2 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 13 Januari 1937.
Chr. Besturenbond
1. O. van der Heide;
2. T. Stobbe;
R.-K. Bestuurdersbond
1. J. J. Houtsma;
2. H. Schrage;
Bestuurdersbond Leeuwarden Nederl. Vakcentrale
1. J. Eekhof;
2. L. Fetter.
De heeren Terpstra en Imhof vormen het stembureau.
Benoemd worden
sub a. de heer P. F. J. Westra, wethouder, met 24
stemmen (1 biljet blanco);
sub b. de heer C. N. van de Rijdt met 25 stemmen,
de heer K. Wits met 24 stemmen (1 biljet blanco) en
de heer J. Miedema met 22 stemmen 1 biljet blanco;
de heer U. Koopmans 2 stemmen);
sub c. de heer Jac. Mes met 23 stemmen, de heer
O. van der Heide met 22 stemmen (1 biljet blanco) en
de heer J. J. Houtsma met 18 stemmen (1 biljet blanco;
de heer J. Eekhof 4 stemmen). 1 biljet blanco en 1
van onwaarde voor alle namen.
Punt 4. De aanbeveling van het Bestuur van het
Nieuwe Stads Weeshuis luidt als volgt
a. vacature-L. Zijlstra
1. L. Zijlstra;
2. Dr. R. Kuperus;
3. Mr. B. Dorhout.
b. vacature-mevrouw G. E. M. Oeberius Kapteyn
Van Huiten
1. mevr. G. E. M. Oeberius Kapteyn-Van Huiten;
2. mevr. J. HamstraHoekstra;
3. B. RitsemaBuisman.
Benoemd worden de heer L. Zijlstra met 22 stemmen
(de heer F. Terpstra 2 stemmen) en mevrouw G. E. M.
Oeberius Kapteyn—Van Huiten met 18 stemmen (me
vrouw B. RitsemaBuisman 6 stemmen). 1 biljet
blanco.
Punt 5 (bijl. no. 150 van 1936).
De heer Van der Schoot vraagt, of het noodig is om.
nu het bestuur van den proeftuin zegt, dat de uitkom
sten slecht zijn, direct 25 reductie op den huurprijs
te verleenen. Kan het bestuur daaromtrent geen gege
vens overleggen, opdat de Raad daarover kan oor-
deelen
De Voorzitter zegt, dat de proeftuin geen instelling
is om winst te maken en dat men dus moeilijk een ver
gelijking kan trekken. Overigens hebben B. en W. zich
gebaseerd op het feit, dat den meesten huurders 25
reductie is gegeven; indien men op het oogenblik op
nieuw ging verhuren, wat onlangs gebeurd is, komt de
huurprijs ongeveer overeen met de voorgestelde, gere
duceerde, huursom.
Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig
het voorstel van B. en W.
Punt 6 (bijl. no. 2). Met alg. stemmen wordt besloten
overeenkomstig het voorstel van B. en W.
Punt 7 (bijl. no. 1).
De Voorzitter stelt, namens B. en W., voor het voor
stel aan te vullen met
,,C. de sub A en B bedoelde strooken grond te
bestemmen voor den publieken dienst.".
Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig
het voorstel van B. en W., aldus aangevuld.
Punten 8, 9 en 10 (bijl. nos. 154, 153 en 155 van 1936).
Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig
de voorstellen van B. en W.
Punt 11 (bijl. no. 151 van 1936).
De heer Praamsma zegt, dat door de verbetering der
trottoirs ter plaatse de entree naar den gevaarlijken
overweg bij Achter de Hoven zeer is verbeterd, maar
het hek voor de Casolithwerken is nu een sta-in-den-
weg geworden. Spr. zag gaarne, dat het College met
den Directeur van de Casolithwerken overeen zou ko
men, dat uitstel tot straataanleg opnieuw wordt ver
leend, maar dat het trottoir, na afstand van een stukje
grond, tot aan den overweg moet worden doorgetrok
ken. Dit zou niet alleen de omgeving verfraaien, maar
ook het verkeer ten goede komen.
De Voorzitter antwoordt, dat B. en W. willen trach
ten met den Directeur van de Casolithwerken tot over
eenstemming te komen, zooals de heer Praamsma
wenscht. maar spr. weet niet, of die voorwaarde aan
deze beslissing verbonden kan worden.
Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig
het voorstel van B. en W.
Punt 12 (bijl. no. 152 van 1936).
