156 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 30 Juni 1936. verandering te brengen en nu wenscht hij, dat men het mes maar eens in de Gasfabriek zet. De heer Buiël vraagt, wat met de 224 M3. koolgas, welke meer geproduceerd dan verbruikt is, is gebeurd. De heer Westra (weth.) wijst er op, dat, toen vroeger de rekening meeviel t.a.v. de raming, men er op aan drong de muziek, welke in de begrooting zat, er uit te brengen, en dat men thans het tegenovergestelde heeft, n.l. dat de rekening tegenvalt. B. en W. zullen zich t.o.v. de ramingen thans moeten aanpassen. Wanneer de heer Wiersma dit met zijn opmerking, dat er een radicale omkeer moet komen, bedoelt, is het vrij een voudig en zal het wel in orde komen, doch bedoelt hij nog iets anders, dan heeft spr. gaarne eenige nadere toelichting. Voorts is het spr. niet bekend, dat er bijzondere om standigheden zijn, waardoor er veel ziekte onder het personeel van de Gasfabriek zou komen. Het aantal ziektedagen is zoo hoog, omdat er toevallig enkelen langen tijd wegens ziekte uit het bedrijf zijn geweest. Den heer Balk antwoordt spr., dat het gasverbruik in alle plaatsen in Nederland, bij welk tariefsysteem ook, terugloopt en speciaal dat van de muntmeters. Voorts is gebleken, dat de uitkomsten van het muntgasverbruik niet van dien aard zijn, dat het prijsverschil met het gewone gas volkomen is gewettigd, waarom er naar spr.'s meening iets voor te zeggen zou zijn dit verschil grootendeels op te heffen. Wanneer de tarieven onder de oogen worden gezien, zal ook op deze kwestie wor den gelet. Den heer Buiël zegt spr. dat de verhouding van het kool- en het watergas misschien iets is gewijzigd, waar door er een verschil kan zijn ontstaan. Mocht deze nog iets anders bedoelen, dan zal spr. gaarne t.z.t. nadere gegevens verstrekken. De heer Wiersma zegt, dat de wethouder volkomen gelijk heeft als hij zegt, dat vroeger de rekening mee viel, doch daar heeft men thans niets aan. Dikwijls is van de zijde van spr. c.s. op de kentering der tijden gewezen, maar deze waarschuwingen zijn steeds door het college in den wind geslagen en men heeft ondanks alles gehoopt, dat het wel wat mee zou vallen. Thans ziet men, dat het niet meevalt. Met den radicalen omkeer heeft spr. vooral bedoeld, een wijziging in de tariefpolitiek. Zoolang spr. in de commissie zit, heeft hij daarop aangedrongen, omdat Leeuwarden vrijwel alleen staat met de tariveering en geen vastrechttarief heeft. Met den heer Balk is spr. het eens, dat men het mes maar eens in de Gasfabriek moet zetten. Spr. herinnert er aan, dat hij en den heer Balk indertijd een onderhoud hebben gehad met den vroegeren wethouder van de Bedrijven en den directeur der Gasfabriek, en dat toen zoowel de wethouder als de directeur zich ten zeerste verbaasde over de toestan den, welke aan de Gasfabriek heerschten. Een onder zoek is toen toegezegd, en spr. meende voorloopig eerst dat onderzoek te moeten afwachten. In dit verband heeft spr. ook gewezen op het abnormaal groote aantal ziektedagen en hij betwijfelt sterk of er wel voldoende controle wordt uitgeoefend. Voorts gelieve de wethou der aandacht te schenken aan de loonen, betaald voor het bikken van de ketels en het lossen van kolen. Het spijt spr. deze opmerkingen in het openbaar te moeten maken, doch gezien het antwoord van den wet houder n.a.v. het aantal ziektedagen, vreest hij, dat men in de oude sleur zal doorgaan. Den heer Muller komt het voor, dat