130 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 13 October 1937 n gebaseerd is, aangezien de begrooting 1937 niet is goedgekeurd. Ged. Staten hebben reeds eerder tegen overschrijding van de toegestane bedragen gewaarschuwd en ge dreigd, dat zij anders art. 263 der Gem.wet wilden toepassen. Laat men de schuld in dezen niet geheel op Ged. Staten werpen de Raad had voor hij tot verbetering besloot, de meening van Ged. Staten moeten weten. De resolutie is 21 Augustus ingekomen en nog weet de Raad er niets van. Hoe moet deze nu vanavond be slissen over subsidie aan de Chr. Bewaarschool, zonder de, zeker vergaande, eischen van die missive te kennen? Dergelijke missives behooren ten spoedigste den Raad te worden overgelegd. Spr. sluit zich voor dit geval geheel bij Ged. Staten aan. De heer Praamsma zegt, dat niet moet worden ge sproken van schuld. Ged. Staten zeggen niet, dat dit werk niet urgent is, maar dat het niet dermate urgent is, dat daarover zou moeten worden beslist, vóórdat aan de d.d. 18 Augustus j.l. medegedeelde eischen is voldaan. Spr. meent, evenals de heer Buiël, dat de Raad thans niet voldoende kan oordeelen, omdat hem de inhoud van de resolutie niet bekend is. Van tegenwerking van Ged. Staten is geen sprake, want de gemeente verkeert in de omstandigheid, dat het Rijk meebetaalt aan wat zij belieft uit te geven. Ged. Staten krijgen daardoor ook zeggenschap en zij maken thans in het belang van Leeuwarden van dat recht gebruik door de machtiging tot verbetering van het plein aan te houden, totdat ge noemde resolutie is beantwoord. Reeds meermalen hebben B. en W. op deze resolutie gewezen en daar het publiek er reeds over spreekt, zag spr. haar gaarne zoo spoedig mogelijk ter visie gelegd. De heer Posthuma is teleurgesteld, dat de slechte toe stand van het Wilhelminaplein blijft bestendigd en dat Ged. Staten deze verbetering, waarvan de Raad una niem de urgentie uitsprak, tegenhouden. Men achte dit niet te gering. De Raad heeft toch wel eenig inzicht in de belangen van de stad en de beoordeeling van de urgentie van deze verbetering is aan den Raad. De Hoofdingenieur van den Prov. Waterstaat heeft in dezen geadviseerd. Diens meening wordt dus boven die van den Raad, voorgelicht door bekwame ambte naren van Gem.werken, gesteld. Men bedenke echter, dat deze weigering niet alleen een Leeuwarder, maar ook een provinciaal belang schaadt. De Raad spreke daarom duidelijk zijn afkeuring uit. De heer Van der Schoot is van meening, dat deze voor Leeuwarden zoo belangrijke verbetering ook na den brief van Ged. Staten niet van de baan mag worden geschoven en zoo spoedig mogelijk dient te worden aangevangen. De Voorzitter zegt, dat ook B. en W. betreuren, dat de begrooting 1937 nog niet is goedgekeurd. Dit is echter niet hun schuld. Zij willen er gaarne toe mede werken, dat de begrooting 1938 op tijd in orde komt. De heer Hellema (weth.) zegt, dat deze post is aan gebracht op den Kap.dienst van de begrooting 1937 en niet eerst nu naar voren komt. Alleen ontbreekt mach tiging voor de uitvoering. Toen B. en W. de verbetering van het plein wilden aanvangen is incidenteel machti ging gevraagd. Er was toen nog geen sprake van den brief van 21 Augustus en men moet dien geheel van deze kwestie losmaken. Dat Ged. Staten deze verbete ring wèl aan dien brief koppelen is hun zaak. Zij willen blijkbaar eerst weten hoe het met de begrooting 1937 komt en hoe de ontwerp-begrooting 1938 er uit ziet. Spr. betreurt zulks echter, omdat de geheele Raad