140 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 19 Mei 1936. anderen van het V. D. standpunt door de tijdsomstan digheden. Spr. c.s. hebben zelf erkend, dat het een moeilijke kwestie is en dat zij niet gaarne een dergelijken maat regel wenschen te nemen, maar zij willen trachten de gedachte, waarvan de begrootingsdebatten doortrokken waren, n.l. dat de kosten van M. H. zooveel mogelijk moeten worden verkleind, te verwerkelijken en spreker zou nog moeten zien of van den heer Ritmeester, die de zaak zeer ernstig opnam, niet andere klanken dan van den heer Turksma zouden zijn vernomen. Wil men in dit voorstel echter protectie zien, dan toch is het zeker protectie van den kleinen kant. Spr. herinnert er voorts aan, dat indertijd door de rechterzijde met kracht en klem is betoogd, dat de werk zaamheden aan het plafond in de Raadszaal door Leeu warder werkkrachten, die er niet eens waren, moesten worden uitgevoerd, en dat steeds in de bestekken van de werken van de gemeente wordt bepaald dat Leeu warder krachten moeten worden gebruikt. Wel geeft spr. toe, dat er veel waars zit in het betoog van den Voorzitter, maar het vraagstuk der protectie kan men hier niet oplossen en ook de Voorzitter zal zijn liberaal standpunt niet altijd kunnen blijven vasthouden Dat door deze bepaling, welke alleen betoogt, door een groep werkloozen werk te geven, de gemeentefinanciën iets te verlichten, het den aannemer onmogelijk zal zijn dit stratenplan uit te voeren, waagt spr. te betwijfelen, evenals den invloed ervan op de huren. Den heer Imhof verzoekt spr., waar deze in principe voor het voorstel gevoelt, thans zijn stem daaraan te geven, omdat dit stratenplan voorloopig het laatste is, dat zal worden uitgevoerd. Wat betreft de vraag of de toestand zoo slecht is, dat deze maatregel moet worden genomen, een vraag welke de heer Wiersma meent ontkennend te moeten beantwoorden, naar spr.'s meening is dit een kwestie van aanvoelen en hij heeft het bij de behandeling van de begrooting zóó aangevoeld, dat alles moet worden gedaan om de lasten te verlichten. De heer Turksma is van meening, dat het woord li beraal moet worden opgevat als vrijzinnig en als zoo danig heeft hij het bedoeld. Het is z.i. als met het woord sociaal, waarmee men niet alleen de S.D.A.P. bedoelt. Een gevaar van dit voorstel, dat ter verlichting van de uitgaven voor M. H. is gedaan, is ook, dat de kans groot is, dat de aan den rand der stad wonende arbei ders zich in Leeuwarden vestigen en dat men die later, wanneer zij geen werk meer kunnen vinden, ook nog op de kost krijgt. Aangaande de opmerking van den heer De Boer i.z. de meergenoemde circulaire, zegt spr., dat de wet houder niet zoo ver gaat, als de Regeering heeft be doeld. Onder opdrachten behoeft men niet alleen op drachten van goederen, maar kan men ook wel degelijk het opdragen van werk verstaan. Den heer Molenaar wijst spr. er nog op, dat, wat de veranderingen in de V. D. partij betreft, deze zich nooit op een zóó dogmatisch standpunt heeft gesteld. Diens opmerking dat dit voorstel protectie van den kleinen kant beoogt, acht spr. wel zeer juist, maar in een andere beteekenis. Komende tot de opmerkingen van den heer IJtsma. zegt spr. dat hij een eventueele ordening alleen zou wil len bepaald zien naar vakbekwaamheid en soliditeit en niet zooals de heer IJtsma, die den behoefteeisch er bij haalt. Deze heeft niet medegedeeld hoever de S.D.A.P. de consequenties van dit voorstel wil doorvoeren. Men zal toch in kleine onderdeden moeten bepalen, hoe dit protectionisme zal worden doorgevoerd. Het gevolg zal naar spr.'s meening zijn, dat men een zoogenaamden Chineeschen muur om Leeuwarden gaat trekken, het geen z.i. niet in het belang kan zijn van een gezonden opbouw der maatschappij. Bij den heer Wiersma c.s. rijst op dit moment de vraag, waarom men bij dit complex, nu vaststaat dat het voorloopig wellicht de laatste maal is dat een der gelijk plan wordt uitgevoerd, op dezen gedachtengang is gekomen, en waarom men die niet bij de uitvoering van andere complexen naar voren heeft gebracht. Spr. acht dit voorstel een middeleeuwsch middel, zooals de heer Terpstra terecht interrumpeerde, om den slechten toestand te bestrijden en hij vraagt zich af, hoe de heer De Boer, die zegt, dat de levensvoorwaarden voor de menschen in Leeuwarden zoo goed mogelijk moeten zijn, waarmee spr. c.s. van harte accoord gaan, denkt over het levenslot van de menschen buiten Leeuwarden Ten aanzien daarvan