174
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Juli 1936.
Volgno. 352, op verzoek van den heer J. Koopal in
stemming gebracht, wordt met 24 tegen 2 stemmen, die
van de heeren Posthuma en J. Koopal, gewijzigd, zoo
als B. en W. voorstellen.
Volgno. 370 e.v. Openbaar vervolgonderwijs.
De heer Bos bepleit instandhouding van dit onder
wijs, waar het lager onderwijs voor velen het eenige
onderwijs is, dat zij ontvangen. Bij opheffing zullen
90 a 100 jongelui van dit onderwijs worden verstoken.
Bovendien wordt wellicht de aangifte voor het ver
volgonderwijs grooter, nu voor toelating tot het U.L.O.
een scherpere selectie zal plaats hebben.
Mevr BuismanBlok Wijbrandi kan, hoewel voor
standster van het vervolgonderwijs, er thans niet meer
voor stemmen.
De heeren Posthuma en Botke (weth.) sluiten zich
aan bij den heer Bos.
Over het voorstel van B. en W. (sub III, 2) staken
de stemmen 134 3 stemmen; tegen stemmen de heeren
IJtsma. De Boer, Bos. Molenaar, Posthuma, De Bruin,
Muller, De Vries, Van der Meulen, Van Kollem, P. A.
Koopal, Botke en J. Koopal), zoodat daarover in de
volgende vergadering zal moeten worden beslist.
Tot onderlinge beraadslagingen van B. en W.
schorst de Voorzitter de vergadering. Na hervatting
trekken B. en W. hun voorstel in.
Volgno. 370 wordt derhalve niet gewijzigd.
Te 5.30 uur nam. wordt de vergadering geschorst.
Te 8 uur nam. wordt de vergadering voortgezet.
Alsdan zijn aanwezig dezelfde leden als des middags.
De heer Hellema (weth.) stelt er prijs op tegenover
den heer Bos te verklaren, dat de cursus voor vervolg
onderwijs het vorige jaar is begonnen met 42 leerlingen
en met 37 is geëindigd.
De heer Bos zegt, dat hij het bijzonder vervolgonder
wijs er bij had genomen.
Volgno. 381, Leermiddelen enz. voor het u.l.o., wordt
met alg. stemmen gewijzigd, zooals B. en W. voor
stellen. (De heer J. Koopal wil geacht worden te heb
ben tegengestemd).
Volgno. 417 e.v. Bewaarschoolonderwijs.
De heer Muller laakt het, dat Ged. St., naast de
salariskorting van 27 nog meer verslechteringen
eischen. Het droevigst is z.i. de aanstelling van kwee-
kelingen met akte voor 500.per jaar. Zoodra de
financiën iets beter worden, zal de Soc. Dem. fractie
alles in het werk stellen, om deze verslechteringen te
herstellen.
Mevr. BuismanBlok Wijbrandi zegt, dat het be
waarschoolonderwijs, niet wettelijk geregeld, telkens
het kind van de rekening wordt.
Tot de op wachtgeldstelling van de gehuwde onder
wijzeres en het aanstellen van kweekelingen met akte
ging de Commissie noode over. Groot was haar teleur
stelling, dat Ged. St. dezen ingrijpenden maatregel
niet voldoende achtten en er nog een belangrijke salaris
bezuiniging moest komen, waardoor de in 1926 aan
genomen overgangsbepaling moet vervallen. Om ge-
heele schrapping van dit onderwijs te voorkomen en
omdat de Comm. overtuigd is, dat het onderwijs niette
min met groote liefde zal worden gegeven, heeft zij
haar stem hieraan gegeven.
Spr. vraagt in de verordening op te nemen, dat de
maatregel t.o.v. de kweekelingen met akte tijdelijk is,
omdat h.i. dit instituut, zoodra de financiën beter zijn,
moet worden afgeschaft.
De heer J. Koopal wenscht aan intrekking van de
overgangsbepaling, verbreking van een eenmaal gege
ven belofte, niet mede te werken. De salarissen worden
nu zelfs lager dan het rapport-Schouten voorstelt. Voor
dit personeel geldt ook, dat de omvang van dezen werk
kring geen verlaging toelaat. Al zal het personeel het
onderwijs zoo goed mogelijk geven, een dergelijke in-
grijpende verlaging moet het onderwijs schaden. Nog
j erger noemt spr. de aanstelling van kweekelingen met
akte. Het is z.i. cynisch, dat B. en W. den bewaar
schoolcursus willen behouden, omdat zij anders geen
kans zien kweekelingen die met 500.salaris op
den steun van ouders zijn aangewezen te krijgen.
Dat B. en W. zich, bij 't voorgenomen ontslag aan
j de gehuwde onderwijzeres, tot de niet-kostwinsters be
J perken, heeft voor spr. geen waarde. Op welke wijze
stelt men vast, of een ambtenares kostwinster is en
waar is de garantie, dat de echtgenoot-kostwinner niet
binnenkort op straat wordt gezet
Wanneer de V.D. verklaren, dat het op gezonde
basis stellen van de gem. financiën in het belang van
de minder gesitueerden is, bestrijdt spr. dat en wijst
er op, dat de als gevolg daarvan voorgestelde verslech
tering van dit onderwijs, waar zij toch in meegaan, juist
de minder-gesitueerden schaadt.
