196 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 23 September 1936.
grooting 1936 zou worden afgeschreven. Nu zal de
eerste afschrijving in 1937 dienen plaats te vinden.
De Voorzitter doet lecture van het voorstel van de
heeren Terpstra en Van der Schoot
„Ondergeteekenden stellen voor bij eventueele
aanneming van punt 8 het werk publiek aan te be
steden."
De heer De Boer (weth.) zegt, dat een gemeente
gebouw aan bepaalde eischen van deugdelijkheid moet
voldoen, opdat het onderhoud zoo gering mogelijk zij.
Op de door den heer Praamsma genoemde posten
gaat spr. niet in. De Raadsvergadering is daarvoor niet
de plaats. En waarom heeft de heer Praamsma niet
gevolg gegeven aan de meermalen gedane uitnoodiging
om bij den dienst van Gemeentewerken inlichtingen te
vragen
Thans moet met mindere materialen worden gewerkt,
de inrichting wordt iets anders, aan de bovenverdieping
wordt zoo goed als niets gedaan en het verfwerk wordt
slechts wat bijgeholpen.
Den heer Terpstra zegt spr., dat het de bedoeling is
de beplanting geleidelijk, over eenige jaren verdeeld,
ten laste van den gewonen dienst uit te voeren.
Ten volle met den wensch van den heer Posthuma
rekening te houden, laat de post niet toe, wel zullen
echter de verschillende groepen zoo veel mogelijk op
verschillende uren worden geholpen.
Zooals bekend is, wordt nieuwbouw zoo veel moge
lijk aanbesteed, doch bij een verbouwing als deze is uit
voering in eigen beheer in het belang der gemeente.
Bij aanbesteding zou trouwens de post Onvoorzien"
veel hooger moeten worden, terwijl men nu de tegen
vallers kan opvangen door zoo mogelijk op andere
onderdeelen te bezuinigen.
De heer Terpstra gelooft niet, dat nu minder goed
materiaal wordt gebruikt. En al zou zulks het geval
zijn, dit materiaal zal nog wel 40 of 50 jaar meekunnen!
De vraag, waarvoor ook Ged. St. zich zagen ge
plaatst en waar de politiek niets mee te maken heeft,
is, om, gegeven de financiëele toestand, met zoo weinig
mogelijke kosten een degelijk gebouw te krijgen.
Spr. heeft op zijn vraag betreffende de beplanting
het gewenschte antwoord gekregen. Hij zal nauwkeurig
op deze zaak acht geven. Wanneer Ged. St. zeggen, dat
een bepaald bedrag mag worden besteed, dan heeft een
lager orgaan zich daaraan te houden. Staat het college
ook op dat standpunt
Spr. bepleit nogmaals aanbesteding en wijst op het
groote prijsverschil, dat zich bij aanbesteding dikwijls
voordoet.
De heer Molenaar herinnert er aan, dat de heer
Terpstra in 1935 in de Comm. v. O. W. het duurdere
plan goedgekeurd heeft. Deze wekt nu den schijn dat
Ged. St. hebben bewerkt, dat er zuiniger wordt ge
werkt. Gemeentewerken had ook reeds bij het eerste
plan met de tijdsomstandigheden rekening gehouden.
Ged. St. willen den post „Onvoorzien" verlagen,
omdat de verbouwing in eigen beheer wordt uitgevoerd.
Bij publieke aanbesteding zal men dus op een belang
rijk hoogeren stelpost moeten rekenen, Ook vergete
men niet, dat van 30 inschrijvers bij aanbestedingen,
er slechts 7 of 8 werkelijk gegadigden zijn. Een verschil
van 1800.op een arbeiderswoning, zooals de heer
Terpstra zegt, is absoluut uitgesloten.
De heer Praamsma heeft geen detailvragen gesteld,
noch antwoord gevraagd. Hij toonde slechts aan, dat
er 2020.— is bezuinigd, zonder dat Gemeentewerken
eenige versobering behoefde toe te passen, terwijl er
zelfs meer materiaal wordt geleverd. Gezien den finan-
ciëelen toestand moet men Ged. St. als toezichthoudend
college niet onderschatten.
Spr. stelt overigens zijn vragen om antwoord te krij
gen en dat dit niet altijd gelukt, ligt meestal aan de
antwoorden.
De heer Van der Schoot meent, dat deze eenvoudige
vertimmering wel kan worden aanbesteed. Laat men
eenige menschen uitnoodigen onder beding, dat zij niet
een premie opzetten en de kosten van inschrijving wor
den vergoed. Men neme eens een proef in het belang
der gemeente.
De heer Posthuma herhaalt, dat, wanneer het niet
mogelijk is de verschillende groepen gescheiden te
houden, hij tegen het voorstel van B. en W. zal stemmen.
De heer De Boer (weth.) zegt, dat het verschil in
j prijs voor de verwarmingsinstallatie wel degelijk is ont
staan door het verschil in materiaal. Spr. herhaalt het
geen hij reeds t.a.v. aanbesteding heeft gezegd. Zooveel
mogelijk onderdeelen zullen worden aanbesteed.
