Vergadeting van Maandag 30 Jaiari 1939.
,1-88 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 18 Januari 1939.
daarvan is haar niet gebleken, maar wel is achteraf,
na nader onderzoek, eenige onvolledigheid gebleken en
dat is reden geweest voor die leden, die hun stem
anders hadden uitgebracht, daarop terug te komen.
Achteraf is het altijd gemakkelijk te zeggen, dat men
het beter en anders had kunnen doen.
Spr. gelooft, dat zijn fractie geen verwijt kan treffen,
daar deze had toegezegd de zaak te herzien en, voor
zoover het betrokkene betreft, is de zaak herzien. De
Voorzitter: Maar de betrokkene is intusschen gehan
gen). Die strop is thans ontknoopt.
Wat het onder-onsje betreft, deelt spr. mede, dat den
heer Feitsma indertijd is medegedeeld, dat een deel van
spr.'s fractie niet genegen was mej. Sligting te stemmen:
er is echter niet namens haar medegedeeld U kunt
op zooveel stemmen rekenen. Wat door deze en gene
daaromtrent is gezegd, ontsnapt natuurlijk aan spr.'s
waarneming.
Het doet niet aangenaam aan, dat het bestuur van
M.H., hoewel het er mee bekend was, dat spr. zich
bereid had verklaard, herziening dezer kwestie in zijn
fractie te verdedigen, waarbij op een meerderheid kon
worden gerekend, bedankt heeft en publiciteit aan de
zaak heeft gegeven. Nu het, ondanks de goede bedoe
ling van de S.D.-fractie, meent, deze zaak zoo te moeten
behandelen, behoeft er eigenlijk niet meer over gespro
ken te worden. Het bestuur meent, zich niet opnieuw
aan een échec te moeten blootstellen, aldus de wet
houder. Spr. c.s. hebben het in hun brief de hand toe
gestoken, doch als de heer Westra dien brief niet wil
doorzenden, is dat zijn zaak. Van den kant van spr.'s
fractie is gedaan, wat gedaan kon worden.
De heer V^estra (weth.) wil enkele opmerkingen
recht zetten, naar aanleiding van het bezoek van mevr.
Buisman en hem. Als men in dezen een oplossing wilde
hebben en mej. Sligting wilde rehabiliteeren, dan moest
dat geschieden door een herbenoeming, waar een vaca
ture voor noodig was en een der oplossingen was dan.
dat b.v. mevr. Van Raay bedankte. Mevr. Buisman heeft
zich op spr.'s verzoek tot haar gewend en mevr. Van
Raay heeft geantwoord, dat zij persoonlijk de bestuurs
functie niet geambieerd had en wel wilde bedanken,
maar tegenover hen, die haar gekozen hadden, achtte
zij daartoe geen vrijheid te hebben, tenzij dezen het
goedvonden.
Spr. heeft daarop den heer Feitsma de zaak voor
gelegd, zooals hij haar zag, en wat is er voor verkeerds
aan, dat spr. vroeg, of de R.-P.-fractie mevr. Van Raay
wilde toestaan om te bedanken Men kon het doen of
niet doen en deed de fractie het niet, dan lag voor spr.
de weg open tot de andere oplossing, welke er ook nog
was.
De heer Posthuma vroeg, of men wel wist, wat men
mevr. Van Raay daarmede heeft aangedaan. Spr. wil
over deze kwestie in openbare vergadering niet veel
meer zeggen, maar stelt de wedervraag hebben zij, die
deze dame hebben verkozen, wel overwogen, wat zij
haar daarmee hebben aangedaan Spr. heeft voor die
dame meer respect dan voor de heeren, die haar ge
kozen hebben. De stappen, door spr. t.o.v. deze zaak
gedaan, waren volkomen terecht en gepast.
Mevr. BuismanBlok Wijbrandi (weth.) zegt, dat
men hier vraagt, of wel goed is overwogen, welke be
handeling mevr. Van Raay door haar bezoek is aan
gedaan. De heer Posthuma voelt echter niet het pijnlijke
van de behandeling, mej. Sligting aangedaan, doch
iedereen heeft het gebrek aan waardeering voor mej.
Sligting duidelijk gevoeld. Wat het onderhoud met
mevr. Van Raay betreft, spr. heeft de zaak rustig met
haar besproken en daarbij is geen sprake van een
onaangename behandeling geweest en spr. gelooft niet,
dat mevr. Van Raay daardoor iets grievends heeft
ondervonden. Spr. is blij, dat de heer Praamsma wil
aannemen, dat zij mevr. Van Raay niet als wethouder
heeft bezocht.
De mededeeling sub g wordt voor kennisgeving aan
genomen.
Punten 3, 4, 5 en 6 (bijl. nos. 1, 3 en 2). Met algemeene
stemmen wordt besloten overeen
komstig de voorstellen van B. en W.
Hierna sluit de Voorzitter de vergadering.
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Maandag 30 Januari 1939.
9
Aanwezig 27 leden.
Afwezig de heeren Van der Schoot en IJtsma.