meent, dat de verbetering zeer urgent is. B. en W. willen thans eenige inlichtingen geven om trent den brief van 21 Augustus, die nog niet ter kennis van den Raad is gebracht, omdat hij eerst na ampele voorbereiding door B. en W. kan worden overgelegd. Daar is veel werk aan verbonden. Einde Februari 1937 werd de begrooting aan Ged, Staten ter goedkeuring gezonden. De machtiging tot het doen van uitgaven kwam in Juni, nadat de begroo ting dus 5 maanden liep, en als die machtiging ook nog beperkingen inhoudt, kunnen ernstige moeilijkheden ont staan. Het vastgestelde bedrag van vele posten werd aanmerkelijk gelimiteerd en omdat verschillende ver minderingen dit jaar niet meer konden worden door gevoerd, waren B. en W. genoodzaakt daartegen stel ling te nemen, wat bij brief van 24 Juni geschiedde, zich intusschen alle moeite gevende binnen de gestelde limieten te blijven. De begrooting 1937 kon niet sluitende worden ge maakt zonder extra-bijdragen ad 377.850.welke reeds 17 October 1936 zijn aangevraagd. Eerst 21 Au gustus j.l. deelden Ged. Staten de aanmerkingen en wenschen van de Commissie van Overleg in zake de gemeentebegrootingen, er toe strekkende, dat de ge vraagde bijdrage belangrijk zou worden verminderd, mede. Daartoe moet, wat eenigszins mogelijk is, naar den Kap.dienst worden overgebracht; afschrijvingen, welke te hoog zouden zijn, moeten worden verminderd de Commissie kan voorshands niet toelaten de dekking van !/5 van oude tekorten op de begrooting 1937de post Onvoorzien moet belangrijk lager worden enkele meevallers zullen in mindering van de gevraagde bij drage komen, terwijl tegenvallers, ook in 1937 ontstaan, ten laste van de gemeente zullen blijven. Voorts zijn perspectiefbezuinigingen aangegeven en moeten vele posten, dikwijls drastisch, worden verlaagd. De Commissie meent verder, dat de aangegeven maat regelen t.o.v. de gewone uitgaven 1 Juli kunnen ingaan zoodat zij een half jaar nuttig effect zullen hebben de betreffende missive is echter pas einde Augustus in gekomen De Commissie berekent, dat de aanvrage van 377.850.kan worden gebracht op 180.850.dus 197.000.minder. Daarin is dan begrepen wegens verschuiving naar den Kap.dienst 80.095. uitputting van Onvoorzien43.810.^- voor vermindering der gewone uitgaven 72.644.—. terwijl de inkomsten met 750.worden verhoogd Het spreekt van zelf, dat deze nota, zoo laat in het begrootingsjaar ontvangen, moeilijkheden gaf. De mo gelijkheden, in de nota vermeld, moesten worden onder zocht en het resultaat was een zeer uitvoerige brief aan de Commissie, waarin B. en W. concludeeren, dat de extra-bijdragen desnoods tot 275.717.— kunnen wor den verlaagd, dus 102.000.— minder dan oorspron kelijk is gevraagd. B. en W. houden echter vast aan dekking van het oude tekort op de begrooting 1937 ad ƒ49.000. Deze nota is besproken in een conferentie met de Commissie door een deputatie uit het college. Een be spreking voorkomt veel misverstand en neemt vooroor deel weg. Het is echter jammer, dat deze besprekingen telkens met andere personen worden gevoerd, zoodat men daarin geen goed verband krijgt met het bespro kene omtrent de begrooting 1936. Natuurlijk trachten B. en W., in verband met de in Juni gestelde limieten en met de missive van de Com missie, binnen de gefixeerde cijfers te blijven, al kan zulks onmogelijk worden door omstandigheden, welke B. en W. niet in de hand hebben. Het vorige jaar is ook getracht de begrooting vroeger te behandelen, wat niet is gelukt, en met de begrooting 1938 dreigt het denzelfden kant uit te gaan. Deze was einde Augustus j.l. reeds in concept klaar en zou in October worden aangeboden, om in November in den Raad te worden behandeld. Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 13 October 1937. 131 Door de aanmerkingen der Commissie moeten bijna alle cijfers worden veranderd. B. en W. willen graag het gebeurde met de begrooting 1937 nu voorkomen en daarom zal de concept-begrooting 1938 door de Com missie worden bekeken, vóór zij den Raad wordt aan geboden. Dan weet men tenminste welke eischen worden gesteld of daaraan moet worden voldaan is een tweede kwestie. Wanneer het concept van de Commissie terug komt, weet men niet, maar in ieder geval kan de Raad zich dan volledig oriënteeren, ook omtrent vorenge noemde missive, welke thans nog niet voor behandeling in den Raad geschikt is. De heer Buiël zegt, dat de ontwerp-begrooting het vorige jaar ook eerst naar de Commissie van Overleg is gestuurd en na geruimen tijd onbehandeld is terug ontvangen met de opmerking, dat de Raad haar eerst moest vaststellen. Het is dus nu weer anders en thans krijgt de Raad de door die Commissie vastgestelde begrooting voor gezet, waarin hij niets mag veranderen. Dan ontbreekt spr. echter de lust haar ernstig te bestudeeren. Spr. begrijpt niet, dat B. en W. deze methode, welke hi) funest acht, steunen immers kan verwacht worden, dat de Raad het noodige initiatief aan den dag legt en ver schillende dingen beter kan beoordeelen, dan de Com missie. Bij de begrooting toch komen ook politieke- en beginselkwesties naar voren, b.v. kindertoeslag, loon politiek enz., waarover de Raad misschien anders denkt. B. en W. moeten de begrooting, alvorens naar de Commissie te zenden, door den Raad laten aannemen, wat er ook van komt, maar dan tijdig, en niet in Fe bruari 1938. Spr. weet, dat de heer Hellema z'n best daarvoor doet, maar de Raad moet voortaan de begroo ting in September behandelen, te meer, nu een tijd van economische verbetering tegemoet wordt gegaan, waar van tijdig geprofiteerd moet kunnen worden. De Voorzitter zegt, dat een deputatie uit het college een bespreking met de genoemde Commissie heeft ge had. Daarbij is op den voorgrond gesteld, dat, zooals dit jaar de gang van zaken is geweest, het voor B. en W. en de Directeuren der bedrijven geen werken is, afgezien nog van de gewijzigde bedragen. Eerst kwam vrij laat de machtiging van Ged. Staten tot het doen van uitgaven tot 9/12 gedeelte, ook van reeds gelimiteerde bedragen. Op 21 Augustus werd medegedeeld, dat de begrooting 1937, welke reeds in Februari was aangeboden (na vooraf 6 weken tever geefs in den Haag te zijn geweest) niet werd goed gekeurd. Hoe de cijfers ook zullen zijn, er moet rust komen, en daarom hebben B. en W. de Commissie gevraagd hoe het beste te handelen met de begrooting 1938, om in het begin van het jaar te weten waar men aan toe is. Al wordt, wanneer de begrooting tevoren reeds door de Commissie is goedgekeurd, eenigszins over den Raad heengeloopen, feitelijk is het hetzelfde of de Commissie eerst een bedrag vaststelt of dat zij later een post tot dat bedrag limiteert. In theorie mag de heer Buiël gelijk hebben, maar wat is het beste, daaraan vasthouden of den practischen weg te bewandelen Voor gesaneerde gemeenten toch is eisch, dat de begrooting vooraf naar de Commissie gaat en spr. kan geen verschil tusschen een gesaneerde en een half ge saneerde gemeente als Leeuwarden zien. B. en W. willen nu de begrootingen 1937 en 1938 aan elkaar