zegt men eigenlijk platweg ver kommer jullie maar, als wij het maar goed hebben Spr. c.s. durven de uiterste consequentie van dit voorstel niet aan, want als het achterland, waar Leeuwarden en vooral de middenstanders het van moeten hebben, het zelfde standpunt gaat innemen, dan is Leeuwarden nog veel slechter af. Wel kan spr. zich begrijpen, dat, waar de landen rondom ons een verderfelijke politiek van tarieven en tolmuren voeren, ook ons land zij het dan nog altijd gedwongen en schoorvoetend eenigs- zins dien weg opgaat, doch de S. D. A. P. staat z.i. op het oogenblik met dit voorstel wel buitengewoon zwak, waar zelfs een hunner groote mannen, Dr. Wibaut, een paar jaren geleden heeft gezegd het met Dr. Colijn eens te zijn, toen deze, te Genève sprekende over de tolmuren en de tarievenpolitiek, zeide, dat men daar toch mee moest breken, omdat de wereld op die wijze radicaal kapot wordt gemaakt. Het betreft hier iets dergelijks in het klein en spr. c.s. kunnen dan ook niet aan het voorstel-Molenaar-Posthuma medewerken. De heer Posthuma had niet gedacht, dat dit kleine voorstel zoo n groot debat zou ontwikkelen. Het eene woord haalt het andere uit en er zijn dingen gezegd, waarop hij wel moet ingaan. Spr. vindt het zeer gevaarlijk van den heer Turksma niet van den Voorzitter, daar iedereen weet dat die liberaal is dat deze als V. D. hier een principiëele uiteenzetting van de liberale gedachte geeft en ver dedigt. De heer Terpstra noemde dit voorstel middeleeuwsch, maar spr. gelooft niet, dat men in de middeleeuwen po gingen deed om den arbeidersstand zoo goed te be schermen als thans het geval is. Bij dit voorstel, dat een gevolg is van den nood der tijden, gaat het om een groot aantal arbeidende menschen, dat op een vlot drijft en dreigt om te komen, te helpen. Het zijn de arbeiders van buiten, die veel goedkooper kunnen leven, die de Leeuwarder arbeiders van het vlot verdringen en dan vallen deze in het water. Men steke zijn licht maar eens op bij de verschillende vakbonden van de georgani seerde arbeiders. Dit voorstel is niets anders dan den Leeuwarder ar beiders de reddende hand toe te steken, door aan andere arbeiders geen kans te geven. De heer Terpstra zegt, dat de heer Posthuma zijn interruptie niet goed heeft begrepen. Hij heeft hiermede alleen bedoeld, dat wanneer de idee, hier door de S. D. A. P. verkondigd, doorwerkt, wij middeleeuwsche toe standen hebben gekregen, omdat in de middeleeuwen ook iedere stad voor zich zelve zorgde. Spr. meende, dat allen over dit standpunt heen waren en vooral van een vooruitstrevende partij als de S. D. A. P. is men niet gewend aan dergelijke voorstellen. Spr. is graag bereid iets voor de arbeiders te doen, maar als men dezen kant uitgaat, voert het z.i. ten verderve. De heer De Boer (weth.) antwoordt den heer Wiersma, dat het feit, dat de tijden voor de arbeiders klasse gaandeweg slechter zijn geworden en ook de gemeente-financiën zeer zijn verminderd, de reden is, Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 19 Mei 1936. 141 dat men dit voorstel nu doet. Het is bekend, dat men reeds eerder heeft geprobeerd of de aanvragers om vergunning tot aanleg van straten deze bepaling vrij willig wilden naleven, maar toen is het mislukt. Verder betoogt spr., dat, waar men hier zit om over de belangen van Leeuwarden te spreken, men dus voor de Leeuwarder inwoners moet opkomen. Het is bekend, dat er gemeenten buiten Leeuwarden zijn, waar de toestand zóó slecht is, dat de arbeiders genoodzaakt zijn werk tegen ieder loon te aanvaarden en dat deze naar hier gedreven worden om werk te zoeken. Voorts herinnert spr. er aan, dat van Regeeringswege overal beschermende voorwaarden worden gesteld en dat ook op het gebied van den landbouw in Friesland zeer veel wordt gesteund. Nu het aan de allerarmsten toekomt, moet men zich niet terugtrekken en den stap doen, welke noodig is. De beraadslagingen worden gesloten. Het voorstel-Molenaar-Posthuma wordt met 14 tegen 13 stemmen, die van de heeren Terpstra, Hellema, Westra, Dresselhuijs, Praamsma, Imhof, Buiël, Algera, mevrouw Van DijkSmit, den heer Turksma, mevr. Buisman Blok Wijbrandi en de heeren Feitsma en Wiersma, aangenomen. De beraadslagingen worden heropend. De heer De Boer (weth.) antwoordt den heer Buiël, die zijn vraag herhaalt over het voortdurend onderhoud der straten, dat dit een bepaling van de Bouwveror dening is. De heer Praamsma vraagt n.a.v. de indertijd op zijn desbetreffende vraag door den wethouder gedane toe zegging, of het nu inderdaad de bedoeling van het col lege is, om de zeer gevaarlijke situatie bij de villa Baensein te verbeteren (dempen van de sloot en door trekken van het trottoir), ook in verband met het ge projecteerde plein. De heer De Boer (weth.) antwoordt, dat wanneer dit plein tot uitvoering komt, ook deze zaak tegelijk onder oogen zal worden gezien. De beraadslagingen worden gesloten. