164 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 5 November 1935.
van 60 en 55 jaar gesteld moesten worden. Van het
oude college van brandmeesters hebben zich slechts 4
bereid verklaard over te gaan en onder hen zijn er
geen, die over de 60 zijn van het oude personeel zullen
zij, die boven de 55 zijn, ontslag krijgen en ook nog
enkele anderen. Zulks is altijd het geval bij een reor
ganisatie, waarbij het personeel kleiner wordt.
De bedoeling is, dat tot Commandant van de Brand
weer zal worden benoemd inspecteur Dreeuws en tot
onder-Commandant adjunct-inspecteur Bijlsma. Ieder
weet dat zoo langzamerhand, waarom spr. het hier ook
wel kan zeggen
De heer Wiersma: Dan is het toch niet overbodig,
dat wij het hier ook eens hooren.
De Voorzitter merkt op, dat de benoeming is aan
B. en W. Het betreft hier niets nieuws, t is overeen
komstig spr. s nota en het reorganisatie-rapport, dat een
inspecteur Commandant wordt en nu de zaak zoo is
ingericht, dat de heer Dreeuws boven de garage woont,
wordt aan diens benoeming ook groote waarde gehecht.
Was hij onmiddellijk benoemd als inspecteur, tevens
hoofd van de Brandweer, wat niet het geval is
dan zou zijn salaris zeer zeker 350.hooger zijn
geweest. Een belooning van 450.voor den opper-
brandmeester, gelijk de oude verordening bepaalt, is
trouwens, wanneer hij er geen gemeentelijke betrekking
bij heeft, positief te laag, althans, wanneer hij doet,
wat des opperbrandmeesters is. Spr. verstaat daar
onder, behalve het commando bij brand het behoorlijk
op de hoogte blijven van de voortschrijdende moderne
techniek bij brandblussching spr. geeft voorbeelden
kennnis van te stellen eischen bij keuring van film
toestellen ook t.a.v. brandbare en onbrandbare films
van tooneelbeveiliging, nooddeuren, brandgangen,
enz. Spr. acht alzoo een salaris van 350.voor den
Commandant, zelfs bij combinatie van deze functie met
een andere gemeentelijke betrekking, niet aan den
hoogen kant. De adjunct-inspecteur zal als onder-Com
mandant een belooning ontvangen van 250. De
oude verordening noemde daarvoor een bedrag van
200.maar daarnaast ontving de secretaris nog
200.en de penningmeester ƒ250.en thans worden
die drie functies in den heer Bijlsma vereenigd. Hij
voert dus de gewone èn de geldelijke administratie,
moet bij nacht en ontij naar den brand en dient zich
door middel van tijdschriften behoorlijk op de hoogte
te houden. De belooning van de chauffeurs is 75.
een afwijking van B. en W. van het oorspronkelijke
rapport, waarin 100.was genoemd, maar de com
missie van voorbereiding heeft zich daarmee vereenigd.
Telt men de 4 vaklieden van de kernploeg bij de 4
maal 7 man van de sectieploegen, dan krijgen deze een
toelage van 32 maal 25.en niet van 40 maal 25.
zooals de heer Wiersma zei plus hun belooning
bij brand.
Hoewel spr. oorspronkelijk het idee had. dat 3 sec
ties voldoende waren, is men, om de wateren in de
gemeente als grenzen van de secties te kunnen nemen
een zeer markeerende aanduiding tot 4 gekomen.
Bij minder secties zou men een heel ander systeem
krijgen en feitelijk niet met secties maar met spuit 1,
spuit 2 en spuit 3 werken.
De vergoedingen voor de agenten zijn nog niet vast
gesteld, maar bij B. en W. en ook in de commissie van
voorbereiding is besproken invoering van een systeem
als in Delft: bij klein alarm een vergoeding van 1.
en bij middelalarm een van 2.50, in beide gevallen
ongeacht den duur.
