84 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 21 Juli 1937. overbodig, zooals de geschiedenis heeft bewezen. Spr. meent, dat de lagere stroomprijzen met het nieuwe contract te duur zijn betaald. Het heeft hem gefrappeerd, dat in het voorstel slechts wordt gezegd, dat de gemeente enkele concessies heeft moeten doen, waarbij wordt gewezen op de claim. Van de andere belangrijke concessie, gedaan in art. 5 van het nieuwe contract, wordt met geen woord gerept. Daarbij wordt het eerste lid van art. 8 van het contract 1917 buiten werking gesteld. De gemeente kreeg daarbij het recht van restitutie van het te veel betaalde boven de voort- brengingskosten plus 20 Hierin ligt, in den loop der 10 volgende jaren, een belangrijk voordeel voor de gemeente en dat recht is te verkoopen en leent zich uitstekend voor onderhandeling, omdat ook de voor waarden van het nieuwe contract tot 1946 gelden. Wan neer de gemeente tegenover den lageren stroomprijs alleen dat recht had prijsgegeven, was het een goed en royaal contract geweest. Al het andere is overbodig en het voorstel van B. en W. is wel buitengewoon onvoor- deelig. Leeuwarden heeft zich zoo langzamerhand alle groote voordeelen van de oude contracten laten afnemen. Spr. erkent de moeilijkheden, waarmede het P. E. B. te kampen heeft gehad. Ook de Raad heeft deze steeds ten volle erkend, doch is wel buitengewoon toegevend ge weest, op het standpunt staande, dat het P. E. B. en het G. E. B. bij elkaar behooren, een mentaliteit overigens, die tot op zekere hoogte is toe te juichen. Maar tenslotte heeft dit de gemeente ongeveer 2.000.000.extra ge kost boven het oorspronkelijk verschuldigde volgens het contract 1917. Thans zit de gemeente in moeilijkheden en waar blijft nu de soepelheid van het P. E. B. en de gedachte, dat de bedrijven bij elkaar behooren Integen deel, de provincie tracht er af te halen, wat er af te halen is. De gemeente had beter verdiend en naar spr. meent, zou geen nieuwe aanvulling van het contract 1917 nog beter zijn, dan deze overeenkomst. Hij zal dan ook van harte tegen stemmen. De heer Praamsma had gaarne dat de heer Westra het meerderheidsstandpunt ontwikkelde, om daarna mis schien een voorstel tot aanhouding van deze belangrijke zaak te doen. De heer Westra (weth.) ziet de groote beteekenis van het nieuwe contract vooral hierin, dat de lagere tarieven de mogelijkheid scheppen de toepassing van de electrische energie belangrijk te bevorderen, wat tot nu toe door de bestaande tarieven werd belemmerd, en dat aan de verstarring der tarieven, als gevolg van den slechten financiëelen toestand der gemeente, waardoor de belangrijke winsten niet voor tariefsverlaging konden worden aangewend, een einde is gekomen. De tegenwoordige economie immers ontbreekt de kunst, om alles wat de wereld oplevert, tot nuttig ge bruik te maken kan men in deze richting iets doen, dan doet men goed werk. Naar spr. meent, gaat de heer Hellema uit van een verkeerde praemisse. Deze doet, alsof de gemeente eigenlijk zoo maar eens een nieuw contract met de pro vincie wil aangaan. Deze zaak is uitsluitend op touw gezet om tariefsverlaging te verkrijgen. Herhaaldelijk heeft de Raad op tariefsverlaging aangedrongen, met als gevolg, de toezegging van B. en W. te zullen trachten een lageren inkoopsprijs bij de provincie te bedingen, omdat de gemeente de winst uit het electr. bedrijf niet kon missen. Dit contract is een poging om de tarieven te verlagen, zonder dat de gemeente de winstuitkeering moet derven. De nu plaats gevonden onderhandelingen zijn geheel onafhankelijk gevoerd van die van 1935. In het bij de stukken gelegde schema van die onderhandelingen, dat volgens den heer Hellema veel coulanter bepalingen bevatte dan het nu voorgestelde contract, kwam alleen voor de ontheffing van de jaarlijksche bijdrage, welke vrij zeker het volgende jaar het laatste van de 5- jarige periode toch al niet meer betaald behoefde te worden, en bevatte niet de thans voorgestelde belang rijke verlaging van den inkoopsprijs van den stroom. Deze zal op het oogenblik 50.000.