166 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 5 November 1935.
was, heeft geantwoord neen, dat is niet mogelijk, dan
doen wij liever niets. Bestaat diezelfde meening nóg
bij den Voorzitter? En zullen, bij eventueele aanneming
van dit voorstel, deze werken a ƒ30.000. 15.000.
en 5500.worden uitgevoerd in eigen beheer of
zullen ze zooals spr. zeer wenschelijk voorkomt
worden aanbesteed en verdient het dan geen aanbeve
ling, dat ze afzonderlijk worden aanbesteed
De heer Molenaar meent dat B. en W., denkende
aan het spreekwoord de derde maal is schippersrecht,
nogmaals willen probeeren den Raad van hun ziens
wijze te overtuigen. Daarvoor moeten dan echter zoo
kort na de verwerping van hun voorstel, wel bijzondere
redenen zijn. Het eenige, dat B. en W. aanvoeren, n.l.
,,dat de tegenwoordige toestand niet langer kan worden
gehandhaafd is echter niet nieuw maar een heel oud
argument; spr. heeft al vaker betoogd, dat een 15 of
16 jaar geleden ongeveer dezelfde woorden in een
Raadsbrief voorkwamen.
Het lust ook spr. niet meer een groot betoog tegen
het standpunt van B. en W. op te zetten zij verwijzen
naar de Handelingen en de nieuwe Raadsleden zullen
daaruit ook wel de meening van hen, die een ander
inzicht hebben dan B. en W., hebben vernomen. Spr.
stelt echter voorop, dat zoowel zij, die een meer radi
cale oplossing willen, als zij, die de gedachtengang van
B. en W. aanhangen, overtuigd zijn, dat de toestand
van de Secretarie dringend noodzakelijk verbetering
behoeft. De vraag is maar hoe en op welk standpunt
men zich daarbij stelt, en dan meent spr., dat er méér
argumenten zijn aan te voeren om het geheel op een
radicale wijze te bezien.
In dit voorstel wordt met geen woord gesproken over
de, ook blijkens het laatste jaarverslag van den archi
varis waaruit spr. citeert toch niet minder nood
zakelijke kwestie van het archief en onze bibliotheek.
Bovendien moge het terrein aan de St. Jacobsstraat,
waar thans enkele perceelen worden afgebroken, een
oogenblik met zoden worden bedekt, maar een derge
lijke toestand kan in het hart van de stad toch niet lang
worden bestendigd. Het oude huisje, dat tegen de
vroegere woning van den Commissaris van Politie aan
leunt, dreigt bij eventueele niet-verhuring ook spoedig
bouwvallig te worden. Gevolg wéér een gat. Dit alles
moet, mét het verzoek van de Vereeniging ,,Het Toren
fonds' om een plaats aan te wijzen voor den eventu-
eelen bouw van een nieuwen toren, als één geheel
worden bezien. De oplossing, welke spr. nastreeft, zal
ontegenzeggelijk meer financieele offers van de ge
meente eischen, maar verzekert ook in de toekomst een
bevredigende en aan de eischen voldoende, behoorlijke
bebouwing aan het Hofplein, waarin tevens een voor
ziening voor archief en bibliotheek kan worden opge
nomen. Om al die redenen kan spr. met het voorstel
van B. en W. niet meegaan.
Mevrouw Van DijkSmit meent, zooals de vorige
maal, dat de Raad niet anders kan doen dan het voor
stel van B. en W. aan te nemen. Dat B. en W. voor
de derde maal hiermee komen bewijst, dat zij voor een
goed functionneeren van de Secretarie een afdoende
verbetering voor dezen dienst noodzakelijk achten. Dit
plan is wel aannemelijk van alle kanten is men het er
over eens, dat de toestand onhoudbaar is en met dit
plan wordt nu in orde gebracht, wat naar aller meening
in orde gebracht moet worden. Spr. ontkent dat, zooals
de heer Molenaar interrumpeert, zij in eerste instantie
hier tegen is geweestalleen heeft zij toen haar stem
gegeven aan het instellen van een onderzoek omtrent
de kosten van een grooter plan. Dit is echter veel te
duur gebleken. Hier ligt nu een werkobject voor 't
grijpen laat men dus met elkaar tot overeenstemming
trachten te komen. Misschien dat er van deze 50.000.
nog wel wat is af te halen. Spr. vertrouwt, dat B. en
W. daaraan, zoo mogelijk, gaarne zullen meewerken
en zegt van ganscher harte te hopen daarmee ook
den wensch uitsprekende van den heer Dresselhuijs,
die niet aanwezig is dat dit voorstel wordt aan
genomen.
