110 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 7 April 1936. takken van dienst zal worden opgedragen, niet op deze rekening, of zftten ze in den post onderhoud terrein a 2000.Indien het de bedoeling is, dat voor die 2000.— een man zal worden aangesteld, meent spr., dat daarop wel enkele honderden guldens bespaard kunnen worden, wat dan de exploitatie zou ontlasten. Hij zegt dit met opzet, in verband met de in het voor stel geopperde financieele bezwaren. Spr. acht het een bezwaar, dat in de groote tribune en speciaal in de vergaderzaal geen verwarming is aan gebracht. Het Oosten van het terrein is z.i. door het ontbreken van onderdak voor toeschouwers en fietsen stiefmoederlijk bedeeld. Waarom maakt men, waar toch de bedoeling is sportliefhebbers, meetinggangers, enz. te trekken, dat gedeelte niet aantrekkelijker. B. en W. zeggen, dat zij daarvan afzien om financieele rede nen. maar voegen er tegelijk aan toe, dat hoogere in komsten dan de geraamde niet buitengesloten zijn te achten. Spr. vindt vooral het bedrag van 750.— voor wedstrijden en meetings te laag geraamd en acht ook de toegezegde huren hiervan is al iets bekend, al lag daarover niets bij de stukken laag, maar vast houdende aan de geraamde 100.— winst op de ex ploitatie van de inrichting boven den grond, vertegen woordigt deze, gekapitaliseerd a 4 toch een bedrag van 2500.waarvoor nog wel een kleinere tribune op het terrein voor kleinere wedstrijden en demonstra ties is te maken. Spr. dringt daar in verband met het aantrekkelijk maken van het sportpark, het trekken van vreemdelingen en het tegemoet komen aan ver langens in sportkringen sterk op aan. „De cost gaet voor de baet uit de gemeente mag in dit opzicht wel iets vooruit zien en men mag, waar men hier zoo'n groot terrein cadeau doet, niet struikelen over een en kele tribune. Spr. meent, dat de heele rekening van de inkomsten een te vaag beeld geeft. Laten B. en W. vooral middelen zoeken om die inkomsten, welke z.i. veel te laag zijn gesteld, op te halen en daarnaast ook trachten iets terug te krijgen van het in den bodem verzonken kapitaal. Spr. weet nog niet hoe hij zijn houding zal bepalen. Hij gaat volkomen accoord met een goed ingericht sportterrein en wil graag B. en W. steunen, maar hij verzoekt, de zaak wat duidelijker naar voren te brengen. De heer Wiersma zegt, dat ook zijn fractie graag een zoodanig rendement van deze zaak zou zien, dat althans van het daarin door de gemeente gestoken kapitaal niet alleen van de kosten van deze inrichting ook iets terug komt. Echter overdrijve men in deze niet door te spreken van „in den bodem verzonken kapitaal", omdat wij de thans aan werkverschaffing uitgegeven kosten anders toch kwijt waren geweest in den vorm van uit- keering. Met betrekking tot punt c van het voorstel merkt spr. op, dat z.i. de Raad er prijs op zal blijven stellen te weten, hoe de zaak daar marcheert. Waar zelfs de ver huring van kleinere terreinen in den Raad komt on langs nog van een tennisveld en een terrein aan de Vereeniging „De Oosthoek" meent spr., dat de Raad ook graag met den gang van zaken t.o.v. een zoo veel omvangrijker groot sportterrein op de hoogte zal blij ven. Hij vraagt daarom, of er onoverkomelijke bezwa ren bestaan om punt c van het voorstel te laten ver vallen. De heer Praamsma meent, nu het sportveld daar ligt, dat men, na a te hebben gezegd, nu t.a.v. de inrichting ook b moet zeggen. Spr. vindt echter een dergelijke be grooting altijd tamelijk oncontroleerbaar en vraagt in lichtingen hoe de cijfers zijn berekend, omdat er voor tribunes, enz. geen bestekken bestaan. De termijnen van afschrijving voor de tribune (40 jaar) en voor voet paden en rijwielstandplaats acht spr. veel te lang; hij krijgt sterk den indruk, dat alles is gedaan