— voordeel op leveren, welk bedrag door de normale toeneming van het stroomverbruik door de nieuwe tarieven belangrijk zal stijgen, omdat voor elke K.W. boven 1650 K.W. avondbelasting 40.in plaats van 55.en van elke K.W.U. boven 5.000.000 K.W.U. 0.01 inplaats van 0.01 y2 wordt betaald. Daarom is dit contract voor de toekomst voordeelig. Nadat de onderhandelingen in 1935 waren vastge- loopen, is later opnieuw een onderhoud geweest, waarbij bleek, dat bij de bestaande verhoudingen moeilijk tot den laagsten inkoopsprijs kon worden gekomen, en is van de zijde der gemeente de gedachte geopperd te gaan werken met een schoone lei en een geheel nieuwe over eenkomst aan te gaan. Toen bleek, dat veel voordeeliger stroomprijzen waren te krijgen als de gemeente liet ver vallen le. art. 8 van het contract 1917, de terugbetaling aan de gemeente van wat zij aan de provincie aan stroom meer heeft betaald dan de gemiddelde productiekosten 20 over een periode van 5 jaren, en 2e. de claim, bedoeld in art. 4 van het contract 1923. Na lang beraad meenden B. en W., dat het prijsgeven van deze twee punten als prijs voor de nieuwe overeenkomst niet te hoog was. Het bedrag, dat de gemeente volgens art. 4 eventueel in 1946 zou kunnen terugvorderen, is max. 650.000. De heer Hellema zegt niet, dat wij dit bedrag in 1946 zullen incasseeren, maar wil het gebruiken om dan een goed contract te krijgen; hij wil daarvoor dus feitelijk in 1946 650.000.betalen. De gemeente kan dit be drag dan echter ook wel besteden voor het voorgestelde gunstige contract voor de jaren tot 1946, wat de ge meente in die jaren een voordeel zal opleveren, dat de 650.000.verre overtreft. De gemeente krijgt dus het volle bedrag voor de claim. Spr. acht het zeer problematiek, dat Leeuwarden in 1946 in een positie zou komen, dat zij geen goed contract, gelijk dit nu mogelijk is, zou kunnen krijgen en dus van de claim gebruik zou kunnen maken. Een particulieren ondernemer is het om winstbejag te doen, het P. E. B. echter is een Overheidsbedrijf, dat uitsluitend om de voorziening van het publiek werkt en het is in dezen van groot belang, dat de provincie geen winst mag maken, welke aan anderen wordt uitgekeerd. Er is dus alle reden dat de provincie in 1946 de gemeente een gunstig contract zal aanbieden, dat de stroomafname van Leeuwarden zal bevorderen. Het ware toch niet in het belang van het bedrijf, Leeuwarden in een positie te brengen, waardoor de stroomprijzen zouden moeten worden verhoogd Bovendien kan er een wetsontwerp komen, dat de claim overbodig maakt en, is de toestand ingetreden dat de gemeente meent recht op restitutie te hebben, dan hangt het nog van een scheidsgerecht af, of de ge meente inderdaad het bedrag zal ontvangen. Het be houden van de claim is eigenlijk het middel tot een tariefsverlaging na 1946, terwijl het voorstel van B. en W. nu reeds tariefsverlaging mogelijk maakt. Wat art. 8 contract 1917 betreft, de restitutie zal eerst plaats hebben als de geaccumuleerde verliezen zijn af geschreven, hetgeen waarschijnlijk eerst na 3 of 4 jaar het geval is. Als men daarop wacht, zal een tariefs verlaging nog 5 jaar uitblijven, omdat pas een jaar nadat de in art. 8 genoemde toestand is ingetreden, kan worden vastgesteld hoeveel de gemeente te veel heeft betaald. Voorts geve men zich er rekenschap van, dat. wanneer thans niet tot tariefsverlaging wordt overge gaan, de winst zal terugloopen, met het gevolg, dat de hooge tarieven blijven gehandhaafd, de afnemers dus 100.000.