154
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 30 Juni 1936.
Punt 5. De voordracht van Burgemeester en Wethou
ders luidt als volgt
E. van der Veen, op wachtgeld gesteld onderwijzer
aan gemeenteschool no. 15, alhier.
Benoemd wordt E. van der Veen met 26 stemmen
(1 stem op J. Westra).
Punt 6. De aanbeveling van het bestuur luidt als
volgt
1. Mevr. G. E. M. Oeberius KapteijnVan Huiten,
Stationsweg no. 2;
2. Mevr. J. HamstraHoekstra, Harlingerstraat-
weg no. 36;
3. Mevr. B. Ritsema—Buisman, Kwartelstraat no. 50.
De beraadslagingen worden geopend.
De heer Buiël vraagt, hoe precies de verhouding is
geregeld tusschen het N. S. Weeshuis en de gemeente.
Waar in het bestuur van dit weeshuis geen enkele
Katholiek zitting heeft, meent spr., dat voorloopig deze
opmerking voldoende is om de aandacht van het be
stuur daarop te vestigen. Katholieken zijn ook burgers
van Leeuwarden.
De Voorzitter antwoordt, dat het N. S. Weeshuis
feitelijk een semi-stedelijke instelling is (verordening
van 1911, gewijzigd in 1913). De rekening wordt door
B. en W. goedgekeurd, de voogden en voogdessen wor
den door den Raad benoemd en B. en W. moeten ook
toestemming geven tot opname van de kinderen. Of
schoon er een zekere verhouding met de gemeente is,
is het toch een zelfstandig lichaam, dat rechtspersoon
lijkheid bezit.
De heer Buiël zegt, dat er indertijd een kwestie met
den Pensioenraad is geweest en dat de gemeente de
pensioenpremie voor het personeel betaalt.
De Voorzitter zegt, dat het daar dan als een gemeen
telijke instelling wordt beschouwd. Z.i. is het niet zoo
gemeentelijk als b.v. de bedrijven, welke geen rechts
persoonlijkheid bezitten. Dat er een vrij sterke verhou
ding met de gemeente bestaat, blijkt ook uit het feit,
dat de gemeente bijgepast heeft, toen het weeshuis in
de dure tijden geen inkomen genoeg had.
Benoemd wordt mevr. G. E. M. Oeberius Kapteijn
Van Huiten met 16 stemmen (mevr. HamstraHoek
stra 2 stemmen, mevr. RitsemaBuisman 8 stemmen
en 1 stem blanco).
Punten 7 10 (bijl. nos. 79, 77, 81 en 76). Met alge-
meene stemmen wordt besloten overeen
komstig de voorstellen van Burgemeester
en Wethouders.
Punt 11 (bijl. no. 78). De beraadslagingen worden
geopend.
De heer Van der Schoot vraagt, of deze, jaren gele
den onbewoonbaar verklaarde woningen, waarvoor
verlenging wordt gevraagd, nu zoo zijn opgeknapt, dat
ze weer bewoonbaar zijn. Anders geeft het steeds weer
verlengen een eigenaardigen indruk.
De heer De Boer (weth.) antwoordt, dat het natuur
lijk de bedoeling is, dat al deze woningen t.z.t. worden
ontruimd. Enkele van deze woningen, waarvoor verlen
ging wordt gevraagd, worden bewoond door de eige
naren zelf of door oude menschen en om deze laatste
er op het oogenblik uit te drijven, willen B. en W. lie
ver niet.
Spr. wijst er op, dat van de 69 onbewoonbaar ver
klaarde woningen verleden jaar 22 vrijwillig zijn ont
ruimd en dat zal ook wel met de nu voorgestelde wo
ningen binnenkort het geval zijn.
Veel verbetering zal echter wel niet aan deze wonin
gen zijn aangebracht.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Punt 12 (bijl. no. 82). De beraadslagingen worden
geopend.
De heer Terpstra, die aanvankelijk reeds het rente
type van 4}/2 hoog vond, vraagt of de gewijzigde
omstandigheden van de laatste weken, n.l. de verwer
ping van het Vaste lasten ontwerp en de verlaging van
het discontotarief van de Ned. Bank, ook eenigen in
druk op B. en W. hebben gemaakt. Spr. meent dat deze
verlaging z.i. bestaat er wel degelijk verband tus
schen het officiëele en particuliere disconto aanlei
ding zou kunnen zijn om dit voorstel opnieuw onder de
oogen te zien en het gevolg van nieuwe onderhande
lingen zou misschien kunnen zijn een rente van 4 of
4J4 Bovendien is de geldmarkt op het oogenblik
ruim voorzien spr. wijst op een desbetreffend artikel
in de N. R. C. van Zaterdag j.l. zoodat hij zich
voorstelt, dat, wanneer B. en W. particulieren in de
gelegenheid zouden stellen geld te geven, waarschijnlijk
velen hieraan zouden deelnemen.