om een zoo gunstig mogelijk beeld daar te stellen. Spr. geeft in over- weging de termijnen meer in overeenstemming te bren gen met den levensduur van de objecten. Hoe hebben B. en W. zich de verhuring ingedacht en waarom is naast posten voor voetbal, kaatsen, gymnastiek, enz. een aparte post van 250.voor den Arbeiderssportbond die daar toch ook aan doet genoemd Hoe denkt men zich de beschikbaarstelling en de prijsnoteering Spr. heeft overigens hoop, als de zaak goed ter hand wordt genomen en er een vrije inschrijving wordt ge houden. dat de inkomsten aanmerkelijk zullen stijgen en hij twijfelt dan ook niet dat er wat zakelijk gezien ook wel noodig is dan wel eenig rendement uit het terrein terug zal komen. De heer Balk acht het in verband met de groote be hoefte aan dergelijke sportvelden haast zeker, dat de geraamde inkomsten wel zullen worden overschreden. Maar juist omdat er z.i. een druk gebruik van het terrein zal worden gemaakt, vraagt spr., hoe men zich denkt om „de zorg daarvoor aan een der bestaande takken van dienst op te dragen' en of dat geen meerdere kosten voor overwerk op Zaterdag en Zondag zal meebrengen. De heer Algera meent, dat een geval als punt c, waar bij B. en W. gebruik willen maken van art. 212 der Gemeentewet waarvan spr. lecture doet ook in 1934 in den Raad is geweest, maar toen in veel grooter omvang. De S. D. hebben zich toen, zeer juist, op het standpunt gesteld, dat men daarmee tekort deed aan de rechten der oppositie in den Raad en dat deze daar door buiten de handelingen van B. en W. werd gesloten, terwijl ze daarin niet was vertegenwoordigd. Hoewel spr. geen bezwaar heeft kleinere dingen aan B. en W. te delegeeren, meent hij toch, al is dit geval van klei neren omvang, dat het van belang is dat hetgeen in punt c is genoemd in den Raad komt. Spr. zou het daarom op prijs stellen, dat B. en W. dit punt terug nemen. Mocht dit echter onverhoopt toch worden aan genomen, zullen B. en W. zich dan bij de te stellen voorwaarden plaatsen op het standpunt van de Zon dagswet Deze bepaalt o.a., dat openbare vermakelijk heden op Zondag zijn verboden, tenzij na volkomen beëindiging van de godsdienstoefeningen. Men kan daar voor of tegen zijn, maar zoo is de wet. De heer Posthuma zal over het principe of de ge meente een sportterrein moet exploiteeren, als zijnde thans niet meer aan de orde, niet spreken alleen sluit hij zich aan bij hen. die meenen, dat deze begrooting zoo weinig houvast geeft. Verder is er z.i. te weinig ruimte vrijgemaakt voor parkeerterrein voor auto's. Van grooter belang is het vraagstuk van de Zondags rust. Spr. wenscht daarbij niet zijn speciale inzichten naar voren te brengen, omdat hij dan nog veel verder zou gaan dan thans zijn bedoeling is, maar verklaart met nadruk, dat hij slechts zal pogen iets van de uit wassen op dit terrein tegen te gaan. Of hij echter daar omtrent een amendement zal indienen, zal er van af hangen, of B. en W. vasthouden aan de delegatie, bedoeld in punt c. Zoo niet, dan houdt de Raad die zaak aan zich en komen bij de voorwaarden die dingen weer aan de orde, zoo wel, dan zou spr. willen voorstellen achter punt c te lezen „met dien verstande, dat voor den Zondag geen toe stemming zal worden verleend tot het houden van wedstrijden tusschen leden van verschillende sport organisaties." Spr. acht dit een zeer bescheiden stap, die de sport- beoefening op Zondag niet raakt, maar alleen poogt de sportverdwazing tegen te gaan en eenigszins paal en perk te stellen aan het wedstrijdwezen, 't welk spr. niet alleen acht een kwestie van Zondagsontheiliging, maar ook een grooten socialen mistoestand. Indien B. en W Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 7 April 1936. 