120 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 22 September 1937.
rijke wijziging buiten den Raad om gebeurt. Hebben
B. en W. daartoe het recht
De heer Van der Schoot beveelt dit adres warm aan.
Al jaren is aangedrongen om het Wilhelminaplein te
verbeteren en nu op de begrooting 1937 hiervoor
30.000.is uitgetrokken, mag zij niet langer worden
uitgesteld. Willen B. en W. met het oog op den a.s.
winter, als belanghebbenden den meesten last van de
slechte bestrating hebben, deze zaak zoo spoedig moge
lijk uitvoeren
De heer De Vries vraagt, waarom deze zaak zoo lang
stagneert. Kunnen B. en W. niet bevorderen, dat deze
verbetering vlugger geschiedt De toestand van het
Wilhelminaplein is zeer slecht en ook voor de vele
werklooze straatmakers zou bespoediging van belang
zijn.
De Voorzitter antwoordt, dat de begrooting 1937 nog
niet is goedgekeurd en de machtiging tot uitvoering van
den betreffenden post er nog niet is. Zou men maar niet
over uitvoering spreken, als die er is
De heer De Boer (weth.) wil er toch nog even op
wijzen, dat op den Kap.dienst 27.750.was geraamd
voor verbetering van het Wilhelminaplein en Gemeente
werken later alleen nader heeft uitgewerkt, de wijze
waarop het plein verbeterd zou worden van een ge
wijzigd plan is geen sprake.
Men meende echter, dat met het plein ook de omlig
gende wegen moesten worden verbeterd. Vooral het
Ruiterskwartier is in zeer slechten staat en ook van het
Zaailand moest het profiel worden gewijzigd en het
moest van andere bestrating worden voorzien. Beide
verbeteringen worden uit den gewonen onderhoudspost
van de straten betaald en zijn steeds uitgesteld tot het
Wilhelminaplein zou worden vernieuwd. Deze onder
houdspost is door den Raad vastgesteld, door Ged. St.
zij het met eenige beperking goedgekeurd en dan
wordt aan B. en W. en Gemeentewerken overgelaten,
welke verbeteringen daaruit zullen worden bestreden.
De verbetering van het Wilhelminaplein is in af
wachting van de machtiging van Ged. St. opgeschort.
Het is gewoonte, dat de Raadscommissie over uit te
voeren plannen aan B. en W. adviseert. Het is echter
nooit gewoonte geweest, dat de Raad, nadat hij den
onderhoudspost der straten heeft vastgesteld, in de be
steding daarvan nog nader wordt gekend.
De heer Terpstra meent, dat de wethouder deze zaak
niet aannemelijk heeft gemaakt. Toen voor het Wil
helminaplein ruim 27.000.op den Kap.dienst werd
gebracht, veronderstelde spr., dat deze berekening goed
was. Toevoeging van de verbetering der omliggende
straten acht hij onjuist. Wel zal het daarvoor benoo-
digde bedrag ad 16.900. uit den onderhoudspost wor
den genomen, waartegen spr. geen bezwaar had, ware
het niet, dat verbetering van andere straten daardoor
achterwege zal blijven.
Het gaat hem echter voornamelijk hierom, dat, als een
dergelijke post ad 27.000.— met zoo'n groot bedrag
wordt verhoogd, door welke omstandigheden ook, het
wenschelijk is den Raad zulks voor te leggen.
De heer Molenaar laakt het, dat de heer Terpstra
deze gelegenheid aangrijpt om een debat over het
beleid van B. en W. te ontketenen. Daarvoor is toch
ruimschoots gelegenheid bij de a.s. begrootingsbehande-
ling. Hij begrijpt dan ook niet, dat de Voorzitter zulks
toelaat. Waar spr. niet kon vermoeden, dat de heer
Terpstra op min of meer slinksche wijze zou trachten
deze zaak, welke hij ook in de Comm. voor O.W. heeft
besproken, openbaar te maken, zal hij daarop niet ingaan.
De heer De Boer (weth.) zegt, dat de heer Terpstra
twee dingen verwart. De verbetering van Ruiterskwar
tier en Zaailand wordt uit den onderhoudspost gefinan
cierd en heeft niets te maken met den post ad
27.000.— voor verbetering van het Wilhelminaplein,
welke ruim voldoende is. Het doen voorkomen, alsof
die post met 16.900.wordt verhoogd, is een niet
juiste weergave van de feiten. De verbetering van het
Ruiterskwartier heeft gewacht op verbetering van het
plein, in verband met de hoogteligging van het straat-
vlak, enz. De onderhoudspost is toereikend en dus kan
thans het werk in zijn geheel worden uitgevoerd.
De heer Buiël sluit zich bij den heer Terpstra aan.
B. en W. komen toch altijd, nadat op de begrooting
gelden voor een werk zijn uitgetrokken, met een uit
gewerkt plan bij den Raad. Thans daarvan af te wijken
is onjuist.
De heer Terpstra protesteert er tegen op slinksche
wijze te hebben getracht zijn doel te bereiken. Hij heeft
uitdrukkelijk gezegd een vraag te zullen stellen, welke
indirect verband hield met dit adres.
