118 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 7 April 1936. bod, om zonder vergunning van den Burgemeester openbare vermakelijkheden in de gemeente te houden, minstens even erg kan zijn. De heer Hellema blijft zijn standpunt handhaven en dient, na nog eenige discussie met den Voorzitter, het volgende amendement in „Voorstel alleen de strafverzwaring met betrekking tot art. 6bis „Overtreding van de bepaling van art. 6bis wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste 6 dagen of geldboete van ten hoogste 25. De Voorzitter merkt nog op, dat in de verordeningen, die later zijn gemaakt, men zich niets meer van het minutieuse verschil in strafmaat van 10.15. enz. heeft aangetrokken, maar voor alle overtredingen de thans ook hier voorgestelde strafbepaling heeft ge maakt. Vermoedelijk zal dit ook straks in nieuwe ver ordeningen wel weer worden gedaan. De beraadslagingen worden gesloten. Het amendement-Hellema wordt met 14 tegen 7 stemmen, die van de heeren Buiël, Posthuma, Balk, Wiersma, Turksma, Hellema en Praamsma, verworpen. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van de Commissie voor de Straf verordeningen. Punt 18 (bijl. no. 32). De beraadslagingen worden geopend. De heer Turksma kan zich voorstellen, dat aanschaf fing van een slot op de fiets kosten 1.— of meer voor enkele menschen bezwarend kan zijn, terwijl z.i. de voorgestelde bepaling ook bezwarend is b.v. voor incasseerders en anderen, die veel boodschappen moe ten doen op de fiets. In zooverre kan spr. dit voorstel dus niet toejuichen. Wel verheugt het hem, dat men t.o.v. het Waagplein een andere regeling wil toepassen. Spr. meent, dat het verbod in het eerste lid van art. 40ter met de uitdrukking „een rijwiel op twee wielen" juridisch geen effect zou kunnen sorteeren, wanneer b.v. het rijwiel op zijn kop op de straat wordt gezet, waarom hij in overweging geeft daarvoor te lezen „een tweewielig rijwiel". De heer De Bruin staat sympathiek tegenover de be paling omtrent voorkoming van beschadiging van het Waaggebouw, maar vraagt, of het in verband met de situatie van dit monument, dat daar thans niet als zoo danig afzonderlijk staat, niet gewenscht is, dat B. en W. iets verder gaan door te zorgen, dat ook die bloe- menstalletjes daar eens verdwijnen. Tegenover den anderen maatregel staat spr. minder sympathiek. Deze zal nog al wat geld kosten, vooral voor gezinnen met veel fietsenhoudende leden, echter niet alleen door aanschaffing van een slot, maar ook, doordat men zoo licht een bekeuring zal oploopen, als men onwillekeurig ergens binnen gaat, zonder zijn fiets op slot te hebben gedaan. Spr. meent dat het aantal bekeuringen legio zal worden. Daardoor zal ook deze maatregel niet het effect sorteeren dat men er van ver wacht: de recherche zal misschien inderdaad worden ontlast, maar bij een goede toepassing der verordening krijgt men een verplaatsing van het werk naar de po litie, die haast speciaal tot taak zal krijgen, de onbe heerde fietsen te controleeren. Verder zal deze maat regel, naar spr. meent, vooral de buitenmenschen, die daarmee minder bekend zijn, treffen, wat hij niet wen- schelijk acht. En ten slotte zal het z.i. voor de bevolking van Leeuwarden een impopulaire maatregel zijn. Vooral waar de Raad de bevolking, noodgedwongen, door het opleggen van meer belastingen, den laatsten tijd al af en toe onaangenaam heeft moeten zijn, moet men niet doorgaan met de eene onaangenaamheid op de andere te stapelen. Waar deze maatregel niet noodzakelijk is en bovendien niet het verwachte effect zal sorteeren. geeft spr. in