Mevrouw Buisman—Blok Wijbrandi verwondert het,
dat deze kwestie nu pas in den Raad komt, terwijl de
Commissaris van Politie reeds in September 1936 op
spoed aandrong.
De Voorzitter zegt, dat het zoo lang heeft geduurd,
doordat eenige leden van de Comm. voor de Strafver
ordeningen te dezen verder wilden gaan. Deze hebben
zich thans voorloopig met deze verordening vereenigd.
De heer Buiël wil de twee alinea's van art. 38bis tot
één vereenigen en lezen „de voorbijgangers enz.
tot het plegen van ontucht uit te lokken of zich tot dat
doel daar te bevinden.".
De Voorzitter zegt, dat „uit te noodigen", wat iets
anders is dan „uit te lokken daardoor vervalt.
De heer Buiël wil het woord „uitlokken" juist weg
laten, omdat daarbij de vraag rijst of de uitgelokte ook
een strafbaar feit moet hebben gepleegd, wil de uitlok-
ker strafbaar zijn. Daarom wil spreker lezen „Het is
verboden op of aan de straat, of waar zulks van de
straat af waarneembaar is, de voorbijgangers door
woorden, gebaren, teekenen of op eenigerlei andere
wijze tot het plegen van ontucht uit te noodigen of zich
tot dat doel daar te bevinden.".
De heer Terpstra zegt, dat er verschil is tusschen
uitlokken en uitnoodigen. Uitlokken kan bijv. met een
blik geschieden, terwijl uitnoodigen spreken veronder
stelt.
Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig
het voorstel van de Commissie.
De Voorzitter deelt mede, dat de heer Buiël het vol
gende voorstel heeft ingediend
„Ondergeteekende stelt voor, dat de Raad hem
het woord verleent over een aan den Raad ingezon
den stuk van de fa. Hoogeveen en Toornstra, welk
stuk niet was bij de ingekomen stukken.
(Ingevolge art. 20 Regl. van Orde.)".
Spr. kan volgens het Reglement van Órde den heer
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 13 Januari 1937.
3
Buiël het woord niet verleenen over deze zaak, vreemd
aan de orde van den dag.
Het betreft hier een rooilijnkwestie; de stukken liggen
ter visie, bezwaren kunnen nog worden ingebracht en
de zaak komt later in den Raad.
De heer Terpstra vraagt, nu de begrooting van Gem.-
werken eerst gisteren is ontvangen en Zaterdag in de
commissie moet worden behandeld, of de sectieverga
deringen niet eenige dagen kunnen worden uitgesteld.
De Voorzitter zegt, dat, doordat de begrooting eerst
naar Den Haag moest, de behandeling al laat wordt;
deze nog meer te verschuiven ontmoet bij B. en W.
ernstig bezwaar. Al is de tijd tusschen de verschijning
en de sectievergaderingen niet al te ruim, het is h.i.
mogelijk.
De heer Posthuma meent, dat, waar 't toch al reeds
laat is, een week uitstel geen rol meer speelt.
De heer Terpstra is het met den heer Posthuma eens.
De tijd is bijzonder kort.
De heer Hellema (weth.) heeft zelfs voorgesteld den
termijn nog korter te nemen. B. en W. hadden gaarne
de begrooting nog in Januari behandeld. Dit bleek niet
mogelijk door de vele vrije dagen in de afgeloopen
weken. Maandag is de uiterste dag waarop de begroo
tingen moeten verschijnen.
De heer Praamsma kan zich het bezwaar van B. en
W. voorstellen, maar acht het op deze wijze onmogelijk
van de behandeling van een begrooting 't meest gun
stige resultaat te verwachten. De begrooting der Gem.-
reiniging, welke Dinsdagmiddag is ontvangen, terwijl
heden Woensdag de Raad vergadert, moet reeds Don
derdag in de commissie worden behandeld. Ook omdat
spr.'s fractie geen vertegenwoordiger in het college van
B. en W. heeft, stelt zij eenig uitstel op hoogen prijs.
De Voorzitter zegt, dat B. en W. geen voorstel tot
uitstel doen.
De heer Praamsma stelt voor de sectievergaderingen
1 week uit te stellen, welk voorstel met 14 tegen 11
stemmen, die van de heeren Imhof, Wiersma, Posthuma,
Feitsma, mevr. Van DijkSmit, de heeren Algera,
Praamsma, Van der Schoot, Balk, Buiël en Terpstra,
wordt verworpen.
Hierna sluit de Voorzitter de vergadering.