88 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 Februari 1936.
dien men hare aanstelling werkelijk niet heeft willen
verlengen omdat zij niet aan de eischen voldeed, men
haar dan nog eenige maanden in contractdienst heeft
gehouden. Spr. stelt op den voorgrond, dat deze vrouw
hem niet bekend is; t gaat hem alleen om inlichtingen,
die een beteren kijk op de zaak geven.
De Voorzitter herhaalt de door den heer Terpstra
genoemde data enz. en zegt, dat deze vrouw natuurlijk
na 2 jaar diensttijd viel onder de Pensioenwet, maar
dat B. en W. het ook niet in hun macht hadden om
haar, toen haar dienstverband niet werd verlengd, de
betaalde premie te restitueeren. Bedoelt de heer Terpstra
met zijn uitdrukking, dat men haar voor de keus had
moeten stellen, dat B. en W. haar na 2 jaar diensttijd
hadden moeten vragen wilt U in tijdelijken dienst of
los blijven
De heer Terpstra beweert dat, wanneer zoo iemand
2 jaar in dienst is geweest, men wel weet of zij al of
niet geschikt is. Toen had men haar z.i. dus op een en
ander moeten wijzen, öf het moet zijn, dat zij toen wèl
aan de eischen voldeed, maar dat er later iets is tusschen
gekomen. Men wist, dat zij toen ingevolge de Pensioen
wet moest betalen. Spr. had haar niet op de wijze als
de Voorzitter zegt, voor de keuze willen plaatsen, maar
hij meent dat datgene, wat men op 1 April 1935 wist.
ook na 2 jaar dienst reeds bekend kon zijn. Waarom
heeft men dan niet veel eerder ingegrepen Bovendien
is het vreemd dat de vrouw maar één jaar pensioen
premie heeft betaald, terwijl zij toch een jaar en zooveel
maanden had moeten betalen.
De Voorzitter krijgt, ook naar aanleiding van hetgeen
de heer Terpstra heeft opgemerkt, langzamerhand de
opinie, dat het voor het Gemeentebestuur veel beter
is om niet meer toe te geven, maar om, zoodra men
merkt, dat met zoo iemand de zaak niet goed gaat, te
zeggen U bent niet geschikt, U gaat er uit, afgeloopen
Was dat hier gebeurd, dan had de heer Terpstra hier
over vanmiddag niet gesproken. Uit een van de rappor
ten blijkt, dat deze vrouw, als zij op fouten werd ge
wezen, deze altijd oogenblikkelijk poogde te herstellen,
maar dan steeds weer in andere verviel. Zoo is het bij
een pogen gebleven en is de zaak blijven traineeren.
De vrouw is zeer dikwijls gewaarschuwd, tot er ten
slotte een eind aan is gemaakt. Dat zij daarna nog 3
maanden op arbeidscontract is gebleven, is al weer een
goedheid geweest van B. en W., om haar de gelegen
heid te geven een anderen dienst te vinden.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het schrijven wordt voor kennisgeving aangenomen.
d. verzoek van Tj. Hukema e. a. om over te gaan
tot het rooien van de boomen aan de Turfmarkt.
Wordt ter afdoening in handen van Burgemeester en
Wethouders gesteld.
e. verslag van de Commissie tot wering van school
verzuim over 1935.
Ligt nog eenigen tijd voor de leden ter inzage.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer IJtsma zegt dank voor het meer gedetailleerd
wordende verslag van de commissie. Daaruit blijkt, dat
er een betrekkelijk gering schoolverzuim is, dat dit, voor
zoover aanwezig, veelal het gevolg is van armoede en
dat vooral de verstrekking van schoolvoeding en -klee
ding er in gunstigen zin op inwerkt. Spr. dringt er
daarom op aan, dat B. en W. ter harte zullen nemen
den door de commissie geuiten wensch dat, indien blijkt,
dat een kind wegens gebrek aan kleeding en schoeisel
de school niet kan bezoeken, zulks dan dadelijk door
het hoofd der school aan het college ter kennis zal wor
den gebracht, opdat dan onmiddellijk de noodige maat
regelen kunen worden genomen. Op die wijze zal dan
ook het 18-tal gevallen van verzuim wegens armoede
kunnen verdwijnen.
De heer Botke (weth.) antwoordt, dat het verzoek
van de commissie de volle aandacht heeft van B. en W.
Zij hebben die zaak reeds besproken, doch het is niet
noodig de hoofden daarop te wijzen, omdat deze weten,
dat dergelijke gevallen onmiddellijk moeten worden be
kend gemaakt. B. en W. hebben zich nader in verbin
ding gesteld met het bureau van M. H., vanwaar de
toezegging is gedaan, dat, zoodra er een zoodanig be
richt komt, de zaak zoo spoedig mogelijk zal worden
onderzocht, dat dan in het geval, zoo mogelijk, zal wor
den voorzien en dat de uitslag aan het betrokken hoofd
zal worden meegedeeld. Het blijkt dus, dat alles wordt
gedaan om te voorkomen, dat schoolverzuim als gevolg
van armoede zich zal voordoen.