hier met zwaar geschut wordt geschoten. Als de heeren Wiersma en Balk zeggen het mes moet er maar eens in, en niets anders doen, dan in de ruimte te insinueeren, dan ge looft spr., dat de Raad en de publieke opinie recht heb ben, alvorens deze heeren antwoord van het college krijgen, te vernemen wat er nu precies verkeerd is en wat zij weten. De heer Balk zal zich niet laten verleiden in het open baar alles te gaan uitstippelen, te meer, omdat hij en de heer Wiersma persoonlijk een onderhoud hebben gehad met den directeur en deze zich beschikbaar heeft gesteld de zaak te onderzoeken. Aan de hand van de feiten, welke daar genoemd zijn, hebben zij hierop nu de aandacht willen vestigen, omdat voor hen vaststaat, dat de nieuwe wethouder van het bedrijf, evenals de vorige, het met hen eens zal zijn, dat, gezien de uitkom sten van 1935 en de vooruitzichten van de begrootingen 1936 1937, met aandrang mag worden verzocht deze geheele zaak ter hand te nemen. Spr. wil dit overlaten aan den directeur; het gaat er niet om dezen persoonlijk te treffen, maar er zijn verschillende posten op de be grooting aanvechtbaar, zooals de reeds door spr. ge noemde. Verder is hun gebleken, dat er toentertijd per soneel zonder toezicht werkte. Al dergelijke dingen zijn z.i. economisch onjuist en komen het bedrijf niet ten goede. Laat de nieuwe wethouder eens informeeren naar het geen de directeur en de heer Ritmeester spr. en den heer Wiersma op hun gegevens hebben gezegd. Mocht spr. onjuist zijn geweest, dan zal hij de gevolgen daar van dragen. Het gaat hem zuiver om het belang van de zaak. De Voorzitter antwoordt, dat het dit jaar voor het I eerst is geweest, dat de opbrengsten van het Electr. bedrijf en de Gasfabriek beneden de ramingen zijn ge bleven. Als men dus zegt, wij hebben altijd gewaar schuwd dat de ramingen te hoog zijn opgezet, dan heeft men nu gelijk, maar de andere jaren niet. Verder had spr. het beter gevonden, dat men den nieuwen wethouder had gevraagd of hij het toegezegde onderzoek wilde voortzetten en had de wethouder dit niet willen doen, dan had men het recht de zaak in het openbaar te bespreken. Dan mocht men zeggen het mes moet er in, maar als men dat nu zegt, dan betee kent dat, dat daar toestanden zijn, welke uit de wereld moeten. Zoolang men niet weet, of het toegezegde onderzoek zal worden voortgezet, heeft men geen recht deze mededeelingen in het wilde weg te doen. De heer Wiersma wijst er op, dat gebleken is, dat de begrooting van de Gasfabriek niet alleen voor 1935, maar de laatste 3 jaren steeds te hoog is opgezet. Spr. meent, dat de Voorzitter niet het recht heeft te zeggen, dat hun mededeelingen in het wilde weg zijn gedaan, te meer, waar gebleken is, dat die kwestie in derdaad door den toenmaligen wethouder is aangesne den, en deze mededeelingen zeer officiëel zijn gedaan om ook op officiëele wijze onderzocht te worden. Spr. wil gaarne dat de nieuwe wethouder zijn aandacht wil schenken aan de concrete feitenhet hooge aantal ziektedagen, de vergoeding voor het kolenlossen, extra bezorgloon voor cokes en vergoeding voor het bikken van ketels. De heer Westra (weth.) heeft deze punten genoteerd en zal zich ter zake met den directeur verstaan. Als men zegt, dat de verkeerde tarievenpolitiek oor zaak is, dat het gasverbruik is afgenomen, wijst spr. er op, dat uit een ingesteld onderzoek is gebleken, dat zulks niet het geval is, omdat ook in alle gemeenten met een vastrechttarief het verbruik is teruggeloopen en dat Leeuwarden, wat die afname betreft, bij andere steden buitengewoon gunstig afsteekt. De heer Muller heeft zooeven het woord gevraagd om te voorkomen, dat hier t.o.v. een bepaald bedrijf verkeerde gezichtspunten naar voren kwamen en hij Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 30 Juni 1936. 