De heer Balk, zijn vroegere houding hier tegenover
memoreerende, zegt nog niet, hoe hij nü zal stemmen,
maar betreurt het voor het prestige van den Raad, dat
het zoo lang moet duren, alvorens er een besluit valt.
Een deel van den Raad, dat wél wil meewerken, wenscht
eerst een schema van een algemeen plan, ook t.a.v. het
archiefgebouw. Nu echter naar de meening van B. en
W. en een ander deel van den Raad het groote plan
van 4 ton bij den bestaanden toestand niet voor ver
wezenlijking vatbaar is, acht spr. het beter wat water
in den wijn te doen. Hij wil dan ook wel meewerken,
maar stelt de pertinente vraag is beslist voor verbou
wing en inrichting van het oude Politiebureau een bedrag
van 30.000.'noodzakelijk en is niet met een lager
bedrag hetzelfde, of althans, waar dit toch een nood
maatregel is een voorloopig goede huisvesting te
maken voor wat hier nu in de verdrukking zit? Na
tuurlijk zal deze, ook gezien den financieelen toestand,
wel voor een jaar of 10 voldoende moeten zijn. Stemt
men dit echter af, dan gebeurt er wéér niets en ver
wordt het oude Politiebureau. Ook uit een oogpunt van
werkverruiming voelt spr. meer voor besteding van een
betrekkelijk klein bedrag op korten termijnhij heeft
liever één vogel in de hand dan tien in de lucht.
De heer Muller vraagt, evenals de heer Balk wan
neer dit voorstel, dat we nu alléén hebben, aanstonds
wéér wordt verworpen, omdat het de eene groep niet
ver genoeg en de andere te ver gaat, waar zijn we dan
Dan laat het zich aanzien, dat er den eerstkomenden
tijd, hoewel de geheele Raad van oordeel is, dat de
toestand t.o.v, de Secretarie onhoudbaar is, niets van
deze verbetering terecht komt. Feitelijk is toch dit plan
van B. en W. het eenige behalve dan natuurlijk een
kleiner dat uitvoerbaar is. Ieder moet toch tot de
conclusie komen, althans voor spr. staat het als een
paal boven water, dat, als men het plan van 3 a 4 ton,
dat hier door de radicalen wordt naar voren gebracht
het woord is van den heer Molenaar, die sprak van
een „radicaal" plan zou aanvaarden, dit in de eerste
10 jaar absoluut niet uitvoerbaar is in verband met den
financieelen toestand van de gemeente
De heer Buiël: Het Plan van den Arbeid
De heer Muller zegt, dat men daarover bij de be
grooting wel kan spreken. Hij acht het onmogelijk
voor dat groote plan van den Kapitaaldienst thans een
4 ton te financieren. En gesteld, dat het al zou worden
goedgekeurd, dan zouden als gevolg daarvan het vol
gend jaar de uitgaven voor andere cultureele dingen
worden verlaagd. Nu de heeren halsstarrig op hun
standpunt blijven staan, zal het slot van 't lied zijn,
dat de wagen niet meer aan 't rollen komt. En wat
geeft het, als men pas over 2 jaar een plan zou hebben,
dat dan nog successievelijk zou moeten worden uitge
voerd? Voordat het zóóver is, zal men dan nog wel
een paar verkiezingen achter den rug hebben. Met dit
voorstel van B. en W. kan, practisch gesproken, het
volgend jaar na de vacantie de toestand in het Stadhuis
in orde zijn en spr. is van oordeel, dat men een groote
verantwoordelijkheid op zich neemt, wanneer men nu
op een dergelijke wijze deze zaak nog langer traineert.