Toen indertijd 27.000.op den Kap.dienst werd
gebracht, dacht ieder dat het Wilhelminaplein daarvan
kon worden verbeterd De Voorzitter: Dat gebeurt ook.
en dat daarbij ook was gerekend op verbetering van het
Ruiterskwartier en het Zaailand, welke laatste verbete
ring volgens den Dir. van Gem.werken desnoods ach
terwege kan blijven. (De Voorzitter: Dat staat in den
brief van 12 Augustus 1937.)
Is bij de begrootingsbehandeling niet gesproken over
de verbetering van het Wilhelminaplein plus de beide
zijkanten? (De Voorzitter: Neen.) De Raad zou dus
niet hebben vernomen, dat de verbetering van het Wil-
helminapein 1S50.goedkooper wordt. (De Voor
zitter: Als een crediet is toegestaan, is de uitvoering van
het werk aan B. en W.)
De toegestane onderhoudspost voor straten en plei
nen wordt thans met zt 16.000.— verminderd. (De
heer Westra (weth.): Er wordt 16.000.van ver
bruikt.)
Spr. heeft het beleid van B. en W. niet willen criti-
seeren, maar heeft, om zijn verantwoordelijkheid te
dekken, gevraagd of het niet raadzaam is den Raad
met de plannen in kennis te stellen.
Het adres wordt voor kennisgeving aangenomen.
h. verzoek van H. van der Laan, alhier, om ont
heffing van de betaling van straatbelasting.
Voor kennisgeving aangenomen.
i. dat is ingekomen een verzoek van den heer
H. Posthuma, lid van den Raad, gericht tot den Voor
zitter, om op de agenda van deze Raadsvergadering
te plaatsen een voorstel in zake het bouwen van keten
op de terreinen van de werkverschaffing onder Dron-
rijp.
Wordt voorgesteld dit verzoek te beschouwen als een
bij den Raad ingediend voorstel en als zoodanig in
behandeling te nemen.
De heer Posthuma zegt, dat de werklieden op de
terreinen van de werkverschaffing onder Dronrijp geen
behoorlijke schuilgelegenheid hebben. Nu de winter
komt, wordt dit zeer onaangenaam, waarom spr. ver
zoekt eenige keten te plaatsen en te verwarmen.
De heer Westra (weth.) zegt, dat B. en W. deze
kwestie vroeger reeds hebben besproken. Daarbij bleek,
dat de aannemer volgens het bestek niet verplicht is
keten te bouwen. De betreffende bepaling is waarschijn
lijk door het Ministerie van Soc. Zaken gewijzigd en
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 22 September 1937. 121
in de plaats daarvan zijn schuilhokjes voorgeschreven.
De gemeente zou dus zelf keten moeten bouwen en,
omdat er geen plaats op het terrein is, daarvoor grond
moeten huren. Bij de eigen werkverschaffing zorgt de
gemeente wel voor keten, en werd dit werk in gewoon
loon uitgevoerd, dan zou zulks zeker voorgeschreven
zijn, maar hier is het een ander geval. Er waren inder
tijd echter slechts 25 arbeiders uit Leeuwarden tewerk
gesteld en, omdat het zomerseizoen begon en er wel
schuilhokjes waren en men niet wist of er in den winter
wel Leeuwarder arbeiders zouden werken, is de zaak
blijven rusten.
Nu de aandacht van B. en W. opnieuw op deze zaak
is gevestigd en bezwaren van de arbeiders zijn inge
komen, hebben B. en W. de terreinen andermaal be
zocht, waarbij bleek, dat er voor den winter geen vol
doende schaftlokalen zijn.
Het plaatsen van keten van gemeentewege zal echter
onaangenaamheden onder de arbeiders geven, omdat
die uit Leeuwarden ook reeds een hooger loon verdie
nen. B. en W. hebben daarom, na overleg met de andere
gemeentebesturen, den Minister van Soc. Zaken ver
zocht om verwarmde keten te doen plaatsen, er op
wijzende, dat zulks een normale voorziening is, welke
geheel ligt in den geest van de eischen, ingevolge het
Veiligheidsbesluit 1916 bij uitvoering van soortgelijke
werken te stellen, en dat zij het onjuist achten, dat in
dit geval de verplichting daartoe den aannemer niet is
opgelegd.
B. en W. wachten thans het antwoord af en wordt
niet aan het verzoek voldaan, dan kunnen zij alsnog
overwegen wat te doen.
De heer Posthuma wist, dat de aannemer buiten deze
kwestie staat en ook, dat niet alleen Leeuwarden hierbij
betrokken is, maar zijn voorstel bedoelde, dat de Raad
zich over deze zaak tegenover den Rijksinspecteur voor
de werkverschaffingen zou uitspreken. Hij dankt B. en
W., dat een verzoek aan den Minister is gericht.