De verplichting tot het gedurende een aantal uren
gedacht is aan 10 per jaar deelnemen aan oefeningen
enz. (art. 10) slaat niet alleen op het politiepersoneel
maar wel degelijk op het geheele personeel (,,in het
tweede lid genoemd"). Door de comm. van voorberei
ding is, ter voorkoming van latere moeilijkheden, aan
het personeel, dat naar haar meening zou overgaan,
een schrijven toegezonden, houdende mededeeling om
trent vermoedelijke vaste belooning en uurloonen, ver-
eischten ook t.a.v. benoeming en ontslag, verplichtingen
t.a.v. oefeningen, enz., met verzoek om bij benoeming
een bijgevoegde strook, houdende bereidverklaring, in
te leveren.
Spr. weet niet, waardoor de heer Wiersma zijn vrees,
dat misschien juist door het cadeau van 25.000.de
kosten van de Brandweer op den duur in stijgende lijn
zullen gaan, gewettigd acht, maar spr. kan dat niet
aanvaarden, ziet geen verschil als althans het aantal
branden zich niet belangrijk uitbreidt waardoor de
kosten duurder zouden moeten worden en bestrijdt dan
ook de opvatting van den heer Wiersma. De beloo
ningen zullen zeer zeker niet hooger maar eerder iets
lager worden en bovendien rukten er vroeger bij het
minste alarm een 17 of 18 menschen uit, terwijl men
nu begint met 4 agenten, die ieder daarvoor 1.
zullen ontvangen, plus beschikbaar-houding van 3
chauffeurs in de garage en 4 vaklieden bij den brand
Het onderhoud van de brandweergarage zal wèl duur
der zijn dan dat van de verschillende brandspuithuisjes,
maar dat hangt met het geheele systeem samen.
De nieuwe brandweer is gebaseerd op groote snel
heid, vooral bij den eersten uitruk dat de tweede
spuit iets later komt is niet zoo erg en op verdeeling
van arbeid van het personeel. Een bluschmeester be
moeit zich practisch alléén met het blusschen, een spuit-
meester alléén met het spuiten en de slangen. Er is dus
verschil in functie en wanneer men dit onderscheid goed
in t oog houdt, kunnen er geen twee commando's
worden gegeven, waarbij het eene finaal tegen het
andere ingaat zooals nog wel eens voorkomt
Ieder moet weten, waar hij moet staan militair behoeft
het daarom in het geheel niet te zijn.
Spr. acht dus de spuitmeesters zelf wel noodzakelijk,
maar dat zij in het Alg. Bestuur zitten, is een gevolg
van een compromis en, hoewel spr. het eerst anders
voelde, hij kan zeggen dat hij nog geen spijt van dit
compromis heeft gehad.
Volgens art. !0 moeten allen, behalve de manschap
pen, zelf hun kleeding betalen. Voor een betere redactie
van art. 8 houden B. en W. zich aanbevolen deze is
ergens anders uit overgenomen en, hoewel niet mooi.
toch duidelijk genoeg.
In de oude verordening staat over de verzekering
niet heel veelalleen iets over uitkeeringen, waarover
het college van B. en W. of, t.a.v. hooger personeel,
de Raad moet beslissen. B. en W. stellen zich nu de
zaak zoo voor. De gemeente is verplicht voor haar
personeel een verzekering te sluiten en voor degenen,
die, naast hun dienst bij de Brandweer, verder ook
gewoon in loondienst zijn, geldt dan hun totale loon
als basis voor de eventueele uitkeering. Dit geldt echter
niet voor personen, die zelfstandigen arbeid verrichten
of aan het hoofd van een bedrijf staan. Het beste zal
nu zijn om voor degenen, die niet voldoende verzekerd
zijn, een aanvullende verzekering te sluiten bij Centraal
Beheer. Dit zal voor elk geval afzonderlijk moeten
worden uitgezocht. Mocht de premie te hoog worden,
dan kan cle Raad ook altijd nog beslissen, de verzeke
ring voor eigen risico van de gemeente te nemen, zooals
tot nu toe het geval is geweest. Dit eigen risico is nog
nooit aangesproken behoeven te worden, maar toch lijkt
het spr. beter aanvullende verzekeringen te sluiten.
Deze zaak zal door B. en W. minutieus worden bekeken.