De heer IJtsma heeft de vergadering verlaten.
De heer Van Kollem juicht het toe, dat met den
meesten spoed wordt getracht het geweldig hooge be
drag der vlottende schuld te doen consolideeren. Hij
kan daarom niet aan uitstel van dit punt medewerken
te meer niet waar zulks van zuiver speculatieven aard
is.
Voorts meent spr., dat het disconto van de Ned. Bank
niet maatgevend is voor het rentetype van de beleg-
gingsmarkt en dat er slechts een zeer verwijderd ver
band bestaat.
De heer Hellema (weth.) betuigt den heer Van Kol
lem zijn dank voor diens instemming met het voorstel
van B. en W., omdat ook B. en W. het noodzakelijk
achten, dat een aanvang met de consolideering van de
vlottende schuld wordt gemaakt.
Wat het rentetype betreft, het is niet gemakkelijk op
een bepaald moment de juiste rente te bepalen; wachten
op een lager percentage heeft, naar spr. meent, geen zin,
omdat men, als de rente toevallig iets lager is geworden,
wel weer zal kunnen willen wachten. Spr. schetst den
gang van zaken. B. en W. hebben de aanbiedingen
bekeken en geaccepteerd, behoudens de goedkeuring
van den Raad en Ged. Staten, waardoor de aanbieders
gebonden zijn. Het rentetype van 4J^ lijkt B. en W.
juistdat moet men op het oogenblik voor een goede
gemeenteleening geven. Spr. geeft daarom in ernstige
overweging het voorstel aan te nemen, omdat anders
deze aanbiedingen weer van de baan zijn en B. en W.
naar nieuwe moeten uitzien.
De heer Terpstra herinnert er aan, dat hij er bij de
behandeling van de begrooting reeds op heeft gewezen,
dat het hoog tijd werd de verschillende leeningen te
doen consolideeren.
Tegenover den heer Van Kollem merkt spr. op, dat
het dezen, wanneer hij de diverse artikelen in de finan-
ciëele bladen geregeld bijhoudt, duidelijk zal worden,
dat hij zich heeft vergist, toen hij zeide, dat er slechts
155
een zeer verwijderd verband bestond tusschen het offi
ciëele en het particuliere disconto.
Voorts spreekt het, naar spr.'s meening, toch vanzelf,
dat hij tegen de laagste rente wil leenen en zal de Raad
z.i. ook dezelfde meening zijn toegedaan. Hij blijft dan
ook van oordeel, dat B. en W. hun uiterste best moeten
doen een zoo laag mogelijke rente te betalen. Een voor
stel tot uitstel heeft spr. echter niet gedaan. Hij heeft
slechts gevraagd of het niet mogelijk is opnieuw te
onderhandelen en van het antwoord op die vraag zal
zijn stem afhangen. Tevens is spr. ervan overtuigd, dat,
wanneer dergelijke leeningen publiek werden aange
boden, er in Leeuwarden en omstreken zeker particu
lieren konden worden gevonden om deze leeningen
collectief te sluiten.
De Voorzitter staat op hetzelfde standpunt als de
heer Hellema. De vlottende schuld is veel te veel op-
geloopen, omdat men steeds deed, wat de heer Terpstra
thans wil doen, n.l. wachten om goedkoop geld te krijgen.
Van de in den loop der tijden gekregen aanbiedingen
waren deze tegen 4J^ de goedkoopste. Na lang
marchandeeren hebben B. en W. met de geldgeefsters
overeenstemming bereikt, op welke overeenkomst niet
meer kan worden teruggetast. Wel kan de Raad het
voorstel van B. en W. verwerpen, doch dan is de zaak
afgedaan.
De beraadslagingen worden gesloten.
Het voorstel van Burgemeester en Wethouders wordt
met 22 tegen 4 stemmen, die van de heeren Wiersma,
Algera, Terpstra en Praamsma, aangenomen.
Punt 13. De beraadslagingen worden geopend.
Den heer Algera is het opgevallen, dat bij de bedrijfs-
begrootingen geen motiveeringen van de wijzigingen
voorkomen. Men zal hierop antwoorden, dat dit nooit
gewoonte is geweest, maar daaraan kan men niet het
motief ontleenen om het een volgend jaar ook niet te
doen naar spr.'s meening moet men de belangrijkste
wijzigingen toch motiveeren en vraagt de Raad naar
de oorzaak van de verhooging.
Men krijgt den indruk, dat B. en W. de begrootings-
posten feitelijk als ramingen beschouwen, hetgeen z.i.
niet juist is. Men moet de posten als een maximum be
schouwen, dat slechts in werkelijk noodzakelijke ge
vallen mag worden overschreden.
Het gaat niet aan alle begrootingen na te gaan en
daarom heeft spr. enkele steekproeven genomen. Volgno.