koppelen, om die van 1938 zoo spoedig mo gelijk goedgekeurd te krijgen. Zij hebben van de Com missie, die dit ook zeer goed begrijpt en billijkt, den indruk van haar volle medewerking gekregen. Zat de goedkeuring van de begrooting vroeger wel eens op een bepaalden post vast en kon men t.a.v. andere posten zijn gang gaan, in den brief van 21 Augustus worden allerlei posten gewijzigd, en daarom hebben B. en W. alles gedaan om de begrooting 1938 in het begin van het jaar klaar te kunnen krijgen. De heer BuiëlHet zijn twee verschillende dingen de goedkeuring van de begrooting en het toestaan van een bijdrage uit het Werkloosheidssubsidiefonds. Dit moet men niet dooreen halen. De Voorzitter: Theoretisch hebt U gelijk, dat die twee dingen niet bijelkaar hooren, maar als men ze aan elkaar koppelt, wat kunnen B. en W. en de Raad daartegen doen De mededeeling sub a 2 wordt voor kennisgeving aangenomen. b. schrijven van den Voorzitter van het Centraal Stembureau ten geleide van een afschrift van het besluit van dat bureau, waarbij de heer I. A. Rom Colthoff is benoemd verklaard tot lid van den Raad, vac. J. Ooster- hoff, en bericht, dat eerstgenoemde de benoeming aan neemt c. proces-verbaal van de opneming van kas en boeken van den gemeente-ontvanger. Voor kennisgeving aangenomen. d. verzoek van K. Boersma e.a. om een billijke ver deeling van het bestratingswerk onder de straatmakers en handlangers. Wordt voorgesteld ter afdoening in handen van B. en W. te stellen. De heer Posthuma vraagt, of B. en W. ook iets kunnen mededeelen over de verdeeling van dit werk. De heer De Boer (weth.) zegt, dat het bestratings- werk wordt aanbesteed en de aannemer vrij is in de keuze van de arbeiders. Alleen moet worden voldaan aan de collectieve arbeidsovereenkomst en het moeten Leeuwarder arbeiders zijn. Eenige jaren geleden is het z.g. rouleersysteem ingevoerd, maar dat voldeed aan nemer noch arbeider. Er zijn te veel straatmakers en zij kunnen moeilijk buiten de gemeente werk vinden, zooals vroeger, toen er buiten Leeuwarden weinig straatmakers waren. Verkorting van den arbeidstijd is de eenige mogelijkheid om meer arbeiders tewerk te kunnen stellen. De straatmakers zullen z.i. het beste doen daarvoor te ijveren. Wordt ter afdoening in handen van B. en W. gesteld. e. verzoek van het Bestuur van den Prov. Frieschen Bond van Marktkooplieden en venters om aan de leden van dien bond, die zijn voorzien van een legitimatie- kaart met photo, ventvergunning te verleenen. Wordt voorgesteld voor kennisgeving aan te nemen. De heer Van der Geest acht het niet juist dit adres voor kennisgeving aan te nemen, omdat daarbij orde ning in het ventersbedrijf wordt gevraagd. Misschien kan ten deele aan dit verzoek worden voldaan, wat den venters in Leeuwarden ten goede zal komen. Nu bij het al noodlijdende ventersbedrijf ook nog een ventersbeweging, meer annex met de bedelarij, is gekomen, is er alle reden te trachten de niet bona fide venters te weren. De heer Turksma zegt, dat men, vragende geen vent vergunning te verleenen aan hen die geen lid zijn van den adresseerenden bond, daaraan de gedachte ver bindt, dat niet-leden niet bona fide zijn. Het is moeilijk aan het adres te voldoen, omdat de bond het criterium verkeerd stelt. Toch verdient dit adres nadere beschou wing. In het ventersbedrijf heerschen n.l. toestanden, welke den bona fide handelaar het bestaan moeilijk maken, waarvan de schuld niet geheel aan de Over-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1937 | | pagina 2