Den heer Balk antwoordt spr. nog, dat bij brand de 4
of hoogstens 5 agenten, die uitrukken, aan de blussching
deelnemen en dat dan bij een grooten brand andere
agenten voor de afzetting worden aangewezen. Den
heer Posthuma heeft spr. intusschen al beantwoord.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 5 November 1935. 165
De heer Hellema vraagt of hij het goed heeft be
grepen, dat de Commandant en de onder-Commandant
op de gewone wijze bij de Politie blijven rouleeren en
er deze functie als extra werk bij krijgen, omdat hier
staatvergoeding voor tijdverzuim.
De heer Van Kollem herhaalt zijn vraag omtrent de
wenschelijkheid van het aanwezig mogen zijn van den
leider van de Brandweer in de vergaderingen van het
Dag. Bestuur. Verder vraagt hij of de agenten, die mee
uitrukken, ook van brandkleeding zijn voorzien wat
z.i. moet vaststaan, als zij mee uitrukken om te blus
schen en of dan voor het geheele korps brandweer-
kleeding wordt aangeschaft. De Voorzitter heeft toe
gegeven, dat de vorm van het Alg. Bestuur een com
promis isnu hij echter verklaart, dat hij daar veel
pleizier van beleeft, kan spr. het ook goed vinden, als
men maar zorgt, dat het geen ornament blijft. Ten slotte
acht spr. het gewenscht, dat behalve het personeel ook
de blusch- en spuitmeesters de oefeningen bijwonen,
opdat ook zij vakkundige menschen zullen zijn.
De heer Balk krijgt uit de uiteenzetting van den Voor
zitter den indruk, dat een toelage van 350.— voor
den Commandant zelfs te weinig is, maar vraagt of
deze bij al dat werk zijn politiedienst nog wel behoorlijk
kan waarnemen en niet overbelast wordt.
De heer Posthuma is door het antwoord van den
Voorzitter niet bevredigd. Hij heeft meer het systeem
besproken dan de feiten, waarover het heden gaathij
handhaaft zijn meening en zou graag willen, dat B. en
W. een ander systeem gingen volgen. Het spijt hem,
dat dergelijke nevenbetrekkingen oorzaak zullen zijn,
dat collega's van de betrokkenen zich achteruitgesteld
gaan gevoelen. Spr. voelt wel, dat de Raad niet zijn
gedachtengang deelt, maar hoopt toch deze kwestie bij
tijd en wijle nog eens naar voren te brengen.
De heer Wiersma dankt den Voorzitter voor de uit
voerige beantwoording, welke een juister inzicht heeft
gegeven en herinnert aan zijn zooeven gemaakte inter
ruptie. Het heeft hem verwonderd dat van het oude
korps slechts 4 menschen zich hebben beschikbaar ge
steld om over te gaan; spr. leidt daaruit af, dat, behalve
die 4 menschen, de Brandweer thans prachtisch geheel
bestaat uit personeel van de politie.
Spr. vraagt nog of in de betaling van uurloonen (art.
10) ook zullen deelen de Commandant, de onder-Com
mandant en de blusch- en spuitmeesters. Of zullen zij
boven de genoemde toelagen niets meer betaald krijgen,
onverschillig hoevaak zij moeten uitrukken en hoelang
zulks duurt
De Voorzitter antwoordt, dat hij de functies van
Commandant en onder-Commandant voor de heeren
Dreeuws en Bijlsma absoluut beschouwt als extra werk,
al zal het wel eens voorkomen dat een van hen, wan
neer er toevallig brand uitbreekt als hij dienst heeft,
zich als zoodanig zal moeten laten vervangen.
Hoewel het nog niet is voorgekomen, acht spr. het
toch ook mogelijk, dat het gewenscht is, dat de leider
van de Brandweer de vergaderingen van het Dag. Be
stuur bijwoontspr. geeft toe, dat deze daar dan recht
van toegang moet hebben en dat dit dus in de verorde
ning zou kunnen staan.