overweging daartoe niet over te gaan. De heer Posthuma kan met de bepaling omtrent het plaatsen van fietsen tegen de Waag accoord gaan, maar het andere kan hem niet bekoren. In het eerste ver wachte voordeel daarvan gelooft hij niethij ziet er integendeel een beduidende werk vermeerdering in voor de straatpolitie, als gevolg van de controle op de dui zendtallen fietsen, die overal in de stad zijn geplaatst, de uitbreiding van conflicten met het publiek en de meerdere processen-verbaal, die zullen worden gemaakt. Het tweede argument, de mindere kans op diefstal, wil spr. gedeeltelijk toegeven, maar hij meent, dat de maat regel rijwieldiefstal niet geheel zal tegengaan, omdat er niet zóó n slot op een fiets is, of een rijwieldief kan zich van de fiets wel meester maken. Spr. krijgt den indruk, dat de heele zaak door den Commissaris van Politie wat sterk naar voren is ge bracht. Hij citeert daartoe enkele zinsneden uit diens begeleidend schrijven. Het spijt spr., dat de Commissaris daarbij tevens als motief schijnt te gebruiken, dat de groote werkloosheid in verband staat met de meerdere rijwieldiefstallen. Spr. meent, dat men in verband mee de uitnemende houding van de duizenden menschen in ons land, die werkloos zijn, een dergelijke motiveering eigenlijk niet moest gebruiken. Spr. betoogt, dat door den voorgestelden maatregel massa's menschen weer een uitgaaf moeten doen, die voor velen heel moeilijk is en dat men er verder, onge wild, heel gemakkelijk in kan loopen. Maar het aller belangrijkste is, dat de vele bekeuringen gelijk dat bij alle overtredingen het geval is weer verreweg het meest de menschen met smalle beurzen zullen tref fen. Op grond van het weinige voordeel en de groote nadeelen noodigt spr. den Raad uit dit deel van het voorstel niet aan te nemen. De heer Balk sluit zich aan bij de genoemde nadee len en geeft, ter bereiking van het beoogde doel, in overweging om, in verband met het feit, dat er vooral des avonds ontelbare fietsen onbeheerd op de trottoirs der buitenwijken staan, daartegen maatregelen te tref fen. Spr. voelt echter ook niet voor een maatregel, waardoor overdag iemand, die zijn bezigheden heeft en zijn fiets ergens neerzet en even wordt binnengeroepen, de dupe zal worden, omdat een passeerende agent zijn plicht moet doen. De heer J. Koopal kan met alles, wat de heer Posthuma hierover heeft gezegd, instemmen. Z.i. is de zaak zoo, dat een aantal menschen hun fietsen niet goed beheeren en kwijt raken: doordat zij dan met hun klach ten bij de politie komen, krijgt dit apparaat drukte en om die drukte op te vangen, komt men nu met dit voor stel. Het is een typisch bureaucratische gedachtengang, die uit dit voorstel spreekt. Het apparaat van de politie behoort er te zijn voor het publiek en het is onjuist om moeilijkheden, die bij dat apparaat ontstaan, weer naar het publiek af te schuiven. Spr. voorziet, dat deze maatregel ook voor den win kelstand tamelijk hinderlijk zal zijn, omdat een winke lier aan een klant, die toevallig geen slot op de fiets heeft, zal moeten toestaan wil hij dien klant niet ver spelen de fiets in den winkel te plaatsen. Spr. vraagt verder of men bij de formuleering van dit voorstel wel rekening heeft gehouden met allerlei andere middelen, die er tegenwoordig zijn, om fietsen diefstal te voorkomen, b.v. een afneembaar stuur, waar door de fiets onbruikbaar wordt en een slot in 't zadel. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 7 April 1936. 