De beraadslagingen worden gesloten.
f. verzoek van de Leeuwarder Bakkerspatroons
organisatie en van de Chr. Bakkerspatroons-organisatie
om maatregelen te nemen tegen de onrustbarende toe
neming van het aantal bakkerijen.
Wordt voorgesteld dit verzoek voor kennisgeving
aan te nemen.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Praamsma heeft bij vroegere besprekingen
van deze materie beluisterd, dat de ongelimiteerde ves
tiging van winkelzaken in het algemeen ook de aandacht
van het college had, maar dat men, alvorens een onder
zoek in die richting in te stellen, eerst wenschte af te
wachten, wat met de voorgenomen maatregelen der
Rijksregeering in dezen wordt beoogd. Spr. zou daarom
bij het bericht aan adressanten, dat het verzoek voor
kennisgeving is aangenomen, willen mededeelen, dat én
het college én de Raad wèl aandacht aan deze materie
schenken, maar dat zij, vóór het doen van definitieve
stappen, de Rijksregeling wenschen af te wachten.
De Voorzitter ontraadt een dergelijke afwijking van
de gewoonte om aan adressanten, zonder toevoeging
van redenen, te berchten, dat hun verzoek voor kennis
geving is aangenomen. Ook omdat het request zelf on
juist is geargumenteerd en er verschillende dingen in
staan, die niet waar zijn, kan het beter onbesproken
blijven en eenvoudig voor kennisgeving worden aan
genomen. Uit het feit, dat over de kwestie is gesproken,
blijkt al reeds, dat deze materie de aandacht heeft van
den Raad en van B. en W. De leden zijn toch wel zoo
bekend met de gemeenteraadszaken, dat zij weten,
waaróm dit adres voor kennisgeving wordt aangenomen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het verzoek wordt voor kennisgeving aangenomen.
Punten 3 en 4. Met algemeene stemmen wordt besloten
overeenkomstig de voorstellen van
Burgemeester en Wethouders.
Punt 5 (bijlage no. 23). De beraadslagingen worden
geopend.
De heer Turksma vraagt, waar deze bouw op finan-
cieele bezwaren is afgestuit, of B. en W. niet erkennen,
dat hier sprake is van een bijzonder geval, als bedoeld
in punt 2 der voorwaarden van het besluit van 26 Nov.
1935 (bijl. no. 169), en zoo ja, of er dan geen reden is
om niet de geheele waarborgsom, maar slechts een ge
deelte daarvan aan de gemeente te laten vervallen.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 25 Februari 1936.
89
Spr. meent, waar ook de erfpachtsakte nog niet is ge
passeerd en er dus misschien in verband met de werk
zaamheden nog geen groote kosten zijn gemaakt, dat
er nog wel een gedeelte van de waarborgsom zal restee-
ren en er in dit geval wel reden zou zijn om dat ge
deelte terug te betalen.
De heer De Bruin heeft bij de stukken niet een con
creet verzoek van Dijkstra kunnen vinden om het
Raadsbesluit in te trekken, maar slechts een verzoek
om te mogen vernemen of dit besluit zou kunnen wor
den ingetrokken en op welke voorwaarden. In verband
daarmee vraagt hij of B. en W. daarover met Dijkstra
misschien in nadere onderhandeling zijn getreden.
Den heer Buiël komt het voor dat, wanneer het
Raadsbesluit, gelijk B. en W. voorstellen, volledig
wordt ingetrokken, ook de waarborgsom ten volle
moet worden teruggegeven, omdat de desbetref
fende bepaling één van de voorwaarden vormt van het
besluit. Spr. schetst de moeilijkheden, die men zoowel
bij volledige intrekking van het besluit als bij het maken
van een restrictie daarbij kan krijgen en betoogt, in ver
band daarmede, dat het juister is, bij het nemen van een
dergelijk besluit het ontwerp ook in den vorm, waarin
het besluit wordt genomen, hetzij in het praeadvies of
bij de stukken, aan den Raad over te leggen, omdat zoo
iets anders tot eigenaardige vergissingen aanleiding kan
geven. Dit zal weinig meer moeite meebrengen, omdat
het besluit toch moet worden geredigeerd en dan staat
precies vast hoe het besluit is genomen.
De heer Praamsma memoreert, in verband met den
wensch van den heer Turksma tot teruggave van een
gedeelte van de waarborgsom, dat hij juist bij deze
aanvraag heeft gewezen op de ongelimiteerde wijze van
vestiging van zaken. Het verheugt spr. nu bijzonder,
dat thans ook de betrokken credietgever in zooverre
wil meehelpen, dat hij niet wil meewerken tot het aan-
kweeken van noodlijdende bedrijven. Spr. kan niet
anders doen dan den heer Dijkstra feliciteeren, dat deze
met zoo n klein stropje van deze zaak af komt, omdat
hij positief gelooft, dat die strop in de toekomst veel
grooter zou zijn geworden.