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders, zooals dat door het voorstel-Molenaar-Posthuma is gewijzigd. Punten 1011 (bijl. 65 en 64). Met algemeene stem men wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van Burgemeester en Wet houders. Punt 12. Op voorstel van den Voorzitter wordt be sloten dit punt na punt 13 der agenda te behandelen. Punt 13 (bijl. no. 70). Met algemeene stemmen wordt besloten overeenkomstig het voorstel van Bur gemeester en Wethouders. De beraadslagingen worden geopend. De Voorzitter zegt, dat hij dus mag aannemen, dat de Raad de gegrondheid van deze vordering niet be twist en de betaling niet langer weigert. De heer Van Kollem betoogt, dat hij deze argumen tatie niet onderschrijft. Hij heeft in de Fin. Comm. ook gezegd, dat hij met dit voorstel accoord gaat, omdat de gemeente wordt gedagvaard en B. en W. de feiten, welke daarbij gesteld worden, volkomen toegeven, n.l., dat de gemeente de opdracht aan bedoelden pro fessor heeft gegeven. Naar spr. meent zou het dus dwaasheid zijn het tot een proces te laten komen. De Voorzitter: Men erkent daarmede toch de ge grondheid van deze vordering. De heer Van Kollem antwoordt, dat de Raad zich heeft verzet, omdat men dacht, dat deze vordering een onderdeel uitmaakte van de vordering van mr. Wester- ouen van Meeteren, B. en W. hebben tot nu toe alleen het voorstel gedaan om te betalen op grond van het feit, dat zij met deze vordering accoord gingen, maar nooit hebben B. en W., als nu, zoo positief erkend, dat zij opdracht hebben gegeven ook prof. de Blécourt te raadplegen. De Voorzitter zegt, dat er eigenlijk niets nieuws onder de zon is; B. en W. hebben wel gezegd, dat zij de op dracht hebben gegeven. Dus de Raad berust op het oogenblik in deze vordering, omdat B. en W. de ge grondheid daarvan erkennen. De heer Van Kollem: Omdat t.o.v. de vordering van prof. de Blécourt niet de weg bestaat van beroep op den President van Rechtbank of Gerechtshof. De Voorzitter vraagt, hoe de Raad wensch te han delen t.a.v. de uitnoodiging, vervat in den brief van den President van de Rechtbank d.d. 9 Mei j.l., waarvan spr. lecture doet, om zich bij de bespreking in zake de meergenoemde vorderingen door hoogstens 3 leden te doen vertegenwoordigen. De heer Van Kollem vindt het te appreciëeren, dat de President den Raad in de gelegenheid stelt bij monde van een afvaardiging de reden toe te lichten, waarom de Raad meende de vorderingen niet te moeten voldoen. Het komt hem voor, dat aan dit verzoek moet worden voldaan. De Raad kan besluiten óf schriftelijk de reden uiteen te zetten, óf waartoe spr. het voorstel doet één lid van den Raad te benoemen, die met één lid, door en uit het college van B. en W. aan te wijzen, naar de te houden bespreking gaat, uitsluitend om den President kennis te doen nemen van de beweegredenen, welke den Raad er toe hebben geleid de vorderingen niet te voldoen. De Voorzitter zegt, dat het eigenlijk maar over één beweegreden gaat, n.l. dat men het te duur vond. Spr. heeft, toen de President hem om nadere inlich tingen hieromtrent vroeg, gezegd de Raad vond het te duur en andere inlichtingen kan ik U niet geven. De Raad heeft deze zaak, tegen het advies van B. en W. in, verworpen, omdat hij het te duur vond en daarom lijkt het spr. juister, dat de Raad zelve aan den President daarvan mededeeling doet en dan degenen, die hier altijd tegen geageerd hebben. De heer Van Kollem zet uiteen, hoe de gang van zaken in den Gemeenteraad is geweest. Hij acht het, nu de President van de Rechtbank den Raad in de gelegenheid stelt zich door een commissie te doen ver tegenwoordigen, wel zoo beleefd twee afgevaardigden, één uit het college van B. en W. en één uit den Raad, te zenden. Mevr. Van DijkSmit is steeds een dergenen ge weest, die van meening waren, dat de declaraties moes ten worden betaald, omdat zij ervan overtuigd was, dat de Raad in dezen een leelijk figuur zou maken. De te genstemmers moeten h.i. thans de consequentie aan-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1936 | | pagina 5