Aan den wensch van den heer Posthuma zal zooveel
mogelijk worden tegemoet gekomen.
De heer Posthuma zal den wethouder aan diens toe
zegging houden.
Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig
het voorstel van B. en W.
Het voorstel-Terpstra-Van der Schoot wordt met 19
j tegen 10 stemmen, die van mevr. Buisman—Blok Wij-
brandi, de heeren Feitsma, Terpstra, Wiersma, Van
der Schoot, Praamsma, Algera, Buiël, Balk en Turksma,
verworpen.
Te 9.30 uur nam. wordt de vergadering geschorst.
Te 9.45 uur nam. wordt de vergadering voortgezet.
Punt 9 (bijl. no. 118).
I
De Voorzitter zegt, dat B. en W. dit voorstel om
formeele redenen doen.
Waar het een procedure betreft, doet de Voorzitter,
op verzoek van een der leden, de deuren sluiten.
Na heropening van de openbare vergadering wordt
met alg. stemmen besloten overeenkomstig het voorstel
van B. en W.
Punt 10 (bijl. no. 117).
De heer Hellema (weth.) deelt mede, dat in den toe-
j gezonden staat van objecten, volgno. 894b (1927
8116.12) wordt gewijzigd in 8816.12, als gevolg
waarvan de eerste sluitpost wordt gewijzigd in
95.556.25 en volgno. 878 12.349.13) moet zijn
volgno. 890.
De rente moet in twee termijnen worden betaald (in
I het voorloopig contract staat 1 termijn).
Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig
het voorstel van B. en W.
Punten 11 en 12 (bijl. nos. 87, 108 en 106).
Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig
de voorstellen van B. en W.
Punt 13 (bijl. no. 115).
Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig
de voorstellen van B. en W.
Het hierbij aan de orde zijnde adres van de afd.
Leeuwarden van den Bond van Ned. Onderwijzers
wordt voor kennisgeving aangenomen.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 23 September 1936. 197
Voortzetting der vergadering op Donderdag 24 September 1936.
Punt 14 (bijl. no. 109).
De heer Imhof constateert, dat de wil tot bezuiniging
aanwezig is. Voldaan is hij echter niet. Spr. zal zich
bij de benoeming van den hoofdambtenaar neerleggen,
maar is niet overtuigd, dat voor het aantal technici bij
Gem.werken een dergelijke functionnaris noodzakelijk is.
Het salaris van den opzichter van de Gem,werf kan
den toets der critiek niet doorstaan. Deze functie is te
vergelijken met die van den opzichter-monteur van de
Reiniging. Het salaris van den nieuw te benoemen op
zichter, die thans voorman is, wordt in max. bijna 50
verhoogd. Zijn B. en W. bereid in de volgende ver
gadering met een gewijzigd voorstel i.z. de salarieering
te komen
De heer Wiersma gaat ten deele met den heer Imhof
mede. Spr. meent aanvankelijk, dat het niet noodzakelijk
is naast de Directie een hoofdopzichter te handhaven,
al is het ook op een lager salaris, dat spr. nog aan den
hoogen kan acht. Er is in de laatste jaren op de formatie
van het technisch personeel bezuinigd, maar tegelijker
tijd wil men toch weer aan een ambtenaar de nieuwe
functionnaris wordt uit het personeel benoemd een
speciale verhooging toekennen.
Kan het werk van opzichter van de werf niet door
een der andere opzichters worden overgenomen
Uit de stukken aan het G. O. blijkt, dat B. en W.
het betreffende salaris aanvankelijk op max. 2340.—
dat z.i. voldoende was hadden gesteld en dat de
Directeur der Gem.werken max. 2520.— voorstelde.
De te benoemen opzichter (thans voorman) ontvangt
een verhooging van 700.Waarom heeft het
college deze functie later 200.— hooger gewaardeerd?
De heer Balk meent ook, dat de betrekking van techn.
hoofdambtenaar niet moet worden vervuld. Is er nu nog
zooveel werk, dat er behalve een directeur, adjunct
directeur en architect, een techn. hoofdambtenaar noo-
dig is
De heer Molenaar zegt, dat de beide onderdeelen
uitvoerig in de Comm. voor O. W. zijn besproken.
T.a.v. den techn. hoofdambtenaar heeft men eenstem
mig advies aan B. en W. uitgebracht. Wanneer de
Directeur van Gem.werken aantoont, dat een openge
vallen betrekking weer moet worden vervuld, mist spr.
den moed te zeggen, dat zulks niet noodig is. Geen
Raadslid kan dat individueel beoordeelen. Spr. ontkent,
dat hier van loonsverhooging kan worden gesproken,
omdat de nieuwe techn. hoofdambtenaar minder dan
de afgetreden functionnaris zal verdienen.