119 waardoor, als men er op gaat zitten, een pen omhoog schiet. Spr. ziet het nut van een dergelijke bepaling niet in en wijst ook op het financieele bezwaar, dat inderdaad bestaat. Is het, zooals de Commissaris schrijft, dat er van bevestiging van sloten niet veel zal komen, maar dat het resultaat zal zijn dat er minder fietsen worden neergezet, dan is de financieele last nog grooter, omdat men beter éénmaal een slot kan koopen dan het rijwiel telkens in bewaring te geven. In den zin „Zij zal niet ontkennen enz. wordt door de meerderheid der commissie een tegenstelling tusschen het wielrijdend publiek en het algemeen be lang geconstrueerd. Spr. meent echter, waar tegen woordig vrijwel elk gezin over één of twee rijwielen beschikt en het belang van één lid van het gezin ook het belang is van het geheele gezin, dat het wielrijdend publiek in dezen het algemeen belang vertegenwoordigt. Hij vraagt daarom hem duidelijk te maken, waarin het hier genoemde algemeen belang bestaat. Mevrouw Van Dijk—Smit heeft in groote lijnen de zelfde gedachtengang als de vorige sprekers. Door een klokslot gaat h.i. een groot deel van het nuttig effect van een fiets verloren, b.v. bij schoolkinderen en loop jongens de maatregel is tijdroovend en veroorzaakt last. Er zijn het vorige jaar 325 fietsen vermist en weer opgespoord. Moeten nu echter de 20,000 fietsenbezitters voor die menschen, die zoo slordig met hun fiets om gaan, boeten, door hun allen last en onkosten te bezor gen? Spr. acht het niet den weg om die slordige menschen in bescherming te nemen, maar zou van hen, wier fiets gestolen wordt en die daardoor voor de politie onkosten veroorzaken, bij het terugbrengen van hun fiets een boete willen eischen. Dan zullen er heel wat minder overtredingen komen. Met de voorgestelde bescherming van het Waagge bouw kan spr. zich volkomen vereenigen: het is zonde, dat het op deze manier mishandeld wordt. De heer Muller zal niet alle motieven herhalen, maar meent ook dat de politie door den voorgestelden maat regel niet minder maar meer werk zal krijgen. T.a.v. de plaatsing van rijwielen tegen het Waag gebouw vraagt spr. of het niet mogelijk is daar bordjes te plaatsen, dat het verboden is daar rijwielen te plaat sen. (De heer Van der MeulenDan is het niet straf baar.) Dan zou men in de strafverordening een derge lijke bepaling moeten maken. (De Voorzitter: Dat wordt toch voorgesteld!) Spr. kan dat punt dan wel overnemen. Voor de bloemenstalletjes, welke kwestie reeds dik wijls een punt van bespreking in de Comm. voor den Markt- en Havendienst heeft uitgemaakt, heeft men daar nog geen betere plaats kunnen vinden. Wat de andere kwestie betreft, is spr. tegen deze verordening. De heer Feitsma acht het ook een groot bezwaar, dat de burgerij boete zal moeten betalen voor de nalatigheid van een zekere groep. Spreker berekent de kosten van dezen maatregel voor een deugdelijk slot a 1.50 op een 15,000 rijwielen op ongeveer 20.000.een aan merkelijk hooge belasting dus, welke voor kleine mid denstanders, arbeiders en werkloozen een groot be zwaar zal zijn. De heer Van der Schoot behoorde tot de minderheid der commissie en het stemt hem tot tevredenheid, dat men zich hier bij zijn gedachte heeft aangesloten. De beschadiging van de Waag acht hij in het voorstel wel wat breed uitgemeten. In aansluiting met het verzoek, onderaan het voorstel, vraagt spr. B. en W„ waar door het daar aanwezige parkeerterrein ook geen gelegen heid bestaat om er fietsen te plaatsen, te willen over wegen om een paar rijwieltegels bij de Oude Waag aan te brengen. De heer Hellema geeft in overweging om, als het voorstel wordt aangenomen, een ruimen overgangster mijn te stellen b.v. van 3 