De heer Wiersma betreurt deze bezuiniging, doch
acht het salaris van de hoofden (netto 1718.— ruim
schoots voldoende. Spr. had gedacht, dat het verzet
tegen het ontslag der gehuwde vrouw in de kringen
van den heer J. Koopal begon te luwen en hij begrijpt
niet, hoe deze de dubbele inkomens kan vereenigen met
j het standpunt der sociale rechtvaardigheid.
De heer Botke (weth.) zegt, dat B. en W. noode met
dit voorstel zijn gekomen, doch Ged. St. een groote
bezuiniging wenschten. Het aanstellen van kweekelin
gen met akte is een maatregel in hoogsten nood geno
men, evenals het voornemen tot ontslag der gehuwde
onderwijzeres. Het gebeurt om het bewaarschoolonder
wijs nog in stand te houden. Spr. zegt echter toe zoo
mogelijk te bevorderen dat, zoodra de tijden beter wor
den, deze kweekelingen door gewone onderwijzeressen
zullen worden vervangen. Opheffing van het bewaar
schoolonderwijs zou voor de minder-gesitueerden een
groote ramp zijn.
Verbreking van een belofte is hier niet, want dan
zou iedere salarisverlaging dat zijn. De salarissen zijn
hoewel veel verlaagd, in vergelijking met andere ge
meenten, toch niet buitengewoon laag.
De heer J. Koopal zegt, dat het standpunt van zijn
partij t.a.v. de gehuwde ambtenares niet is gewijzigd.
Waar blijft echter de bezorgdheid over de sociale
rechtvaardigheid van den heer Wiersma t.a.v. de men-
schen, die 20 en meer maal zooveel als een arbeider
verdienen en dat dikwijls zonder daarvoor arbeid te
presteeren.
De heer Wiersma zegt, dat hij c.s. ernstig naar
sociale rechtvaardigheid streven, doch dat zij een
andere opvatting daaromtrent hebben.
Volgno. 417 e.v. worden met 25 tegen 1 stem, die
van den heer J. Koopal, gewijzigd zooals B. en W.
voorstellen. De hieronder vallende volgnos. 419 en 423
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 14 Juli 1936.
175
worden aangehouden tot de behandeling van de volg
nos. 172 en 173 der begrooting van Gem.werken.
Volgno. 535. Muziekuitvoeringen.
De heer Posthuma is, waar de massa geen dure mu
ziekuitvoeringen kan bijwonen, tegen deze afschaffing.
Volgno. 535 wordt met alg. stemmen gewijzigd, zoo
als B. en W. voorstellen. De heeren Posthuma en
J. Koopal willen geacht worden te hebben tegengestemd
Volgno. 537. Stedelijke Muziekschool.
De heer Praamsma zegt, dat hetgeen hier in de laat
ste jaren over het bestaansrecht van de Muziekschool
naar voren is gebracht, sterk afwijkt van het rapport-
Zonderland, waaruit blijkt, dat geen enkel belang met
het bestaan van deze school, welke de gemeente veel
geld heeft gekost, is gemoeid, waarop spr. c.s. steeds
hebben gewezen, Deze school is altijd een overbodige
luxe geweest.
Spr. vraagt, of men met het gebouw de particuliere
maatschappij nog verder wil beconcurreeren, omdat de
Zangver. Tavenu voor 0.75 per uur een locaal in de
Muziekschool heeft gekregen, terwijl zij bij particulie
ren veel meer moet betalen. Ook is er een kinderkoor
ondergebracht voor 0.60 per uur. Spr. kan hierin niet
meegaan.
De heer Van Kollem zegt, dat het voortdurend ha
meren van de Rechtsche fractie op de Muziekschool
juist een der oorzaken is van den teruggang van deze
school, welke voor het onbemiddelde kind in een be
hoefte heeft voorzien en met behulp van den directeur
tot bloei is gebracht. Den ouders werd de zekerheid
omtrent het bestaan dezer school ontnomen.
Spr. waardeert het, dat de directeur royaal zegt: de
school opheffen. Dit komt mede doordat de docenten
particulier deze inrichting beconcurreeren. Daarnaast
de crisisomstandigheden en het sterk vermeerderde
aantal particuliere lesgevers. Spr. stelt een vraag be- j
treffende het wachtgeld van de leeraren en vraagt ver-
der wat er nu met het schoolgebouw moet gebeuren.
Als de heer Praamsma in het verhuren van een lokaal
in de Muziekschool eenvoudig een uitvloeisel van
een gem.verordening concurrentie tegen particulie
ren ziet, vraagt spr., of dit met diens voorstel, verschil
lende drukwerken te laten cyclostyleeren, dan niet het
geval is.
De gemeente kan na de opheffing het pand verhuren
aan iemand, die het exploiteert, of het zelf exploiteeren
voor verhuringen. Verkoop zou z.i. door den lagen prijs
een groote strop zijn.
