158 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 5 November 1935.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Posthuma verzoekt dit stuk voor de volgende
vergadering ter visie te leggen, opdat de leden er zich
dan beter een oordeel over kunnen vormen.
De Voorzitter heeft daar geen bezwaar tegen, indien
er thans, zooals B. en W. voorstellen, afwijzend op
wordt beschikt, omdat deze zaak niet tot de competentie
van den Raad behoort. Dan is de zaak dus afgedaan.
De heer Posthuma meent dan, alvorens dit verzoek
voor kennisgeving wordt aangenomen, nogmaals te
moeten aandringen op een uitspraak van den Raad,
waarbij aan B. en W. wordt gevraagd toe te zeggen,
dat zij bij M. H. zullen aandringen op verhooging van
de absoluut te kleine steun aan de schippers. Om hem
hoeft dan het verzoek niet meer ter visie te worden
gelegd.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Punt 3. De aanbeveling van Curatoren luidt als volgt
1. H. de Boer, te Tiel
2. Dr. T. van der Zee, te Sneek.
De beraadslagingen worden geopend.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi heeft den in
druk gekregen, dat no. 1 van de aanbeveling er stellig
op rekent, dat hij in September vast zal worden be
noemd. Zij vraagt of daar eenige grond voor is.
De Voorzitter antwoordt ontkennend. Spr. zet uiteen,
dat bedoelde persoon wel heeft aangedrongen op een
directe vaste aanstelling, niet omdat hij tegen een tijde
lijke aanstelling op zichzelf bezwaar had, maar op grond
van de vrees, dat hij door overplaatsing of detachee
ring van leerkrachten hier op een gegeven moment
overbodig zou kunnen worden. De kwestie van deta
cheering kan in dezen echter wel worden uitgeschakeld,
omdat die practisch niet kan plaats hebben en overi
gens komt de benoemde niet in een andere positie te
staan als de andere leeraren aan het gymnasium, omdat
allen eerst tijdelijk worden benoemd.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: Dus U hebt
niet den indruk gekregen, dat hij van meening is met
September vast benoemd te zullen worden
De Voorzitter: Neen, ik zeer zeker niet en mij dunkt,
de wethouder van Onderwijs ook niet.
Mevrouw BuismanBlok Wijbrandi: Dus de Raad
legt zich niet vast, dat deze tijdelijke benoeming in een
vaste zal overgaan.
De heer Buiël meende, dat de functie van leeraar in
de aardrijkskunde steeds een tijdelijke functie was. Zij
is dat althans reeds een 10-tal jaren geweest.
De heer Balk heeft juist den indruk gekregen, dat no.
1 wèl overtuigd was dat hij tijdelijk benoemd zou wor
den, omdat hij tegenover spr. de hoop uitsprak, dat er
eens een vaste benoeming op zal volgen.
De heer Hellema informeert naar de benoeming van
den heer J. Boer tot tijdelijk leeraar in aardrijkskunde
en geschiedenis, punt 16 in de vergadering van 3 Sep
tember, in verband met deze vacature.
De Voorzitter: Die is verdwenen.
De heer Botke (weth.) antwoordt, dat de heer J. J.
Boer met Sept. is benoemd tot tijdelijk leeraar in de
vacature-mej. Kreuiter voor den tijd, dat in die vacature
niet was voorzien, terwijl hij toen ook is benoemd tot
tijdelijk leeraar in de geschiedenis voor mej. Douma, die
toen ziek was. Nu wordt echter in de vacature-mej.
Kreuiter voorzien.
De Voorzitter antwoordt den heer Buiël, dat het niet
steeds de gewoonte is om voor aardrijkskunde een tij
delijk leeraar te benoemen. Was dit den laatsten tijd
zoo. dan is dat toevallig geweest. Naar het oordeel van
B. en W. is deze benoeming tijdelijk, met de bedoeling
dat die straks, als alles goed gaat en normaal loopt,
vast zal worden, zooals met alle andere leeraren ge
beurt. Spr. heeft zich niet direct gerealiseerd dat het
nog bijna een jaar duurt voor het 1 September is; de
nieuwe leeraar wordt nu voor één jaar tijdelijk benoemd
en zal waarschijnlijk in September of October vast wor
den aangesteld.
De beraadslagingen worden gesloten.
De heeren Wiersma en Hellema vormen het stem
bureau.
Benoemd wordt H. de Boer, voornoemd, met 20
stemmen. (7 stemmen op Dr. T. van der Zee.)