maanden opdat ook degenen, die buiten Leeuwarden wonen, zich behoorlijk kunnen voorzien. De Voorzitter adviseert, daar niet verder over te spreken, omdat hij aan de oppositie van alle kanten wel bemerkt, dat het voorstel straks zal worden afgestemd. Toch wil hij over enkele punten iets zeggen. Men be denke, dat de Commissaris van Politie, van wien dit denkbeeld is uitgegaan, uit een gemeente is gekomen, waar men met een dergelijk verbod reeds eenige jaren ervaring had, dat hij toch heusch nog wel iets beter over dergelijke dingen zal kunnen oordeelen dan de meeste leden van den Raad en dat hij werkelijk niet zal komen met een bepaling, die zijn eigen personeel meer werk zal opleggen. De Commissaris heeft op grond van zijn ervaring in Rheden de positieve overtuiging dat een bepaling, dat onbeheerde fietsen op slot moeten zijn, een besparing in de werkzaamheden der politie zal geven. De fietsen worden wel degelijk, soms bijna in bossen, op straat neergegooid. Het publiek is ontzettend non chalant. Aan het bureau staan geregeld 20 a 25 rijwie len, waaronder zeer keurige, waarvan de eigenaars nooit komen opdagen. In andere plaatsen, b.v. Utrecht, zal niemand het in zijn hoofd halen een fiets zonder slot neer te zetten; daar is men er aan gewend. Men kijkt hier te veel naar den overgang, die er natuurlijk eerst moet komen, maar is de bepaling door gewerkt, dan is spr. overtuigd, dat de politie daardoor veel minder werk zal krijgen. Spr. betoogt, dat lang niet alle fietsen, die weg zijn. worden gestolen, maar dat toch de politie, die niet weet wat er mee is gebeurd, er achteraan moet en dat hem is gebleken, dat gemiddeld de rechercheurs voor het op sporen van een fiets een halven tot een heelen dag noodig hebben. Bovendien moeten, als een fiets iets langer wordt vermist, circulaires naar minstens 50 personen in Friesland worden gezonden, om opsporing te verzoe ken, omdat anders de nonchalante eigenaar, wanneer de fiets werkelijk wél gestolen is, ook nog zou zeggen: je kunt wel aangifte doen, maar ze gaan het niet eens na. Nu kan men wel zeggen dat er straks nog meer werk zal zijn, maar dan neemt een agent een onbeheerde fiets eenvoudig mee naar het bureau. Er komt nog bij dit als antwoord aan den heer Posthuma dat het ongelukkig maar waar is, dat I waarschijnlijk de werkloosheid ook eenigen invloed heeft en dat niet alleen hier maar in geheel Nederland de criminaliteit onrustbarend stijgt. Spr. acht dat ook wel eenigszins natuurlijk, omdat iemand, die langen tijd in J financieele benauwdheid heeft gezeten, eerder komt tot iets, wat hij anders nooit zou hebben gedaan. Dat de vele bekeuringen op alle overtredingen meest vallen op de menschen met smalle beurzen acht spr. vanzelfspre kend, eenvoudig omdat het percentage van die men schen veel grooter is dan dat van de andere. Wil men dat als argument gebruiken, dan zou men tal van veror deningen moeten afschaffen. Spr. toont, in verband met de hier genoemde prijzen voor een fietsslot, een z.i. zeer behoorlijk en door de politie voor het niet ineens meenemen van een fiets deugdelijk geacht slotje met ketting en sleuteltje, waar van de totale prijs 1 dubbeltje bedraagt. Een rijwieldief moge in staat zijn een fiets, die met het beste slot is vastgezet, te stelen, maar de ervaring in andere plaat sen heeft geleerd, dat zoo iemand daar in den regel tegen opziet, wanneer hij eerst een stang of een ketting moet doorknippen. Spr. beschrijft, hoe door verwisse- ling van een oude met een betere fiets, b.v. voor een

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1936 | | pagina 9