooveel
mogelijk moet strekken in het algemeen belang, vraagt
spr. of B. en W. willen overwegen den archivaris op
dracht te verstrekken tot het schrijven van een geschie
denis van Leeuwarden, waarmee misschien wel een 10-
tal jaren gemoeid zal zijn. We hebben wel de uitwendige
geschiedenis van Eekhoff, maar niet een inwendige
geschiedenis over sociaal, kerkelijk, cultureel en econo
misch leven van Leeuwarden. Nu men hier het voor
recht heeft een archivaris te hebben met het radicaal I,
had spr. gedacht, dat deze archivaris daarvoor moet
worden aangewezen.
De Voorzitter wil namens B. en W. toezeggen, dat
zij deze zeer belangrijke maar ook zeer moeilijke taak
gaarne met den archivaris willen bespreken. Meer kan
spr. op het oogenblik niet toezeggen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Punt 15 (bijl. no. 124). De beraadslagingen worden
geopend.
De heer Praamsma meent, hoewel z.i. de belangen
van de randgemeenten hier meer bij betrokken zijn dan
die van Leeuwarden, dat hier uit gemeenschapsgevoel
niet veel op tegen is, maar vraagt of door het verleenen
van bijstand aan de randgemeenten wij in de toekomst
ook voor uitbreiding van het materiaal èn het korps van
de brandweer kunnen komen te staan, zoodat ons deze
overeenkomst geld zou komen te kosten.
De Voorzitter meent deze vraag wel positief met
„neen" te kunnen beantwoorden. Hij geeft toe, dat
Leeuwarden den randgemeenten misschien meer te hulp
zal moeten komen dan zij Leeuwarden, maar onze ge
meente zal van deze wederzijdsche regeling niet minder
maar 10.per jaar beter worden.
Ten overvloede stelt spr. namens B. en W. voor om
hierbij, zij het dan formeel, tevens te besluiten de oude
regeling van 1873 met de gemeente Leeuwarderadeel
in te trekken.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders,
zooals dat bij monde van den Voorzitter namens Bur
gemeester en Wethouders is aangevuld.
Punt 16. Met algemeene stemmen wordt besloten over
eenkomstig het praeadvies van Burgemeester
en Wethouders.
Punt 17. Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi rappor
teert namens de commissie, belast geweest met
het onderzoek van den geloofsbrief en be
staande uit mevrouw Buisman Blok Wijbrandi en de
heeren Feitsma en Hooiring, dat de commissie den ge
loofsbrief en de daarbij overgelegde stukken heeft gezien
en in orde bevonden, weshalve zij den Raad adviseert
den heer J. D. Dresselhuijs als lid van den Raad toe
te laten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het advies der commissie.
De Voorzitter zou, indien de heer Oosterhoff aan
wezig was geweest, een woord van afscheid tot hem
hebben gesproken en wil, nu deze niet aanwezig is, toch
in herinnering brengen, dat met den heer Oosterhoff
een van de oudste leden, wat het aantal dienstjaren
betreft, den Raad gaat verlaten. De heer Oosterhoff
heeft in den loop der jaren groote veranderingen zich
in de gemeente en in den Gemeenteraad zien voltrekken,
maar ondanks het feit, dat hij zijn partij hier steeds heeft
zien slinken, is de heer Oosterhoff een warme belang
stelling voor de gemeentezaken blijven houden en spr.
is er van overtuigd dat, ook al heeft de heer Oosterhoff
bedankt, hij dat ook zal blijven doen.
Spr. dankt den heer Oosterhoff voor alles, wat hij
voor de gemeente heeft gedaan en wil hem, ook namens
den Raad, een behouden terugkomst in het vaderland
toewenschen.
Niets meer te behandelen zijnde, wordt de vergade
ring door den Voorzitter gesloten.