111 dus niet bereid mochten zijn punt c in te trekken, zal spr. zijn amendement indienen. De heer Hellema vraagt, of punt b ook tengevolge heeft, dat de begrooting voor 1936 moet worden ge wijzigd. Zoo ja, dan had hij graag, dat hierbij werd voldaan aan de toezegging bij de begrootingsbehande- ling, dat ook tegelijk bij zoodanige voorstellen een be- grootingswijziging zal worden overgelegd. De heer J. Koopal acht het vrij inconsequent van den heer Posthuma om, door wedstrijden op Zondag uit te sluiten en alleen sportbeoefening binnen de eigen clubs mogelijk te maken, sportverdwazing te willen tegen gaan. Spr. is ook geen bewonderaar van het wedstrijd wezen, zooals dit zich heeft ontwikkeld, maar wil men werkelijk sportverdwazing tegengaan, dan moet men dit niet alleen doen op Zondag, maar gedurende de geheele week. Van de motiveering van den heer Posthuma blijft dus niets anders over dan de Zondagsheiliging. Spr. acht het niet noodzakelijk op een dergelijke motiveering dit voorstel te steunen, hoewel hij om andere redenen, n.l. om den Raad de volle bevoegdheid te laten, er wel voor voelt om punt c te laten vervallen. De heer De Boer (weth.) zegt, dat het verschil, dat er inderdaad thans is met de cijfers in de comm. voor O W., het gevolg is van een kleine vergissing, doordat men zich bij de rangschikking der cijfers heeft verkeken en enkele verkeerd heeft aangebracht. Door B. en W. is later een andere rangschikking aangebrachtmet de eindcijfers scheelt dit maar 70. Spr. erkent, dat het beter was geweest de comm. voor O. W. daar even mee in kennis te stellen, wellicht was dan een deel van deze bespreking voorkomen. Spr. betoogt dat, nu het sportterrein er is, dit ook moet worden ingericht en dat de kosten daarvan vrij wat beneden het in 1932 genoemde bedrag 60.000.— a 70.000.— blijven. De opzet is dan ook zeer sober gehouden. Ook de inkomsten zijn zeer matig geraamd. Het zijn ramingen, omdat het voor de sportvereenigingen waaronder eerste klas vereenigingen, die bepaalde eischen stellen, waaraan moet worden voldaan, als zij terrein zullen huren eerst vast moet staan, hoe de inrichting enz. zal zijn en daarover moest eerst de Raad beslissen alvorens zij zich definitief kunnen uitspreken. B. en W. hebben overigens, zonder er werk van te hebben gemaakt, al voor een 1600.aan aan biedingen voor voetbal ontvangen. En als het terrein wordt aangelegd en ingericht, zooals hier wordt voor gesteld, voldoet het aan de eischen, die eerste klas ver eenigingen stellen. De begrooting is wat al te vaag genoemd, maar dat ging, zooals het blijkt, niet anders. De uitgaven zijn zeer sober en binnen bepaalde perken gehouden. Men zal altijd, wanneer het gebruik inderdaad meevalt, naar behoefte kunnen uitbreiden. Indien er animo voor is en de te bedingen huur de uitgaven wettigt, kunnen b.v. ook de geprojecteerde tennisbanen, nadat de Raad en de commissie daarin zijn gekend, worden aangelegd. Ook de tribune aan den Oostkant, door den heer Turk- sma bedoeld men krijgt daar twee voetbalvelden en een kaatsterrein zal, wanneer daaraan behoefte be staat, kunnen worden gebouwd, maar in de gegeven omstandigheden lijkt het B. en W. beter, met het oog op den financiëelen toestand en de sanctie van hoogere autoriteiten, om zich tot deze inrichting te bepalen. Bij gebleken behoefte blijven B. en W. genegen met voor stellen tot een breeder inrichting te komen. Voor onderhoud van het terrein staat 2000.op de begrooting en daarin zit inderdaad het salaris van iemand, die voortdurend met het onderhoud, toezicht enz. zal worden belast. Hij zal daar in de buurt moeten wonen en aan dat werk wel een taak hebben. De begrooting wordt oncontroleerbaar genoemd. Zi> is globaal opgezet en niet gedetailleerd, maar verschil lende posten, ook die voor de tribune, zijn eenige keeren verlaagd en hoewel men, na