De heer IJtsma heeft er geen bezwaar tegen, dat
B. en W. met de betrokken gemeentebesturen een
schrijven aan den Minister hebben gericht, maar weet
niet of zulks in het algemeen wel de juiste weg is. Be-
teekent het niet alleen vermeerdering van den stapel
papieren, welke dagelijks op het Ministerie komt en
wordt het niet een gebaar
Waar er aan deze zaak nog een andere kant zit
zoodra er voldoende verwarmde keten komen, moe
ten de arbeiders den geheelen dag, ook als het eenigen
tijd regent, op het werk blijven had spr. gaarne over
leg met de betrokken arbeidersorganisaties gezien,
zooals de Minister voorschrijft, te meer. nu deze orga
nisaties reeds jaren trachten een oplossing te vinden.
De Rijksinspecteur is overigens met deze van mee
ning, dat de regenverletregeling alleen goed kan wor
den uitgevoerd met voldoende, verwarmde, keten.
Voorts kleven de gebreken bij deze werkverschaffing
ook aan andere werkverschaffingen en de hier aan
wezige schuilhokjes zijn nog de beste in de drie Noor
delijke provincies, al wil spr. daarmede niet zeggen,
dat ze voldoende zijn.
Het voorstel van den heer Posthuma wordt voor
kennisgeving aangenomen.
j. dat Burgemeester en Wethouders hebben gegund
het maken van een vaste brug over de binnengracht
tusschen het Hoeksterend en den Arendstuin en het
vernieuwen van aansluitende walmuren aan Th. Terp
stra en J. Hoekstra, alhier, voor 41.760.
k. dat op Vrijdag 8 October a.s., des middags om
12 uur, ten Stadhuize zal plaats hebben de officiëele
ontvangst door het Gemeentebestuur van de Algemeene
Hinderwetvereeniging.
Voor kennisgeving aangenomen.
Punt 3 (bijl. no. 113). De aanbeveling van B. en W.
luidt als volgt
mej. A. M. M. Nijhoff te Groningen.
De heer Terpstra vraagt besloten vergadering.
De Voorzitter zegt, dat B. en W. deze zaak wel in
het openbaar willen bespreken.
De heer IJtsma zegt, dat zijn fractie daar ook geen
bezwaar tegen heeft.
Met 14 tegen 12 stemmen, die van de heeren Koopal,
Westra, De Bruin, Molenaar, Van der Meulen, De
Boer, Hooiring, Botke, Hellema, Bos, IJtsma en De
Vries, wordt besloten de deuren te sluiten.
Na heropening van de openbare vergadering wordt
mej. A. M. M. Nijhoff benoemd met 17 stemmen (de
heer J. D. van Dijck 7 stemmen, 2 blanco).
De heeren De Vries en Koopal vormden het stem
bureau.
Punten 48 (bijl. nos.. 111, 114, 116, 118 en 119).
Met alg. stemmen wordt besloten over
eenkomstig de voorstellen van B. en W.
Punt 9 (bijl. no. 117).
De heer Van der Schoot vraagt, of bij een pachtsom
van 250.de exploitatie van het buffet in den Prin
sentuin voor de gemeente wel loonend is. De heer
Bekema heeft niet alleen de inkomsten daarvan, maar
bewoont ook het huis, waarvan de huur zeker op
250.is te stellen, zoodat hij voor het buffet niets
betaalt.
Is het, nu de gemeente er toch geen voordeel van
heeft, niet beter den tuin geheel voor het publiek open
te stellen, zoodat men niet meer verplicht is op bepaalde
plaatsen consumptie te gebruiken
Voor wien komt het onderhoud van den inventaris,
bij den pachter in gebruik
Meent men echter, dat in den tuin gelegenheid moet
blijven iets te gebruiken, laat men dan op de verpach
ting laten inschrijven, dan is de gemeente voordeeliger
uit. Spr. prefereert den tuin geheel voor het publiek
open te stellen en doet het voorstel, mede onderteekend
door den heer Praamsma
..Ondergeteekenden stellen voor
Prinsentuin geheel open te stellen voor het publiek.
Het woonhuis bij den Prinsentuin afzonderlijk te
verhuren.
Consumptie niet verkrijgbaar te stellen, alleen bij
feesten of vergaderingen en dan de buffetten bij in
schrijving te verpachten.".
Mevr. BuismanBlok Wijbrandi is tegen het voor
stel-Van der Schoot. Daar Leeuwarden al zoo weinig
gelegenheden voor vreemdelingen heeft om buiten te
zitten en iets te gebruiken, meent zij, dat het buffet
in den Prinsentuin moet blijven bestaan.
De heer Muller gaat accoord met het voorstel van
B. en W. in zake de verpachting van het Beursbuffet,
maar acht 250.— pachtsom, waarbij het gebruik van
het woonhuis inbegrepen is, absoluut onvoldoende. Als
het consumptiegebruik daar inderdaad zoo slecht is, dat
geen 500.pachtsom kan worden betaald, is het
beter den tuin geheel voor het publiek open te stellen
en de buffetten alleen op „hoogtijdagen" te verpachten.
Spr. stelt zich voor, dat er zulke dagen 100.pacht
per dag te maken is, wat voor de gemeente veel voor
deeliger zal zijn.
De woning alleen heeft een huurwaarde van 250.