17 (salarissen) van de begrooting van het Woning
bedrijf met de rekening 1935 vergelijkende, treft het
spr., dat er 300.— meer is uitgegeven, terwijl voor
1936 weer een veel lager bedrag is geraamd. Door
welke noodzakelijke omstandigheden is deze post over
schreden en op welk salaris In de begrooting zijn de
salarissen gespecificeerd; in de verlies- en winstrekening
echter niet, terwijl dit met de kantooronkosten (volgno.
18), welke ook met ƒ300.— zijn overschreden, juist
andersom het geval is, hetgeen de overzichtelijkheid
zeer bemoeilijkt. Wat is de reden van deze overschrij
ding Voor porto's alleen is uitgegeven 156.30, het
geen, ook in vergelijking met andere bedrijven, zeer
hoog is. Spr. zou over een en ander gaarne worden
ingelicht.
De heer De Boer (weth.) antwoordt, dat de over
schrijding van de salarissen een gevolg is van langdurige
ziekte van de klerk, die vervangen moest worden.
Omtrent de porto's zal spr. informeeren; hij kan daar
omtrent nu geen antwoord geven.
De heer Algera heeft geen aanleiding te twijfelen aan
de door den wethouder genoemde reden van ziekte van
het personeel. Waar voor salaris huurophaler slechts
200.per jaar staat vermeld, had spr. gedacht, dat
de overschrijding misschien in dien post zat.
De heer De Boer (weth.) antwoordt, dat de huur
ophaler, die tevens timmerman is, een toelage van
200.krijgt voor de financiëele verantwoordelijkheid.
Den heer Algera lijkt het gewenscht dit gedeelte en
het gedeelte, dat in den post „onderhoud" zit, op één
post te brengen.
De heer De Boer (weth.) gelooft niet, dat zulks
mogelijk is, omdat het eene deel administratie- en het
andere onderhoudskosten betreft.
De beraadslagingen worden gesloten.
Met algemeene stemmen wordt besloten overeen
komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders.
Punt 14. De beraadslagingen worden geopend.
ELECTRICITEITBEDRIJF en GASFABRIEK.
De heer Wiersma wijst op de minder ontvangen
winst bij deze bedrijven. Van hun zijde is er dikwijls
op gewezen, dat de oorspronkelijke winstramingen veel
te hoog waren en bij de begrooting 1935 heeft de Comm.
voor de Lichtfabr. ook aangedrongen die ramingen
meer te doen aansluiten bij de werkelijkheid. Men heeft
toen gezegd, het zal wel meevallen, terwijl men wist.
dat het ieder jaar tegenviel. Naar spr. meent, zal, vooral
bij de Gasfabriek, een andere bedrijfspolitiek moeten
worden gevoerd en zal daar eigenlijk een radicale om
keer moeten komen.
Voorts is spr. uit het verslag omtrent de Gasfabriek
gebleken, dat het aantal ziektedagen zeer hoog is
gemiddeld aantal over 1935 26 a 27 per arbeider -
terwijl dit voor het Electr. bedrijf slechts 5 a 6 is. Dit
buitengewone verschil kan spr. zich, ook in verband
met andere bedrijven, niet verklaren. Wat is de oorzaak
van dit abnormale verschijnsel
Ook den heer Balk verbaast de gang van zaken bij
de Gasfabriek niet. Hij heeft ook altijd op de te hooge
ramingen gewezen en nu blijkt, dat hij gelijk gekregen
heeft. Naast het z.i. abnormaal hooge aantal ziekte
dagen bij dit bedrijf, heeft spr. ook aanmerking op den
post wachtgeld, terwijl er tegelijkertijd een post voor
los personeel is. Wanneer er minder productie is, is er
toch ook minder personeel noodig en waarvoor dan al
dat losse personeel
Spr. wijst er op, dat hem bij de kwestie van de munt-
meterhuur ten onrechte is voorgehouden, dat de exploi
tatie daarvan zoo bijzonder duur was, want nu is hem
uit de rekening gebleken, dat het nadeelig saldo van de
gewone meters 1.97 en van de muntmeters slechts
1.20 bedraagt. Dat zijn dingen, welke niet prettig
aandoen.
Naar spr. meent, moet men t.a.v. het gasverbruik een
andere regeling treffen; hij blijft er bij, dat de teruggang
zit bij de kleine verbruikers. Spr. en de heer Wiersma
hebben indertijd met den toenmaligen wethouder en den
Directeur een onderhoud gehad en zij hebben toen op
verschillende dingen gewezen. Spr. weet, dat ook de
nieuwe wethouder zich bewust is, dat bij de Gasfabriek
een andere politiek moet worden gevolgd. Spr. wil hier
uitspreken, dat daar toestanden zijn, welke onhoudbaar
zijn, vooral met het oog op de tegenwoordige omstan
digheden.
Ook het feit, dat men den cokesbezorgers een extra
toelage geeft voor het gedurende de zomermaanden
bezorgen van de cokes, is z.i. een verkeerde bedrijfs
politiek. Spr. heeft steeds getracht in al deze dingen