98 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 26 Juli 1937.
Voortzetting der vergadering van 21 Juli 1937.
De Voorzitter doet lecture van een amendement-Hel-
lema, luidende
„Ondergeteekende stelt voor art. 10, lid 2, aan te
vullen als volgt
„Het bedrag, genoemd in art. 4 der aanvullende
overeenkomst van 1923, wordt verminderd in even
redigheid tot den tijd, waarin de onderwerpelijke
overeenkomst loopt, te rekenen vanaf 1 Januari
1937."
De heer Hellema (weth.) zegt, dat volgens de nieuwe
overeenkomst, ook wat de claim betreft, geen verreke
ning mogelijk is. Dat staat in art. 1. De gemeente is
door art. 3 gebonden, waarin staat, dat de nieuwe
overeenkomst loopt, „indien en voor zoolang de ge
meente Leeuwarden in hare verordening op het beheer
van het Gem. Electriciteitbedrijf opneemt en handhaaft
de bepaling, enz."
Nu verkoopt de gemeente de claim en het recht van
art. 8 voor deze nieuwe stroomprijzen. Als de gemeente
nu een tijdlang daarvan geprofiteerd heeft en door
omstandigheden buiten haar wil deze bepaling in art. 3
niet kan handhaven, dan is zij de claim kwijt. Spr. wil
door dit amendement de gemeente voor die groote on
billijkheden vrijwaren en meent, dat ook de andere
partij daartegen geen bezwaar kan hebben.
De heer Westra (weth.) antwoordt, dat wat de heer
Hellema hier voorstelt, het contract voor de gemeente
gunstiger maakt. De Raad heeft het artikel, de claim
betreffende, aangenomen. Wordt dit amendement nu
aangenomen, dan komt de claim in een geheel ander
licht te staan. Deze wordt dan eigenlijk gedeeltelijk
verkocht en dat is niet met Ged. St. besproken.
De gemeente zal wel oppassen de bedrijfsverordening
te wijzigen, maar al zou de gemeente werkelijk b.v. over
2 jaren voor de noodzaak komen te staan, dat deze
veranderd moet worden, dan heeft zij toch 2 jaar lang
van de lagere stroomprijzen geprofiteerd, terwijl, als het
oude contract blijft bestaan, de gemeente in den on-
billijken toestand blijft, dat de tegenwoordige, hooge,
stroomprijzen nog langer moeten worden betaald. Dan
kan zij heelemaal geen winst meer maken, want de
hooge stroomprijzen kunnen niet langer van de afnemers
worden geheven. Dus om de onmogelijkheid van wijzi
ging der bedrijfsverordening, zou men dit voordeelige
contract maar aan den kant zetten Spr. vindt het veel
erger, dat de gemeente per jaar ƒ50.000.meer aan
stroomprijzen moet betalen dan dat zij de claim verliest.
Wil men het eerste voorkomen en verder gelegenheid
hebben voortaan meerdere winst te maken, dan neme
de Raad dit nieuwe contract aan en verzilvere de claim.
Het spijt spr., dat hij ook hierin weth. Hellema moet
bestrijden, maar het gaat er om het meeste voor de
gemeente er uit te halen, en dat is in deze overeenkomst
neergelegd.
De Voorzitter zegt, dat, wordt dit amendement aan
genomen, de Raad er geen bezwaar tegen zal hebben,
dat de redactie eenigszins wordt gewijzigd. Art. 4 van
de aanvullende overeenkomst 1923 toch spreekt van een
totaal-som, welke ingevolge het bepaalde in artt. 1 en 2
is ontvangen, maar die overeenkomst is toch vervallen
De heer Hellema (weth.) antwoordt den heer Westra,
dat Leeuwarden ook verplicht kan worden de bedrijfs
verordening te wijzigen.
De heer BuiëlDan is art. 9 er ook altijd nog.
De heer Hellema (weth.) wil voorkomen, dat de ge
meente bij tusschentijdsche beëindiging van het contract,
op welke manier dan ook, in een impasse geraakt.
Den Voorzitter is de zaak niet duidelijk. Indien het
nieuwe contract in werking treedt, vervalt de claim.
Deze toch is ontstaan uit art. 4 van de overeenkomst
1923, welke de Raad heeft laten vervallen. Het bedrag
van de claim ontstaat pas, als de gemeente na arbitrage
in het gelijk is gesteld en is dus een zwevend bedrag.
Hoe kan men nu dit bedrag verminderen, gelijk in het
amendement staat
De heer Hellema (weth.) antwoordt, dat de gemeente
o.a. de claim verkoopt voor een tienjarig stroomcontract.
Spr. acht het juist, dat, mocht de gemeente eventueel
hiervan maar een paar jaar profiteeren, de claim auto
matisch weer herleeft en met de dan genoten reductie
op de stroomprijzen wordt verminderd.