Waar het spr. bekend is, dat de directeur bereid is
kinderen van onbemiddelde ouders, met muzikalen aan
leg, gratis les te geven, zou de gemeente, als zij het
gebouw zelf exploiteert, voor dergelijke leerlingen een
lokaal beschikbaar kunnen stellen.
De heer Buiël mist in het rapport hoeveel profijt de
directeur zelf van de school heeft gehad en sluit zich
volkomen bij den heer Praamsma aan. Voorts vraagt
spr. naar het indertijd n.a.v. zijn opmerkingen toege
zegde onderzoek. In verband met de onderhoudskosten
zal verkoop van het gebouw misschien het beste zijn.
De heer Terpstra begrijpt niet hoe een directeur, die
vroeger met zooveel ijver de school verdedigde, nu tot
de conclusie komt, dat zij moet verdwijnen, doch ver
heugt zich, dat de waarheid thans ook bij B. en W.
doordringt.
Thans zegt de directeur, dat de vermindering der
leerlingen niet het gevolg is van de opheffing der
F.O.V., wat vroeger altijd werd beweerd, maar van de
crisis, hetgeen spr. c.s. steeds hebben betoogd, en waar
nu de heer Botke de school steeds met vuur heeft ver
dedigd, terwijl de directeur reeds in het verslag 1934
erkent, dat de belangstelling voor het muziekonderwijs
vermindert, vraagt spr. of eerstgenoemde den Raad al
die jaren niet onvolledig en daardoor onjuist heeft in
gelicht.
Het verdwijnen der school is mede een gevolg van
het wroeten in eigen ingewanden en was er meer over
eenstemming geweest, dan zou deze school waarschijn
lijk, niet in het belang der gemeente, nog lang hebben
bestaan. Een muziekschool op zichzelf heeft recht van
bestaan, doch een stedelijke muziekschool niet.
Den heer Van Kollem merkt spr. op, dat het aantal
onbemiddelden, dat van de Muziekschool profiteert,
zeer gering is.
Verder vraagt spr. of de directeur zijn hoofdbestaan
aan de school heeft en waarom mej. Zandleven even
tueel wachtgeld krijgt, waar zij toch ieder jaar tijdelijk
wordt aangesteld.
Wat nu met het gebouw moet gebeuren, laat spr.
aan B. en W. over.
De heer Balk is overtuigd, dat van deze bezuiniging
niets terecht komt, als de gemeente, die de wachtgelden
ook al moet betalen, het gebouw gaat exploiteeren, het
geen bovendien het particuliere initiatief schaadt.
De heer Botke (weth.) geeft toe, dat het rapport
afwijkt van hetgeen hier vorige jaren is medegedeeld,
maar hij ontkent, dat hij den Raad wat op den mouw
heeft gespeld, toen hij steeds de Muzekschool met over
tuiging verdedigde.
In 1935 was inderdaad door den blokfluit- en spraak
leercursus het aantal leerlingen grooter geworden: men
j hoopte, dat de leerlingen van den blokfluitcursus ook
leerlingen voor andere instrumenten zouden worden.
Dit is niet juist gebleken en bovendien is dit jaar het
aantal leerlingen aan deze cursussen sterk teruggeloo-
pen, door de crisis en doordat de leeraren particulier
les geven, hetgeen ook zijn oorzaak hierin vindt, dat
er zooveel gerucht over opheffing van de school is ge
weest, waardoor de leeraren zich veilig stelden door
zelf leerlingen te krijgen, wat de verordening niet ver-
i biedt. De Directeur echter heeft hier nooit les gegeven
onder het tarief van de school.
Werden na een openbare les steeds nieuwe leerlingen
ingeschreven, dit jaar niet; de school is te duur en niet
meer gewild. Wil men concurreeren, dan moeten de
lesgelden tot bijna de helft gereduceerd worden en met
het oog op een en ander hebben B. en W. tot opheffing
besloten, hetgeen spr. persoonlijk erg aan het hart gaat.
De bestemming van het gebouw is nu niet aan de
orde; spr. houdt in de gedachte, hetgeen de heer Van
Kollem omtrent arme leerlingen heeft gezegd.
Den heer Praamsma antwoordt spr., dat de verhuring
van een lokaal in de Muziekschool ligt in de lijn van
de desbetreffende verordening.
Tegenover den heer Terpstra merkt spr. op, dat de
directeur vroeger ook overtuigd was, dat de school
levensvatbaarheid had, mede door den ingestelden blok
fluit- en spraakleercursus. De opheffing van de F.O.V.
is voor de Muziekschool, welke het muziekleven in
Leeuwarden zeer bevorderd heeft, een groote strop
geworden.
T.a.v. de wachtgeldkwestie zegt spr., dat, wanneer
iemand regelmatig tijdelijk wordt aangesteld, hij onder
de wachtgeldregeling valt, als hij ten minste in die
functie zijn hoofdbestaan vindt. Deze geheele kwestie
zullen B. en W. nader bekijken.
De heer Praamsma zegt, dat de slechte toestand der
school niet te wijten is aan de critiek van de Rechts-
Prot. Raadsfractie; dit blijkt uit het rapport van den