T.a.v. de waardeering van de functie van den op
zichter van de gemeentewerf verklaarde de geheele
commissie zich, met uitzondering van een der leden, die
zijn stem voorbehield, voor het door den Directeur van
Gem.werken voorgestelde salaris. Nu op den dienst van
Gem.werken zooveel wordt bezuinigd, is het van groot
belang, dat de opzichter van de werf een positie krijgt,
als thans wordt voorgesteld. Gezien zijn uitgebreide
taak, welke geregeld een aantal overuren mede moet
brengen, is dit salaris niet meer dan behoorlijk.
De heer Terpstra meent, dat het door den Directeur
der Gem.werken voorgestelde salaris van opzichter bij
de werf te hoog is. Waarom hebben B. en W. het aan
vankelijk op max. 2340.— vastgestelde salaris, dat
zij billijk achtten waarmede spr. zich in de Comm.
voor O. W. accoord verklaarde later verhoogd tot
2520.—
De conclusie in die Commissie was, dat geen techn.
hoo/r/ambtenaar, maar een lagere opzichter met een
nieuwen titel en een lager salaris gewenscht was. Had
spr. toen het thans voorgestelde salaris geweten, dan
had hij zich daartegen verklaard, omdat hij het in de
tegenwoordige omstandigheden te hoog acht.
De heer Posthuma vindt, dat hier bezuinigd kan
worden, zonder bepaalde personen te treffen. Het rap
port van den Directeur der Gem.werken heeft spr. niet
overtuigd van de noodzakelijkheid van een techn. hoofd
ambtenaar. Integendeel. De wensch van den Directeur
om den beiden vervangenden functionnarissen een pro
motie toe te kennen, is het zwaarste argument geweest.
In de practijk is gebleken, dat deze tot volle tevreden
heid hebben vervangen. Waarom laat men dit niet zoo?
Spr. kan niet meegaan om in deze tijden verhoogingen
van 540.— en 730.— toe te kennen.
De heer Algera acht het ook moeilijk, maar niet on
mogelijk, om te oordeelen over de noodzakelijkheid van
een functie. De door spr.'s fractie herhaaldelijk uitge
sproken twijfel aangaande de noodzakelijkheid van de
vervulling der functie van techn. hoofdambtenaar wordt
in het rapport van den Directeur der Gem.werken
gerechtvaardigd. De taak van hoofd van het onder
houdswerk is vervallen, hij vervangt den Directeur niet
meer en nu wordt hem een geheel nieuwe taak gegeven:
het uitvoeren van belangrijke opdrachten van technisch-
administratieven aard. Komt men daarmede niet op het
terrein van de Directie Door deze functie wordt het
bedrijf nog meer topzwaar en het gevaar dat het Rijk
zegt, dat een of meer hoofdambtenaren moeten verdwij
nen, wordt daardoor in niet geringe mate vergroot.
De heer Muller vindt het voorstel van B. en W.,
wat den opzichter van de Gemeentewerf betreft, een
gelukkige oplossing. T.a.v. de formatie van den dienst
meent spr., dat men niet alles wat de Directeur zegt,
behoeft aan te nemen, hetgeen niet uitsluit, dat hij ten
volle vertrouwen in den dienst heeft.
Nu de dienst van Gem.werken zooveel is ingekrom
pen, is spr. niet overtuigd, dat het niet verantwoord is
geen techn. hoofdambtenaar aan te stellen. Het tot nu
toe door dezen verrichte werk kan z.i. aan den adj.-
directeur worden opgedragen.
Te 11.30 uur nam. wordt de vergadering geschorst
Op Donderdag 24 September 1936, te 7.30 uur nam.,
wordt de vergadering voortgezet.
Tegenwoordig 28 leden.
Afwezig de heer IJtsma.
De heer Terpstra, daartoe door den Voorzitter in
de gelegenheid gesteld, verklaart, dat zijn conclusie
t.a.v. de nummers op de kaartjes (punt 6) op een mis
verstand berustte, ontstaan door het ontbreken van
een toelichting.
De Voorzitter, ervaren hebbende, dat een minder
goede gedachte in het algemeen langer stand houdt dan
een goede, stelde er prijs op deze kwestie te onderzoe
ken; het resultaat is dus nu, dat er geen fout is gemaakt.
Aan de orde is wederom punt 14.
De heer De Boer (weth.) zet uiteen hoe de gang van
zaken bij Gemeentewerken is. Voor den Directeur blijft
er weinig tijd in de bureau-uren over om zich met de
technische voorbereiding van nieuwe werken te be
moeien, omdat hij altijd veel menschen moet te woord
staan, de rapporten aan B. en W. en den Raad, welke
natuurlijk deugdelijk moeten zijn en daardoor veel tijd
vergen, moet samenstellen e.d. Het hierbedoelde tech
nische werk wordt daardoor op den adj.-Directeur af
gewenteld, die daarmede de handen zoo vol heeft, dat,
wanneer de Directeur afwezig is, werk, als het voor
bereiden van binnen korten tijd uit te voeren werken,
moet blijven liggen. En nog verricht de Directeur dik
wijls Zaterdagsmiddags en Zondags, althans buiten
bureau-uren, werk voor de gemeente. De techn. hoofd
ambtenaar nu doet feitelijk ook directiewerk, houdt