Ged. St. moeten de wijziging van de bedrijfsverorde
ning ook goedkeuren en zullen dat niet doen, als het
niet absoluut noodzakelijk is. Zij zullen er dan ook geen
bezwaar tegen hebben, eventueel de claim te laten her
leven tot een gereduceerd bedrag.
Het amendement-Hellema wordt met 15 tegen 7 stem
men, die van de heeren Hellema, Muller, mevr. Buis-
manBlok Wijbrandi, de heeren Van der Meulen,
Algera, Turksma en Posthuma, verworpen.
Art. 10 wordt met alg. stemmen onveranderd vast
gesteld.
Ontwerp A wordt met 16 tegen 6 stemmen, die van
de heeren Hellema, Muller, mevr. Buisman Blok Wij
brandi, de heeren Van der Meulen, Van Kollem en
Turksma, aangenomen.
ONTWERP B.
Artikel 1.
Sub A wordt met alg. stemmen onveranderd vast
gesteld.
Sub B.
De heer Westra (weth.) zegt, dat het volgens den
Directeur juist is, dat het piektarief zoowel als het hoog-
tarief-dubbeltarief gelijk blijft, omdat andere voordeelen
bij deze tarieven opwegen tegen de verlaging van de
overige tarieven. Zoo wordt het vastrecht van het piek
tarief verlaagd met 20 en men komt bij het hoogtarief
in de gunstige positie, dat de spertijd tot 6 maanden
(vroeger 10) wordt beperkt. Werd nu de prijs van het
hoogtarief-dubbeltarief bovendien nog verlaagd, dan
zouden de gebruikers daarvan een belangrijker verlaging
krijgen dan de overige afnemers. Het beste is de ta
rieven zoo aan te nemen. Blijkt later dat sommige ta
rieven te hoog zijn, dan kan zulks bij de a.s. begrootings-
behandeling onder oogen worden gezien. De ervaring
kan eerst leeren in hoeverre de verwachtingen juist zijn
en men kan later beter tot verlaging dan tot verhooging
overgaan.
De heer Muller vraagt, of men wel op de tarieven
kan terugkomen, nu is gezegd, dat, als de gemeente niet
precies doet zooals Ged. St. thans wenschen, het con
tract niet wordt aanvaard.
De heer Westra (weth.): Dat heeft niets met het
contract te maken. Iets anders ware het, wanneer de
tariefsverlaging onvoldoende zou zijn of in een geheel
andere richting zou gaan, of als geen tarief R zou
worden ingevoerd. Tegen een kleine wijziging zullen
Ged. St. geen bezwaar maken.
Mevr. BuismanBlok Wijbrandi blijft het onbillijk
vinden, dat het hoogtarief-dubbeltarief op 28 ct. per
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 26 Juli 1937.
Voortzetting der vergadering van 21 Juli 1937.
99
K.W.U. is gehandhaafd, terwijl zij, die geen bedrijf
hebben, 22 ct. per K.W.U. betalen. De beperking van
den spertijd maakt slechts weinig verschil.
De heer Westra (weth.) vraagt, of mevr. Buisman
inderdaad beoordeelen kan of het 20 of 26 ct. moet zijn.
Het dubbeltarief zal bovendien grootendeels worden
vervangen door speciale contracten of het piektarief.
En of een tarief nu 28 of 30 ct. is, iemand rekent uit
wat voor hem het voordeeligst is. De werking der ta
rieven zal echter onder oogen worden gezien en zoo
noodig kunnen B. en W. later met een beter gefundeerd
voorstel komen.
Mevr. Buisman—Blok Wijbrandi zal thans geen voor
stel doen, maar geeft ernstige bestudeering van deze
materie in overweging.
Sub B en C worden met alg. stemmen onveranderd
vastgesteld.
Sub D wordt, overeenkomstig het voorstel van den
Voorzitter, namens B. en W., om achter het woord
„synchroonklok" de woorden „en relais" te plaatsen,
met alg. stemmen, aldus aangevuld, vastgesteld.
Sub E en F worden met alg. stemmen onveranderd
vastgesteld.
Sub G.
De heer Buiël vraagt, onder welke rubriek de speciale
contracten vallen en wanneer die kunnen worden af
gesloten.
De heer Westra (weth.): Onder H.
In sub G, onderdeel b, tweede alinea, 4e en 9e regel
van boven, moet in plaats van ,,7.80" „9.80" worden
gelezen.
Mevr. BuismanBlok Wijbrandi vraagt, of in het
ruimtetarief met gegarandeerd jaarverbruik van ten
minste 3000 K.W.U. ook nachtstroom begrepen is.
De heer Westra (weth.): Ja.
Sub G wordt met alg. stemmen vastgesteld zooals dit
bij monde van weth. Westra, namens B. en W., is
gewijzigd.
Sub H. De Voorzitter stelt hierbij aan de orde het
voorstel-Van der Geest, om de meterhuur op het oude
bedrag te handhaven.