De Voorzitter antwoordt, dat B. en W. hier géén
bijzonder geval aanwezig achten, omdat dezen persoon
pas nadat hij erfpacht had gevraagd en nadat de Raad
een beschikking had genomen en het besluit door Ged.
Staten was goedgekeurd, is gebleken, dat hij geen hy
potheek kon krijgen. Gewoonlijk begint men toch in
zoo n geval met zich te verzekeren, dat men wèl hy
potheek kan krijgen. De kwestie is hier niet alleen, dat
Dijkstra de gemeente op administratieve kosten heeft
gejaagd, maar spr. zet uiteen, dat intrekking van zoo
danig besluit, in verband met inmiddels ingekomen aan
vragen van daarnaast gelegen perceelen, de latere uit
gifte van het perceel, waarvoor reeds eenmaal de vorm
is vastgesteld, kan bemoeilijken en dat dit dus ook
schade voor de gemeente kan beteekenen, al is deze
schade niet direct op papier aan te geven. B. en W.
moeten kunnen vertrouwen dat, wanneer een terrein
wordt aangevraagd, de aanvraag ook doorgaat; daar
om hebben zij gemeend in dergelijke gevallen streng te
moeten zijn, omdat men anders al te gemakkelijk zou
redeneeren ik kan wel aanvragen, want als ik geen
hypotheek kan krijgen, gaat het over en heb ik verder
geen schade.
Spr. erkent de juistheid van hetgeen de heer De Bruin
heeft gezegd, maar merkt op, dat ook de notaris van
Dijkstra uitdrukkelijk heeft gezegd, dat deze laatste af
stand deed van zijn erfpachtsrecht. Daarop hebben B.
en W. verder gewerkt. Bovendien blijkt uit den brief
van Dijkstra toch overduidelijk, dat hij de erfpacht niet
kan aannemen.
Den heer Buiël antwoordt spr., dat, zoolang de erf
pachtsakte niet is gepasseerd, de erfpacht ook niet ver
vallen kan worden verklaard, zoodat de eenige moge
lijkheid in dezen is, dat het Raadsbesluit wordt inge
trokken. Meent men, dat daarmede tevens het recht var.
de gemeente, om de waarborgsom te houden, is verval
len, dan is het eenige, wat Dijkstra kan doen, de ge
meente daarover aan te spreken. Spr. adviseert het
voorstel ongewijzigd aan te nemen.
De heer Buiël is het niet met den Voorzitter eens.
Men moet toch beginnen met de zaken ook formeel zui
ver te stellen. Spr. herhaalt zijn bezwaren tegen intrek
king van het besluit zonder meer en geeft in overweging
met Dijkstra een onderhandsche overeenkomst aan te
gaan, waarbij deze verklaart zijn aanvraag in te trek
ken tegen betaling aan de gemeente van de waarborg
som, die reeds door de gemeente is ontvangen.
De Voorzitter zegt, dat toch in ieder geval het Raads
besluit de wereld uit moet, dus moet worden ingetrok
ken.
De heer BuiëlDat gebeurt ook, maar dan onder
voorwaarde, dat Dijkstra aan de gemeente 124.
schadevergoeding betaalt.
De Voorzitter: Daar hebben B. en W. geen bezwaar
tegen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders,
zooals dat met de door den heer Buiël bedoelde toevoe
ging is aangevuld.
Punt 6 (bijlage no. 19). De beraadslagingen worden
geopend.
De heer Turksma merkt op, dat in de stukken niet
tot uiting is gekomen of B. en W. ook van zins zijn de
door Bokma gevraagde rijwieltegels aan te brengen. Is
dat wel het geval, dan vraagt spr. of die gratis zullen
worden aangebracht, zulks in verband met het feit, dat
hem van andere zijde is ter oore gekomen, dat de ge
meente voor het aanbrengen van rijwieltegels een be
drag van 2.50 per stuk in rekening brengt, een som,
die hem in verband met de aankoopwaarde uitermate
hoog voorkomt.
De Voorzitter antwoordt, dat de kwestie van het
aanbrengen van rijwieltegels een zaak van B. en W. is.
Zooiets wordt nooit in de voorwaarden der over
drachtsakte opgenomen. De grond wordt vrij van alle
lusten en lasten overgenomen, maar als Bokma die rij
wieltegels wil hebben, zullen ze er eerstdaags wel ko
men. Spr. zet uiteen, dat B. en W. inderdaad, op grond
van een berekening van G.W., voor rijwieltegels, met
inbegrip van het leggen, onderhouden en eventueel
weer wegnemen en herstellen van de normale bestrating
voor éénmaal een bedrag van 2.50 per stuk in reke
ning brengen. B. en W. staan op het standpunt, dat
hier en daar een of meer van die tegels toelaatbaar zijn
en een mooie manier vormen om de fietsen te plaatsen,
maar dat men, evenals het plaatsen van benzinepompen,
het doen leggen van deze tegels niet al te gemakkelijk
moet maken, omdat men dan op alle hoeken rijwieltegels
zou krijgen.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.