een ingesteld onderzoek in andere plaatsen, waar den laatsten tijd tribunes zijn gebouwd, steeds kwam tot een bedrag van 12.000. zal hier gepoogd worden om voor 10.000.een be hoorlijke tribune te maken. Spr. betoogt, dat een 40-jarige annuïteit voor deze tribune, met steenen onderbouw, wel verantwoord is te achten en dat ook de annuïteiten voor de voetpaden en de standplaats voor rijwielen, welke gemaakt worden van betontegels, niet te lang zijn. T.a.v. de opmerking over het rendement van het hierin gestoken kapitaal merkt spr. op, dat het inderdaad de bedoeling is de exploitatie zoo te voeren, dat er wordt uitgehaald, wat er redelijkerwijs in zit. Er is heel veel belangstelling hier voor en spr. meent, dat de geraamde inkomstenposten absoluut niet te hoog zijn, terwijl de uitgaven, waarbij rekening is gehouden met het advies van de sportdeskundigen, krap zijn gehouden. Over de vraag, hoe de exploitatie zal zijn en bij welken dienst die zal worden gevoegd, is door B. en W. wel gesproken, maar is, ook doordat het college thans I niet geheel volledig is, nog geen besluit genomen. Den heer Hellema antwoordt spr. dat er een crediet wordt aangevraagd en dat dit moet worden goedgekeurd door Ged. Staten, maar dat dit op den gewonen dienst geen i invloed heeft. De Voorzitter antwoordt den heer Hellema, die z.i. meer de exploitatiekosten op het oog had dan de aan- legkosten, dat, waar het terrein waarschijnlijk niet voor September definitief in gebruik zal worden genomen en bovendien de annuïteiten pas het volgende jaar voor het eerst zullen worden betaald, een begrootingswijziging niet noodig iseventueele ontvangstposten kan men daarom toch wel op de begrooting zetten. Voor de kosten van inrichting zal t.z.t., na bekomen goedkeuring van Ged. Staten, een leening worden opgenomen. T.a.v. punt c en het amendement-Posthuma dat spr. nog niet heeft ontvangen merkt spr. op, dat hem, zonder machtiging aan B. en W„ een behoorlijke exploi tatie onmogelijk, althans niet doenlijk lijkt, omdat B. en W. dan voor alle verhuringen voor elk gedeelte en tijdvak bij den Raad zouden moeten komen. Er zijn hier twee stroomingen bij hen, die deze machtiging niet willen verleenende heer J. Koopal heeft daarvoor I „andere redenen" welke heeft hij niet genoemd maar de andere strooming is, dat men hier de voor waarden aan zich wil houden, blijkbaar vooral in ver band met den Zondag, opdat dien dag niet, of alleen door leden van dezelfde club, zal worden gespeeld. Als dat de ondergrond is, dan zal echter, als de machtiging niet wordt verleend, de Raad op dit moment moeten vast stellen de voorwaarden, waarmee B. en W. bij de voorbereidingen rekening zullen moeten houden, omdat zij bij de besprekingen met de verschillende clubs moeten kunnen zeggen of deze des Zondags van het terrein I gebruik kunnen maken of niet. Anders zeggen de clubs dank U wel, maar er is ook nog een Sonnenborgh, een Wilhelminabaan en andere terreinen. B. en W. zullen j dus in elk geval moeten weten, waaraan zij zich bij de I voorbereidende besprekingen te houden hebben. Afgescheiden van het al of niet op Zondag open stellen of het maken van beperkende bepalingen voor den Zondag, zooals de heer Posthuma wil, zijn er echter, naar spr.'s oordeel, onoverkomelijke bezwaren tegen, dat B. en W. geen machtiging krijgen. En waarom dan. als het Zondagsprincipe is uitgemaakt en als is bepaald, dat er Zondags wèl gebruik van mag worden gemaakt. B. en W. niet te machtigen de zaak te regelen Spr. 1 zou zelfs verder willen gaanals men daarvoor een geschikt en vertrouwd persoon kon vinden, zou hij het dezen willen opdragen. Het is hier eventueel een koop manszaak, die niet kan worden behartigd door eer.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1936 | | pagina 5