De heer Muller betoogt, dat door de verhooging van
de meterhuur van de afnemers meer wordt gevraagd,
dan voor een gewone calculatie van den meter nood
zakelijk is. De prijs van een meter is niet hoog en ook
in het verleden was de meterhuur reeds tamelijk veel.
Waarom is deze verhooging noodzakelijk
De heer Westra (weth.) antwoordt, dat de juiste
tarifeering zou zijn een zeker vastrecht en een lagere
stroomprijs. Doet men dit, dan wordt het voer de kleine
verbruikers moeilijk, omdat dit vastrecht té zwaar op
hen zou drukken. Verdisconteert men daarentegen alle
vaste kosten in den K.W.U.prijs, dan wordt het weer
onbillijk voor de groote verbruikers, die weinig vaste
kosten aan het bedrijf veroorzaken. Nu is getracht den
gulden middenweg te kiezen door in de meterhuur eenige
vaste kosten te verdisconteeren en een vasten prijs vast
te stellen per K.W.U.
Aanneming van het voorstel-Van der Geest beteekent,
dat van het voor tariefsverlaging beschikbare bedrag
10.000.— wordt opgesoupeerd; anders houdt men deze
10.000.in reserve om op den duur voor een andere
tariefsverlaging te gebruiken. Spr. en ook B. en W.
zullen geen bezwaar tegen dit voorstel hebben, want
hoe de verdeeling van het voor verlaging bestemde
bedrag ook zal zijn, er komt toch evengoed 250.000.
winst in de gemeentekas. Maar men meene niet, dat
verlaging van de meterhuur aan den kleinen man ten
goede komtwel aan den kleinen verbruiker, die weinig
stroom afneemt en nu door de meterhuur nog iets van
de vaste kosten betaalt.
De heer Van der Geest deed dit voorstel in de over
tuiging, dat de meesten, die van de verlaagde meterhuur
zouden profiteeren, menschen zijn met een smalle beurs.
Waar dit voorstel geen invloed heeft op de begrooting
als zoodanig en alleen een andere verdeeling van het
voor tariefsverlaging beschikbare bedrag tengevolge
heeft, beveelt spr. zijn voorstel nogmaals bij den Raad
aan.
De werkloozen zitten werkelijk niet voor hun pleizier
bij kaars- of petroleumlicht, maar uit zuinigheidsover
weging, en zij zullen niet tot grootere stroomafname
komen, omdat de kosten te hoog zijn. De kleine tege
moetkoming, welke die menschen nu hadden doordat
de meerdere K.W.U.'s, afgenomen boven die in een
gelijk tijdvak van het vorige jaar, in plaats van op 25
op 15 cent werden berekend, wordt nu weer inge
trokken, en spr. meent, dat daar een lagere meterhuur
tegenover moet worden gesteld. Verhooging van de
meterhuur beteekent, dat die menschen van de stroom-
prijsverlaging niet profiteeren.
De heer Hellema (weth.) zegt, dat blijkens de stukken
door het nieuwe contract 66.000.voor tariefsver
laging beschikbaar komt. Nu zegt de heer Westra, dat
het de gemeente niet hindert als de meterhuur niet wordt
verhoogd, want er komt toch 250.000.winst in de
gemeentekas. De Raad meene echter niet, dat men die
250.000.maar aan een touwtje heeft! Dat moet
allemaal nog blijken. En zoolang het niet blijkt, is spr.
er tegen aan het bedrag van ƒ66.000.— te tornen en
heden over het voorstel-Van der Geest te beslissen.
De heer Muller kan begrijpen, dat in de meterhuur
een bepaald vastrecht is opgenomen, maar hij begrijpt
niet dat, terwijl B. en W. de tarieven gaan verlagen,
zij aan den anderen kant door verhooging van de meter
huur trachten weer iets binnen te krijgen. Het grievende
daarbij is, dat zij, die het minst van de tariefsverlaging
kunnen profiteeren, omdat zij het minst afnemen, door
deze verhooging van de meterhuur, welke toch het meest
op de kleine verbruikers drukt, nog minder voordeel
hebben. Weth. Westra zal toch ook moeten toegeven,
dat juist onder de kleine verbruikers veel kleine luiden
zijn, die ieder dubbeltje moeten omkeeren, voor zij het
uitgeven.
Het voorstel-Van der Geest wordt met 14 tegen 8
stemmen, die van de dames BuismanBlok Wijbrandi
en Van DijkSmit en van de heeren Westra, Turksma,
De Boer, Botke, Bos en Hellema, aangenomen.
Sub H wordt met alg. stemmen vastgesteld, zooals dit
door het voorstel-Van der Geest is gewijzigd.
Art. II wordt met alg. stemmen onveranderd vast
gesteld.
ONTWERP C.
De heer Westra (weth.) kan op de vraag van den
heer Buiël, luidende „Is het volgens U nu wel of niet
mogelijk van de winst boven de 250.000.— een reserve
te maken met het oog op eventueel toekomstig verlies