De politie-agenten rukken niet uit als zoodanig, maar
als brandweermannen en zijn dan ook als zoodanig
gekleed. In plaats van voor 80 agenten een jas aan te
schaffen zullen echter, in navolging van Delft, eenige
jassen voor kleine, voor middelmatige en voor groote
personen worden aangeschaft.
Het spreekt vanzelf, dat ook de blusch- en spuit
meesters aan de oefeningen deelnemendeze moeten
toch juist onder hun leiding gebeuren. Den heer Balk,
die vreest, dat de heeren Dreeuws en Bijlsma over
belast zullen worden, antwoordt spr., dat het juist de
bedoeling is, dat deze heeren in hun vrije uren zich
met de Brandweer zullen bemoeien, maar ook kunnen
zij, als ze als inspecteur van dienst toevallig eens niets
te doen hebben, wel eens een technisch blad lezen.
Den heer Posthuma kan spr. niet overtuigen en deze
blijft het jammer vinden dat men hier weer cumulatie
krijgt. Maar hoe wil hij het dan anders? Met die 350.
kan men toch een ander niet gelukkig maken en op
deze wijze zal de zaak goed marcheeren.
Als antwoord aan den heer Wiersma legt spr. uit,
dat het personeel van de gereorganiseerde brandweer,
zoowel van de kernploeg als van de sectieploegen, op
één na bestaat uit personeel van de oude brandweer.
De uurloonen, bedoeld in art. 10, gelden alleen voor
het lagere personeel niet voor de 4 of 5 agenten van
politie de Commandant, onder-Commandant, blusch-
en spuitmeesters krijgen dus geen uurloon, maar moeten
voor hun toelage alles doen.
De heer Wiersma zegt, dat hij het antwoord van den
Voorzitter betreffende de 4 menschen, die van de oude
brandweer zijn overgegaan, heeft opgevat als een ant
woord op zijn opmerkingen omtrent art. 2, dat hij in
zijn geheel aan de orde heeft gesteld. Vandaar het
misverstand, dat nu is opgelost.
De Voorzitter deelt mede, dat van den heer Van
Kollem het volgende amendement is ingekomen
..amendement op art. 9
invoegen na de woorden „den dagelijkschen gang
van zaken" „De Voorzitter van het Algemeen Be
stuur is gerechtigd deze vergaderingen bij te wonen".
Tusschen „Het" en „beslist" in te voegen „Dage-
lijksch Bestuur
Spr. persoonlijk heeft hier geen bezwaar tegen, al hoopt
hij niet dat hij alleen op grond van dit artikel het recht
zal hebben om te worden toegelaten, want dan ziet het
er leelijk uit. Spr. deelt mede, dat B. en W. het amen
dement overnemen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Ontwerp A, zooals dat in art. 3, vierde alinea voor
gesteld door den Voorzitter namens Burgemeester en
Wethouders en in art. 9 door het overgenomen
amendement-Van Kollem is gewijzigd, wordt, even
als Ontwerp B, met algemeene stemmen vastgesteld.
Punt 20 (bijl. no. 152). De beraadslagingen worden
geopend.
De heer Praamsma gelooft, dat allen het er hier wel
over eens zijn, dat de toestand niet zoo kan blijven.
Echter omtrent de vraag, wat de meest gunstige op
lossing is met de meest nuttige aanwending van gelden,
bestaat verschil van inzicht. Dit plan blijft voor spr.
een noodoplossing het oude Politiebureau verandert
uiterlijk niets, aan de balklagen enz. kan men dus ook
niets doen, alleen komt er een kleine verandering in het
interieur en als zoodanig is spr. dit plan te duur en
voelt hij meer voor een noodoplossing, die iets minder
kost. Hij vraagt dan ook of B. en W. inderdaad hebben
onderzocht of niet voor een bescheidener bedrag restau
ratie van het interieur en het aanbrengen van een betere
sanitaire inrichting kan geschieden.
De heer Terpstra memoreert, dat de Voorzitter in
dertijd op de vraag, of met besteding van een 6000.—
a 10.000.niet een zoodanige verbetering was tot
stand te brengen, dat men eenige jaren uit den brand