157 heeft daarom concrete feiten gevraagd, waaruit zou blijken, dat het inderdaad gerechtvaardigd was te zeg gen het mes moet er maar in. Spr. moet constateeren, dat, als men dan hoort, dat het gaat over het aantal ziektedagen, premie voor het kolenlossen, het bikken van ketels, enz. misschien enkele kleine onregelmatigheden, waarvoor misschien beter anderen hadden kunnen worden betaald dat men veel te ver gaat met te zeggen het mes moet er maar eens in. De heer Wiersma vraagt het woord. De Voorzitter stelt voor de discussies te sluiten. De heer Wiersma zal het hierbij laten. Hij denkt, dat bij een serieus onderzoek wel meer aan het licht komt. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. GRONDBEDRIJF en WONINGBEDRIJF. Met algemeene stemmen wordt besloten overeen komstig het voorstel van Burgemeester en Wethouders. GEMEENTEREINIGING. Den heer Praamsma is het opgevallen, dat op de saldilijst van debiteuren voorkomt 445.34 voor de Brandweer, terwijl op de lijst „Werk voor derden" nog 205.32 voor de Brandweer staat, en vraagt waarvoor deze bedragen zijn uitgegeven. Voorts vraagt spr. nadere inlichtingen omtrent het feit, dat aan den heer Van der Meulen 200.meer is uitbetaald dan zijn salaris bedraagt en heeft het hem eenigszins verwonderd, dat op de lijst van uitbetaalde arbeidsloonen 48 personen voorkomen op wier salaris geen pensioenaftrek plaats vindt. Van 21 kan spr. het zich begrijpen, omdat die zonder titel zijn, maar er zijn 11 vervangers bij, die bijna een vol loon verdienen, terwijl één van hen zelfs meer verdient dan een vast- aangestelde en zelfs zijn er 12 bij, die wel een gewone vaste betrekking hebben. Spr. doet een greep uit de verdeeling der loonen en acht de loonen o.a. voor de posten vervoer waardeloos vuil, reiniging urinoirs, visschen van de stadsgrachten en vooral van den post onderhoud paarden (er zijn slechts 8 paarden, waarvoor in totaal 6413.26 wordt betaald), rijkelijk hoog, gezien den toestand der ge- meentefinanciën, terwijl op dezelfde lijst ook nog voor komt een bedrag van bijna 5000.— aan loonen voor algemeene diensten, welken post spr. niet kan thuis brengen, omdat alles, zelfs het onderhoud der tuigen, reeds apart is vermeld. Tenslotte toont spr. met cijfers aan, dat de verlaging der kosten per inwoner sinds 1920 nog geen 25 en van 1930 tot 1935 nog geen 7 is geweest, hetgeen z.i. veel te weinig is. Spr. geeft B. en W. dan ook in ernstige overweging het daarheen te leiden, dat er meer wordt bezuinigd. De Voorzitter zegt, dat de Raadsleden formeel vol komen het recht hebben dergelijke vragen, als de heer Praamsma doet, te stellen, doch dat zij het den wet houder niet kwalijk moeten nemen, als deze geen vol ledig antwoord kan geven, omdat hij niet behoorlijk tijd heeft de boeken te raadplegen. Op deze wijze worden de discussies onvruchtbaar, en het ware beter geweest als de heer Praamsma den wethouder vóór de verga dering de cijfers op schrift had gegeven; dan had deze de zaak kunnen onderzoeken. De heer Praamsma meent, dat de Voorzitter de zaak te zwaar opvat, waar hij het meeste in ernstige over weging heeft