VergaderiDg van Woensdag 13 Ociaher 1937.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 13 October 1937.
129
Aanwezig 26 leden. Afwezig de heeren Terpstra,
Van Kollem en Oosterhoff.
Voorzitter de heer Jhr. Mr. J. M. van Beijma,
Burgemeester.
Te behandelen punten
1. Mededeelingen en rapporten.
2. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
het verleenen van eervol ontslag aan den heer Oos
terhoff als ambtenaar van den Burgerlijken Stand
(bijlage no. 120).
3. Benoeming van een ambtenaar van den Burger
lijken Stand, belast met de huwelijksvoltrekkingen
(bijlage no. 126).
4. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
overneming van de stoep voor het perceel Tweebaks-
markt no. 40 van S. Roosma (bijlage no. 123).
5. Alsvoren in zake afbraak van de boerderij Kal-
verdijkje no. 76 (bijlage no. 122).
6. Alsvoren
tot het beschikbaarstellen van gelden voor den
aankoop van een ziekenauto
tot wijziging van de gemeentebegrooting, dienst
jaar 1937 (Kapitaaldienst) (bijlage no. 127).
7. Alsvoren tot wijziging van de verordening op
de school van middelbaar onderwijs voor meisjes in de
gemeente Leeuwarden (bijlage no. 121).
8. Praeadvies van Burgemeester en Wethouders op
het verzoek van de Vereeniging voor Christelijk Be-
waarschoolonderwijs om subsidie uit de gemeentekas
(bijlage no. 115).
9. Alsvoren op het verzoek van de afd. Leeuwarden
van den Provincialen Frieschen Bond van Marktkoop
lieden en Venters om verlaging van het tarief voor de
door haar afgenomen electriciteit (bijlage no. 124).
10. Alsvoren op het verzoek van de afd. Leeuwar
den der Christelijk Democratische Unie om beschik
baarstelling van cokes ten behoeve van de ondersteun
den (bijlage no. 125).
11. Onderzoek van den geloofsbrief van het nieuw
benoemde lid van den Raad, den heer I. A. Rom
Colthoff.
De Voorzitter heeft niet de gewoonte hier bij alle
familieomstandigheden van de Raadsleden iets in het
midden te brengen, maar wil een uitzondering maken
nu de heer Terpstra heden 70 jaar wordt. Het spijt
spr. dat deze wegens ongesteldheid verhinderd is te
komen, anders had spr. hem persoonlijk namens den
Raad, het college en den secretaris gelukgewenscht.
Nu is hem een telegram gezonden.
De Raad betuigt zijn instemming hiermede.
Punt 1. Wordt medegedeeld
a. dat Gedeputeerde Staten
1hebben goedgekeurd de Raadsbesluiten van
22 September 1937 tot verkoop van grond aan den
Sneekertrekweg en nabij de Tijnjestraat.
Voor kennisgeving aangenomen.
2. hebben aangehouden de beslissing op de onder
volgno. 818a van de gemeentebegrooting en volgno.
2196/2326 van de bedrijfsbegrooting van Gemeente
werken over 1937 geraamde bedragen voor verbetering
van het Wilhelminaplein.
Wordt voorgesteld voor kennisgeving aan te nemen.
De heer Molenaar zegt, dat de Raad den laatsten
tijd wel iets gewend is als besluiten, in het belang der
gemeente genomen, door hoogere Colleges moeten
worden goedgekeurd.
Niemand echter verwachtte, dat deze post zou
worden afgewezen. Ged. Staten meenen, dat de finan-
ciëele toestand der gemeente uitvoering van dit, op
zich zelf niet noodzakelijk genoeg geachte, werk niet
toelaat.
Men kan over de urgentie verschillend denken in
den Aanbiedingsbrief 1937 schreven B. en W., dat de
urgentie van deze verbetering niet nader behoefde te
worden besproken en ze in 1937 zou worden uitgevoerd,
terwijl verschillende leden in het Sectieverslag hun
erkentelijkheid daarover uitspraken, waarna de Raad
unaniem tot verbetering besloot.
Het bevreemdt, dat Ged. St. en hun adviseurs thans
deze verbetering, mede gezien den toestand van het
plein, niet toestaan. Deze motiveering wekt den schijn,
alsof de Raad, ondanks de moeilijke tijden, niet de
noodige zuinigheid betracht.
Spr. betreurt deze beslissing, omdat hierbij een stads
belang is betrokken. Immers, het Wilhelminaplein
wordt geregeld als markt gebruikt en beteekent een
inkomst voor de gemeente, en bovendien trekt deze
markt veel buitenmenschen. In de natte periode kunnen
de standhouders echter geen droge voeten houden.
Voorts is te betreuren, dat een belangrijk, noodza
kelijk, werk als dit, in dezen tijd van werkloosheid niet
kan worden uitgevoerd. Maar nu weten belanghebben
den, die daarom ook op verbetering hebben aangedron
gen, dat hoogere instanties dit belemmeren.
De heer Turksma sluit zich bij den heer Molenaar
aan.
Enkele jaren is reeds aangedrongen op verbetering
van het plein, van spr.'s zijde vooral, omdat de stand
houders in plassen moeten staan, en dat blijft nu zoo.
Vooral de motiveering van Ged. Staten, dat ver
betering voorloopig niet urgent wordt geacht, doet
pijnlijk aan. Spr. vraagt, wanneer die urgentie dan wel
intreedt en het plein verbeterd zal worden, waartoe
de Raad toch unaniem had besloten, terwijl deze zaak
al eenige malen is besproken geweest. Kennen Ged.
Staten de omstandigheden voor de noodzaak tot ver
betering beter dan de Raadsleden Ged. Staten hebben
misschien niet eens een onderzoek ter plaatse doen
instellen.
Niet alleen met het oog op werkverruiming is ver
betering wenschelijk, maar ook omdat zij, die voor het
gebruik van het plein betalen, recht hebben op een
goede standplaats.
De heer Buiël wijst er op, dat Ged. Staten voorals
nog de verbetering van het Wilhelminaplein niet
noodig achten, vooral omdat niet is voldaan aan hun
resolutie van 18 Augustus j.L, waarin wel verschillende
eischen zullen zijn gesteld.
Het was noodzakelijk geweest, dat B. en W. dit
schrijven ter inzage hadden gelegd, opdat de Raad
daarmede kon rekenen. Als de Raad de resolutie had
gekend, hadden misschien Raadsleden, die niet onver
deeld sympathiek tegenover deze verbetering stonden,
het voorstel niet aangenomen en was den Raad dit
échec bespaard.
De begrooting voor een volgend dienstjaar moet in
September worden behandeld. Spr. weet, dat argu
menten daar voor en tegen worden aangevoerd, maar
was de begrooting 1937 het vorige jaar behandeld, dan
behoefde nu niet op abnormale wijze machtiging voor
posten te worden gevraagd en zat men thans niet in
de impasse.
Er wordt machtiging verleend een bepaald deel van
alle uitgaven voor 1937 uit te geven en er is misschien
voor meer posten als deze machtiging tot uitvoering
gevraagd. Spr. gelooft echter niet, dat dit op de wet