De heer Buiël is van oordeel, dat B. en W., met de
wetenschap, welke beide stroomingen hier waren, had
den kunnen begrijpen dat, wanneer zij met een voorstel,
op goedkoopere leest geschoeid, waren gekomen, dit
zeer zeker wel een meerderheid zou krijgen. Het ver
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, van Dinsdag 5 November 1935. 167
wondert hem daarom, dat zij met hetzelfde voorstel zijn
teruggekomen, zonder te hebben onderzocht of er in
derdaad een goedkooper plan mogelijk was, want dat
had dan uit dit voorstel moeten blijken. Voor spr. is er
geen enkele reden om thans te zeggen, dat dit plan hem
niet te duur is, waarom hij bij zijn vroegere verklaring,
dat hij hier tegen zal stemmen, blijft volharden.
De heer De Bruin heeft als nieuweling uit de stukken
en verslagen den indruk gekregen, dat de tegenstanders
niet allemaal tegenstanders zijn op dezelfde motieven
en tevens dat, wat thans wordt voorgesteld, geen ideale
oplossing is, ook niet in de oogen van B. en W., maar
dat zij deze alleen voorstellen, omdat zij in dezen tijd
niet met duurdere plannen durven komen. Spr. acht
echter een voorloopige oplossing, die ƒ50.000.— moet
kosten, ook een dure oplossing. Voor het groote plan
is, zegt men, geen geld te vinden
De heer Westra (weth.): En geen meerderheid!
De heer De Bruin Dat zit nog, is althans op 't
oogenblik nog niet uitgemaaktVoor andere groote
werken was bij de uitbreiding van de stad in de laatste
jaren wél geld te vinden, al betreurt spr. dat nietuit
de beantwoording, eenige dagen geleden, van de vragen
van den heer Molenaar, leidt spr. af, dat B. en W.
ook wel graag zouden willen, dat de plannen tot ver
betering van den Groningerstraatweg voortgang zou
den hebben, terwijl ook de te voteeren gelden voor het
ontworpen ringkanaal in de tonnen zullen loopen. Dan
is het spr. niet duidelijk, dat daarvoor wél en voor een
dergelijk plan, als hier bedoeld, géén geld is te krijgen.
Het door den heer Buiel genoemde Plan van den
Arbeid is voor de Soc. Dem. geen sinecure, maar wijst
hun den weg om in de naaste toekomst zooveel mogelijk
groote werken tot stand te brengen. Tegenover den
heer Muller wenscht spr. vast te stellen, dat juist op
grond van het Plan Van den Arbeid, hij en meerdere
zijner fractiegenooten zich ten opzichte van den stad
huisbouw zullen uitspreken voor uitvoering van het
groote plan.
De Voorzitter zal er niet veel meer over zeggen,
maar wil alleen mededeelen, hoe B. en W. er toe ge
komen zijn weer met dit plan bij den Raad te komen.
Sprekende over de vraag, wat er nu met dat gebouw
moet gebeuren, is er in het college gezegd laten we
de stoute schoenen aantrekken en nog eenmaal naar
den Raad toe gaan. Spr. had daar bezwaar tegen,
omdat hij niet graag wordt uitgelachen, b.v. door de
Rijkswaterstaat, als men deze kwestie vergelijkt met die
omtrent de Hoeksterpoortsbrug. Ook hier kan men tot
geen beslissing komen, in dit geval, omdat men iets wil,
dat naar spr.'s oordeel, zelfs voor de eerste 25 jaren,
een utopie is. Men kan het Plan van den Arbeid er
bij halen spr. wil óók wel graag groote werken uit
voeren maar spr. is overtuigd, als deze zaak hier
niet geketst wordt, dat het dan ergens anders wel ge
beurt. Met die overtuiging voor oogen zijn B. en W.
daarom wéér bij den Raad gekomen met dit plan.
Spr. betoogt nogmaals, dat voor de verbouwing van
het oude Politiebureau niet 50.000.maar ƒ30.000.
noodig is en dat de andere werken in later jaren in
het groote plan zullen passen, terwijl de verbetering
van het pand Raadhuisplein tóch noodig is. Men spreke
dus alleen over de verbetering van ƒ30.000.en spr.
heeft voor deze uitbreiding van het Stadhuis, die voor
langer dan 10 jaar, waarschijnlijk wel voor 25 en mis
schien wel voor 40 jaar voldoende zal zijn, dat geld
wel over. Stemt men dit plan weer af, laat de Raad.
die ook zelfs geen gelden voor het maken van het groote
plan wil toestaan, dan zeggen wat men met dit gebouw
moet doen. Als dit eenigszins behoorlijk en practisch
zal worden ingericht, kan het ook niet voor minder.