Punt 4. De aanbeveling der commissie luidt als volgt
a. vac. mej. S. de Jong, meerderjarig onder
wijzeres o. 1. onderwijs
1. mej. S. de Jong;
2. H. Hamming;
3. R. de Haan;
b. vac. R. Th. A. Bisschop, meerderjarig on
derwijzer bijz. 1. onderwijs
1. R. Th. A. Bisschop;
2. J. J. Swart;
3. P. L. Jansen;
c. vac. S. Mendels, vader van een kind van
een o. 1. school
1. S. Mendels;
2. C. Sajet;
3. M. Velleman;
d. vac. R. van Raaij, vader van een kind op
een bijz. 1. school
1. C. van Raaij;
2. Mr. D. F. van Giffen;
3. S. A. van der Mark;
e. vac. W. van Eijck van Heslinga, meerder
jarig inwoner
1. C. Andriesse;
2. M. Terpstra;
3. G. Grondsma;
vac. C. Andriesse, meerderjarig onderwij
zer o. 1. onderwijs
1. H. Valkema;
2. O. Sipma;
3. H. J. Westerhuis.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Terpstra zegt, dat zijn aanvankelijk groot
bezwaar tegen een onderdeel van deze aanbeveling na
ernstig onderzoek grootendeels is weggenomen. De be
doeling van den wetgever is geweest om door het stellen
van 5 rubrieken in deze commissie aan allen recht te
laten wedervaren. Volgens spr. gebeurt dat in Leeu
warden wel voor 95 maar is hier toch niet het
maximum van samenwerking bereikt, al zegt spr. geens
zins, dat er onrechtvaardigheden hebben plaats gehad.
Een krachtige en mooie samenwerking, zooals de wet
wil, tusschen personen, die voorstanders zijn van bij
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 5 November 1935. 159
zonder en van het openbaar lager onderwijs, kan z.i.
alleen worden verkregen, wanneer wel niet gelijkheid,
maar toch het optimum wordt verkregen.
Spr. ontwikkelt zijn bezwaren tegen het hier gevolgde
systeem, waarbij de heer Andriesse, een bekend en uit
stekend onderwijsman, die tot nu toe voorzitter van de
commissie was en dat wéér zal worden, opnieuw wordt
aanbevolen. Spr. wil graag aannemen, dat de heer
Andriesse daarvoor buitengewoon geschikt is, maar
tegen het systeem zal hij bezwaar blijven maken zoo
lang dit niet heeft plaats gemaakt voor een ander. Wan
neer toch een voorstander van het bijz. onderwijs af
treedt, ligt het voor de hand, dat ook weer een voor
stander van het bijz. onderwijs wordt aanbevolen en
men heeft dat, gezien de nos. 2 en 3 van de betrekkelijke
aanbeveling, ook zelf gevoeld. Waar spr. echter aan
neemt, dat B. en W. hier het belang van de commissie
willen behartigen en haar dienst zoo gemakkelijk mo
gelijk willen maken en hij is ingelicht, dat ook de voor
standers van het bijzonder onderwijs in de commissie
aan deze aanbeveling hebben meegewerkt, zal spr. zich
daarbij neerleggen. Hij hoopt echter, dat men er mee
accoord zal gaan, dat het systeem moet worden afge
keurd, waarin ligt opgesloten dat, wanneer er weer een
voorstander van het bijzonder onderwijs aftreedt, men
zich zal haasten om die vacature te doen vervullen door
iemand, die van hetzelfde gevoelen is.
De heer Botke (weth.) zegt, dat bij de samenstelling
der commissie uit onderwijzers bij het openb. en bijz. 1.
onderwijs en ouders van kinderen op openb. en bijz. 1.
scholen volkomen met de eischen van de wet is reke
ning gehouden en dat zelfs ook voor de vijfde fractie
meerderjarige inwoners van de gemeente de verdee
ling naar verschillende inzichten op onderwijsgebied
hier meestal is toegepast, hoewel dat niet in de wet is
voorgeschreven. In de commissie vond men het echter
unaniem zeer jammer, dat de heer Andriesse, die als
onderwijzer bij het o. 1. onderwijs moest aftreden, niet
zou terugkeeren. De heer Van Eijck van Heslinga heeft
toen gezegd, dat hij er voor was en het goed vond, dat
de heer Andriesse zijn plaats als meerderjarig inwoner
in de commissie innam. De wensch van den heer Terp
stra. dat in de toekomst ook weer t.o.v. de categorie
van meerderjarige ingezetenen de verschillende rich
tingen zullen worden benoemd, is ook reeds in de com
missievergadering geuit, maar omdat men hier zoozeer
prijs stelde op terugkeer van den heer Andriesse, is in
dit geval deze op de eerste plaats gesteld, en daarover
was men het in de commissie eens.
De beraadslagingen worden gesloten.
Benoemd worden sub a mej. S. de Jong. met 27
stemmen; sub b R. Th. A. Bisschop, met 26 stemmen;
sub c S. Mendels, met 26 stemmen; sub d C. van Raaij,
met 26 stemmen; sub e C. Andriesse, met 25 stemmen
(1 stem op M. Terpstra); sub H. Valkema, met 26
stemmen. Voor de vacatures b t/m f wordt 1 biljet
blanco ingeleverd.