— meer voor den stroom moeten betalen dan Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 21 Juli 1937. 85 thans wordt voorgesteld en de terug te betalen bedragen niet aan de verbruikers ten goede zullen komen. Men maakt nu reeds zooveel bezwaar tegen het vaststellen van de winst op 250.000.— Wat deze vastlegging betreft, reeds bij de bespre kingen in 1935 bleek, dat de provincie, naast verlaging der tarieven, op prijs stelde, dat op den duur geen ver starring der tarieven zou plaats vinden. Werd op het oogenblik een kleine tariefsverlaging ingevoerd en de winst zou geheel aan de gemeentekas ten goede mogen komen, dan zou verstarring niet uitblijven, terwijl voortaan de meerdere winst den gebruikers ten goede komt. De staatsrechtelijke kwestie is inderdaad een moeilijk geval en een groot bezwaar, maar reeds bij de bespre kingen in 1935 was een van de voorwaarden, dat de J winst op een bepaald bedrag moest worden gefixeerd, j teneinde stroomprijsverlaging te kunnen handhaven. De oplossing van dit vraagstuk is in het voorstel van B. en W. gegeven. Niet is in het civiel-rechtelijk contract zelf vastgelegd, dat slechts een bepaald bedrag van de winst van het G. E. B. in de gemeentekas mag worden gestort, maar deze overeenkomst wordt aangegaan voor het geval een bepaalde publiekrechtelijke toestand bestaat. Spr. weet niet in hoeverre hiermede tegemoet wordt gekomen aan bepaalde staatsrechtelijke bezwaren, maar hij weet wel, dat Ged. Staten hiertegen geen bezwaar hebben gemaakt en er volledige overeenstemming tus- schen dat College en B. en W. bestaat. Voorts heeft de heer Hellema op art. 10 van de nieuwe overeenkomst gewezen, dat bepaalt, dat bij het niet voldoen aan de voorwaarden, de overeenkomst van 1917 weer in werking treedt, met uitzondering van de gunstige bepaling in art. 8. De reden daarvan is, dat thans de stroomprijs voor 10 jaar is vastgesteld, be houdens dat nader overleg omtrent een eventueele wij ziging kan worden gepleegd. Wanneer nu het nieuwe contract 5 jaar werkt en het bleek voordeeliger voor de gemeente de volgende 5 jaar het oude contract met de gunstige bepaling van art. 8 te doen herleven, dan zou men dat kunnen bereiken, door meer dan 250.000.— in de begrooting te verwerken. Om te voorkomen, dat de gemeente op deze minder faire wijze het bestaande contract zou te niet doen, is art. 8 uit het oude contract vervallen. De heer Turksma: Hoe komt U aan een tariefsver laging tot een totaalbedrag van 100.000. De heer Westra (weth.) zegt, dat dit voorstel inder daad geen tariefsverlaging tot 100.000.— geeft, want de gemeente moet voorzichtig zijn, omdat men nog niet weet hoe de nieuwe tarieven zullen werken. Maar al komt dit bedrag niet direct geheel ten goede aan de gebruikers, omdat er toch niet meer dan 250.000. winst in de gemeentekas mag worden gestort, blijft wat daarboven wordt ontvangen, voor tariefsverlaging be schikbaar of voor uitbreiding van het bedrijf, wat uit eindelijk ook in hun voordeel is. De heer Muller, die het enkeltarief minstens tot 20 ct. had willen verlagen, heeft wel wat eenzijdig naar dit tarief gekeken. Dit wordt echter grootendeels ver vangen door het ruimtetarief en het piektarief. Als men ziet, dat de gemiddelde stroomprijs in de provincie nog 26 ct. is, slaat Leeuwarden geen slecht figuur. Voorts moet men den kleinen verbruiker niet vereenzelvigen met den kleinen man. Uit den aard der zaak kan voor een kleinen verbruiker de verlaging maar gering zijn, maar van grooter belang is zij voor de gebruikers van beteekenis. B. en W. hadden het enkeltarief met 10 a 12 kunnen verlagen en dan de meterhuur gelijk kunnen laten, maar zij hebben het tarief flink verlaagd (±t 15 De gemeente heeft er belang