Het gaat hier natuurlijk niet om 4 a 5 mille minder,
maar men spreekt van besteding van een bedrag van
6000.a 10.000.Daarvoor kan men echter het
gebouw niet behoorlijk practisch inrichten voor de
Secretariedat kan alleen, als men het doet volgens
dit plan. Het wordt niet overdreven, maar het zal in
de practijk wel meevallen en nog heel wat jaren een
geschikte huisvesting voor een deel van de Secretarie
zijn.
De heer De Boer (weth.) zegt, dat t.a.v. uitvoering
in eigen beheer of aanbesteding nog geen besluit is
genomen. Het betreft hier weer de verbouwing van
oude gebouwen, zoodat het v/erk in zijn geheel waar
schijnlijk niet voor aanbesteding in aanmerking komt.
Allicht zal het gaan als bij het nieuwe Politiebureau,
n.l. dat men bepaalde onderdeden wel aanbesteedt,
maar dat de hoofdleiding blijft bij G.W.
Den heer Praamsma geeft spr., met verwijzing naar
de teekeningen, de verzekering, dat dit plan inderdaad
een oplossing zal geven. Al zal men dit gebouw niet,
zooals een nieuw gebouw, geheel volgens de eischen
van den tijd en met de daarbij toe te passen materialen
kunnen inrichten, het zal toch voor den dienst uiter
mate geschikt worden.
Als antwoord op de vraag of het niet goedkooper
kan, zegt spr., dat er in het oude gebouw heel wat ge
sloopt en uitgebroken moet worden, zoodat in het be-
noodigde bedrag van 30.000.een belangrijk bedrag
arbeidsloon zit.
Den heer De Bruin antwoordt spr., dat de andere
werken, waarvoor wél geld te krijgen was, noodig
waren, dat er z.i. nóg een aantal van dergelijke werken
in Leeuwarden zijn en dat nieuwbouw voor het Stad
huis, hoe wenschelijk ook, minder noodig is. Eerst moet
men de noodige en nuttige dingen uitvoeren, wat naar
spr.'s meening ook niet in strijd is met het Plan van
den arbeid, waaraan eenzelfde gedachte ten grondslag
ligt. Neemt men dit voorste! aan, dan wordt er ook
een belangrijke post voor arbeidsloon uitgetrokken.
Spr. gelooft, dat dit niet in strijd is met wat de heer
De Bruin bedoelt.
De Voorzitter stelt voor geen replieken te houden.
De heer Posthuma vraagt het woord.
De Voorzitter: Waarom spreekt U dan niet in eerste
instantie? Spreker geeft het woord aan den heer Rit
meester.
De heer Ritmeester (weth.) betoogt dat, hoe men
ook over de zaak denkt, het gebouw Raadhuisplein 30
in ieder geval niet meer zooals het thans is kan worden
gebruikt. Daar heerscht werkelijk nood als men dus
de zaak weej- uitstelt, zal het toch noodzakelijk zijn om
op dat punt te voorzien en extra kosten te maken.
Hoe graag ook spr. zelf dat schoone en mooie groote
plan wil uitvoeren, we kunnen dat op 't oogenblik niet
betalen en, zooals de heer De Boer zegt, ómdat andere
groote werken zoo noodzakelijk zijn, moet het minder
noodzakelijke achterwege blijven. Spr. heeft de vaste
overtuiging dat, als men dit plan van B. en V/. aan
neemt, de Secretarie daar wel een 25 a 30 jaren in zal
zitten en er goed in zal zitten. Hij adviseert daarom de
S. D. A. P. reist met den heer Muller en gij reist op
veilig spoor.
De Voorzitter verzoekt nogmaals geen replieken te
houden.
De heer Balk stelt in het belang van de zaak voor,
de vergadering 10 minuten te schorsen. Met deze be
sprekingen gelooft spr. niet, dat men verder komt, terwijl
bij een kort overleg tijdens de schorsing de voorstanders