gegeven en de overige vragen z.i. niet zoo moeilijk te beantwoorden zijn. Met de toezegging van B. en W., dat zij zijn opmerkingen zullen overwegen en op de vragen, welke zij thans niet kunnen beant woorden, den volgenden keer zullen terugkomen, zal spr. thans genoegen nemen. De heer De Boer (weth.) meent, dat, waar de heer Praamsma zelf lid van de Comm. voor de Gem.reiniging is, het in de lijn had gelegen, dat deze eens bij hem of bij den directeur was aangeloopen. Dan was deze dis cussie niet noodig geweest. Op de vraag betreffende de posten van de Brandweer kan spr. thans geen juist antwoord geven, doch hij zegt toe er aandacht aan te zullen schenken. Aangaande de opmerking t.a.v. een aantal werklie den, waarvoor geen pensioensbijdrage wordt betaald, deelt spr. mede, dat er langen tijd een vrij groot aantal menschen in lossen dienst is geweest, waarvan na de reorganisatie, in het einde van 1935, een deel is ont slagen en een ander deel, 11 of 12, die voortdurend noodig waren, een aanstelling heeft gekregen. Voor het losse personeel behoefde geen pensioenpremie te wor den betaald en wat de 21 door den heer Praamsma genoemde personen betreft, deze zijn slechts af en toe, bijv. bij verlof of bij feestdagen, in dienst. De vervan gers met een vol loon zullen B-reglementers zijn, die onder bepaalde voorwaarden nog steeds op arbeids contract werkzaam zijn. Een definitief antwoord kan spr. echter moeilijk geven. Op de vraag betreffende het vervoer van waardeloos vuil kan spr. op het oogenblik niet antwoorden, doch hij zal gaarne t.z.t. mededeelingen daaromtrent doen. Bij den post van het onderhoud der paarden moet men niet vergeten, dat die dieren van 's morgens vroeg tot 's avonds laat en ook des Zondags moeten worden verzorgd, zoodat de stalbaas moet worden vervangen. Hiervoor is een bedrag van 2732.in den post op genomen. Verder geeft spr. toe, dat de kosten per inwoner niet in belangrijke mate zijn gedaald, doch men vergete niet, dat de inkomsten zooveel lager zijn dan vroeger. Op de overige vragen kan spr. thans niet antwoor den, doch hij zegt een onderzoek toe om er t.z.t. op terug te komen. De heer Praamsma dankt den wethouder voor zijn bijna volledige beantwoording. De gemakkelijkste vraag echter, waarom Van der Meulen 200..meer ver dient dan voor zijn functie is bepaald, heeft hij ver geten. De heer De Boer (weth.) antwoordt, dat dit bedrag zeker voor extra werk is genoten, doch dat hij het niet zeker weet. Mevr. Van DijkSmit wil niet spreken over een post op deze begrooting, maar in het algemeen over den gang van zaken bij de begrootingswijzigingen opmer ken, dat, wanneer de begrootingen door den Raad zijn goedgekeurd, B. en W. weten wat er hoogstens besteed mag worden en zij de verantwoordelijkheid dragen, dat die posten in geen geval worden overschreden. Mocht dit soms noodzakelijk zijn, dan moeten B. en W. eerst begrootingswijzigingen aan den Raad ter goedkeuring aanbieden. Slechts voor de posten, waarbij dit heeft plaats gevonden, kunnen diverse Raads- en commissie leden verantwoordelijkheid dragen. Spr. hoopt, dat B. en W. nu eindelijk het oude systeem van begrootingswijzigingen als de post reeds overschreden is, zullen verlaten en voortaan den wet- telijken weg zullen gaan, door het volgende jaar alle overschrijdingen eerst in den Raad te brengen. De Voorzitter wil dit namens B. en W. wel toe- zeggen.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1936 | | pagina 3