bij ook naar het oordeel van technici om op de meterhuur iets extra s te verdienen en het zou voor een goede bedrijfspolitiek funest zijn de meterhuur te verlagen. En al ware, gelijk de heer Muller zegt, de meterhuur naar den kostprijs gerekend werkelijk iets te hoog, dan nog komt het te veel betaalde uiteindelijk den gebruikers ten goede. De Dir. van de Lichtfabrieken stelde oorspronkelijk voor de meterhuur tot 3.te verhoogen, maar, we tende hoe de Raad over deze kwestie denkt, heeft spr. bereikt, dat de Directeur met 2.40 per jaar accoord ging, waarmee de Lichtcommissie zich ook vereenigde. Inderdaad zit in de meterhuur een klein vastrecht voor bepaalde dingen en het is goed deze te laten be talen. Een vastrecht was zeer zeker altijd het beste tarief, maar juist om het enkeltarief ten behoeve van de kleine verbruikers niet te veel belasten door daarin alle kosten te verdisconteeren, is een deel der vaste kosten in de meterhuur verrekend. Spr. wil gaarne nog nadere inlichtingen omtrent de nieuwe overeenkomst verstrekken, maar verzoekt thans den Raad het voorstel van B. en W. aan te nemen. Het is beter tien vogels in de hand te hebben, dan één vogel nog 10 jaar in de lucht te laten vliegen. Op voorstel van den Voorzitter wordt besloten eerst punt 12 der agenda te behandelen, omdat de daarin genoemde aangelegenheid vóór 2 Augustus a.s. moet zijn beslist. Te 11 uur nam. wordt de vergadering geschorst. Te 11.20 uur nam. wordt de vergadering voortgezet. Aan de orde is punt 12 (bijl. no. 85). De heer Algera zegt, dat B. en W. eigenlijk 2 mo tieven bij dit voorstel gebruiken, n.l. het groote aantal kinderen en de talrijke adhaesiebetuigingen. Een paar jaar geleden heeft de Raad een dergelijke kwestie be handeld. Ook toen waren die beide elementen aanwezig en het heeft spr. pijnlijk getroffen, dat het praeadvies toen afwijzend was en nu op dezelfde gronden gunstig. Spr. acht dit een degradatie van het Chr. onderwijs. Het gaat hier om onderwijs, uitgaande van het Ned. Instituut voor opleiding van leerkrachten bij het Nij verheidsonderwijs, waarin verschillende godsdienstige gezindten vertegenwoordigd zijn en dat een algemeen karakter heeft. Hier wordt tevens gevraagd de noodig-verklaring voor opleiding voor het paedagogische getuigschrift, bedoeld in art. 38, le lid, der N.O. wet. Nu zal mis schien niet bekend zijn, dat een aparte regeling is ge troffen en in de statuten van het Ned. Instituut is vast gelegd, n.l. dat de bovenbedoelde opleiding zal worden gegeven in de Prot. Chr. of R.K. geest, wanneer een bepaald aantal leerlingen daarom vraagt. Hiermede zal dus rekening moeten worden gehouden. De heer Praamsma vraagt of de noodigverklaring wordt bepaald door de behoefte aan leerkrachten, waarin de cursus voorziet, of door het aantal leerlingen. Opvallend is, dat het Bestuur der Ver. voor Midd. Technisch- en Ambachtsonderwijs, dat met deze materie op de hoogte is en het Nijverheidsonderwijs tracht te dienen, op practische gronden afwijzend tegenover dezen cursus staat. Het merkt o.a. op, dat voor de drie Noordelijke provincies de jaarlijksche vervanging van leerkrachten op vier kan worden gesteld. Wordt deze cursus dus opgericht, dan zullen weer vele jonge men- schen teleurgesteld in het leven komen te staan, en daarom is spr. huiverig voor deze noodigverklaring. Van de geraamde 36 leerlingen zijn 20 oud- leerlingen van de M.T.S. Deze zullen de z.g. practijk-akten niet meer kunnen behalen, omdat daarvoor 6 jaar practijk als handwerksman in het betrokken vak noodig is. Het nut van de betreffende akten zonder de bijbehoorende practijk-akten is van weinig waarde gebleken, omdat de kleine ambachtsscholen zijn gedwongen de theore-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1937 | | pagina 4