Punten 5 en 6 (bijl. nos. 153 en 156). Met algemeene
stemmen wordt besloten overeenkomstig
de voorstellen van Burgemeester en Wethouders.
Punt 7 (bijl. no. 166). De beraadslagingen worden
geopend.
De heer Turksma vraagt of de wensch van enkele
bewoners, dat de waterlossing van hun panden zal
worden aangesloten op het riool, wat zij als conditie
voor hun medewerking tot het dempen van de sloot
hebben gesteld, ook zal worden ingewilligd.
Den heer Van der Schoot doet het goed, dat de zaak
daar eindelijk voor elkaar komt, maar hij acht het on
juist, dat nu de sanctie van den Raad wordt gevraagd
voor een werk, dat haast al is uitgevoerd en vraagt
voortaan meer rekening te houden met den Raad. Spr.
acht het voorts in verband met den toestand, die
er zal ontstaan, niet goed, dat tot demping wordt
overgegaan terwijl een gedeelte niet zal worden ge
dempt en bestrijdt dat, gelijk in de stukken wordt ge
zegd, Kingma niet bereid is aan de demping mee te
werken en daartoe zijn halve sloot af te staan. Er is
zelfs een berekening gemaakt dat Kingma 14.— zou
moeten bijdragen en spr. meent dat deze daartoe en tot
afstand van zijn halve sloot wel bereid is.
De heer Buiël vraagt of de beide eigenaren, die niet
willen meewerken, ook eenigszins recht kunnen doen
gelden dat de geheele sloot open blijft.
De heer Praamsma vindt het onjuist dat, zooals hem
is gebleken, aan den een hier meer voorrechten worden
toegestaan dan aan den ander en acht het met de waar
digheid en de rechten van den Raad in strijd, dat hier
reeds handelingen zijn verricht en betalingen gedaan,
waarop alleen nog maar de sanctie van den Raad wordt
gevraagd. Is er een aanwijsbare reden, waarom dit
voorstel den Raad niet eerder heeft bereikt Voorts
acht spr. het noodzakelijk, dat B. en W. alsnog trachten
het geheele complex van de erven Tysma te koopen,
omdat men daar anders nooit een goede afsluiting van
de Camminghastraat zal kunnen krijgen.
De heer De Boer (weth.) betoogt, dat B. en W. niet
buiten den Raad om, maar juist na herhaalden aan
drang uit den Raad hebben getracht met de bewoners
tot overeenstemming te komen en een begin te maken
met de demping van deze sloot, die al lange jaren een
steen des aanstoots is geweest. Het resultaat is bekend.
Als er één schaap over den dam is, volgen er meer
vandaar, dat er vanaf den Zuidkant een begin is ge
maakt met dit werk en toen hebben zich inderdaad ook
anderen bereid verklaard. Kingma wil alleen mee
werken, wanneer voor rekening van de gemeente zijn
huis achteruit wordt geplaatstMisschien zal hij echter,
wanneer de sloot voor een paar perceelen open blijft,
toch op de voorwaarden, die de gemeente wenscht,
willen meewerken. Met den ouden heer Tysma is
vroeger al meer dan eens gesproken over het over
nemen van diens complex, maar waar hij nog al hoog
in den boom zat, betwijfelt spr. of het verstandig is,
daarover in dit stadium in het openbaar te spreken; het
zou daardoor nog duurder kunnen worden. B. en W.
hebben wel oog voor de noodzakelijkheid van demping
van dat deel van de sloot, maar die demping is vooral
afgestuit op de vrij hooge bijdrage, welke de heer
Tysma zou moeten betalen, omdat de sloot daar vrij
breed en diep is. Daarom is den heer Tysma in den
mond gegeven de zaak anders te stellen; wanneer de
gemeente het geheele perceel zou overnemen, zou hij
nog geld toe kunnen krijgen, maar nu is de moeilijkheid
om het daarover eens te worden.
De rioolaansluiting, waarover de heer Turksma
sprak, is tot stand gebracht.
De heer Van der Schoot herhaalt, dat Kingma wel
bereid is zijn halve sloot af te staan. De gemeente
wenscht echter ook een deel van den grond van zijn
huis, waardoor deze oude man zijn voortuintje verliest.
De in de stukken genoemde praatjes van een buurman
over het belang, dat Kingma met zijn „melkzaak"
een slijterijtje bij de sloot zou hebben, acht spr. un
fair. Moet zijn huis in de rooilijn komen, dan zou het
achteruit moeten en als de gemeente dat wenschelijk
acht, is Kingma wel bereid die 3 M. grond af te staan,
maar als men hem iets ontneemt, moet men dat ook
herstellen en weer in orde maken.