Voorzitterde heer Jhr. Mr. J. M. van Beijma,
Burgemeester.
Te behandelen punten
1. Mededeelingen en rapporten.
2. Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot
overneming van een stoep en een strookje grond aan
de Nieuweburen (bijlage no. 5).
3. Alsvoren tot goedkeuring van de begrooting van
inkomsten en uitgaven voor 1939:
a. van de Gemeentelijke Instelling voor Maatschap
pelijk Hulpbetoon
b. van het Stads Ziekenhuis
c. van het Nieuwe Stads Weeshuis.
4. de ontwerp-begrootingen van de baten en lasten
der gemeentebedrijven en de ontwerp-begrooting der
gemeente, alle dienst 1939, met diverse voorstellen van
Burgemeester en Wethouders (bijlagen nos. 172 en 177
van 1938 en 4 van 1939).
Punt 1. Wordt medegedeeld
a. verzoek van de afd. Leeuwarden—Huizum van
den Ned. R.K. Bond voor Groote Gezinnen om bepa
lingen in de Alg, Politieverordening op te nemen hou
dende verbod tot het afstaan, verkoopen of in voorraad
hebben van middelen tot voorkoming van zwangerschap.
In handen van B. en W. om praeadvies.
b. verzoek van J. Massolt om behandeling van zijn
gedane aanvraag om huur met recht van koop van
grond aan de Tijnje voor schiphuisbouw.
In handen van B. en W. om praeadvies; te behan
delen in verband met punt 21 van de M. v. A.
Punt 2 (bijl. no. 5). Met alg. stemmen wordt besloten
overeenkomstig het voorstel van B. en W.
Punt 3.
Sub a.
De heer De Bruin concludeert uit de toelichting bij
den postgeneeskundige hulp, dat B. en W. meenen,
dat de verstrekking van gebitten en versterkende mid
delen tot nu toe te royaal is geweest. Spr. kan dat niet
beoordeelen. Indien de geneesheeren, op wier adviezen
de verstrekking geschiedt, te vrijgevig zijn, dan kan spr.
met een verscherpte controle meegaan. Men vervalle
echter niet in een ander uiterste: immers het betreft hier
menschen, die op hulp der gemeente zijn aangewezen.
Spr. verzoekt B. en W. er aandacht aan te schenken,
dat zij, voor wie deze maatregel geldt, niet de dupe
worden van de verscherpte controle.
De heer Van der Geest vreest ook, dat strengere con
trole zal leiden tot het nog minder verstrekken van
kunstgebitten, enz. Spr. is reeds zulk een geval bekend:
door de scherpere controle zullen de doktersverklarin
gen wel heelemaal van geen waarde worden geacht,
om den post niet te overschrijden. Spr. hoopt echter, dat
ook voortaan gebitten zullen worden verstrekt, als dit
op medisch advies noodig is.
De heer Buiël betuigt den afgetreden bestuursleden
van M.H. dank voor het vele werk, dat zij hebben
gedaan. Het bestuur van M.H. toch verricht belang
rijk werk. Het gaat hier echter om een begrooting van
520.000.Op spr.'s vraag in het sectierapport om
inlichtingen omtrent de werkwijze van M.H., wordt
verwezen naar de verordening en de Armenwet, welke
hem natuurlijk bekend waren, doch hij wil weten, in
welken geest die bepalingen uitgevoerd worden. Van
verscheidene, door den Raad ingestelde, instellingen
wordt een behoorlijk verslag overgelegd, maar spr. mist
zoo n verslag over M.H. Het komt voor, dat men den
Raadsleden iets vraagt omtrent de zaken in M.H. en
dan moeten zij antwoorden wij weten het niet. Het
is dus een gepaste nieuwsgierigheid, dat spr. over de
werkwijze van M.H. inlichtingen vraagt.
Men vergete niet, dat M.H. een geheel ander karakter
draagt dan de vroegere Stadsarmenkamer. Wel noemt
de verordening de instelling zelfstandig, maar uit de
artikelen blijkt, dat het geen zelfstandigheid in den zin
der Armenwet is en dat zij practisch onder den Raad
ressorteert. Nu is bovendien het bedrag, dat de Raad
voor M.H. voteert, zeer hoog en daarom kan men niet
volstaan met te verwijzen naar de verordening.
Wat de begrooting voor het Stadsziekenhuis betreft,
is niet de post „salaris directeur'' vergeten in te vullen
Welk systeem wordt gevolgd t.a.v. verpleging in in
richtingen is met enkele inrichtingen een contract
gesloten hoe gaat het met de kosten van specialistische
hulp en met de verstrekking van medicamenten enz. en
hoe wordt daarover beslist Spr. werd hieromtrent
gaarne nader ingelicht, b.v. door overlegging van een
behoorlijk verslag, waaruit blijkt hoe men bij een en
ander te werk gaat.
De heer Balk sluit zich bij den heer De Bruin aan.
Tegenwoordig wordt, ook al door het toezicht van de
schoolarts, meer aandacht aan het gebit besteed en het
verbaast spr. daarom, dat bij M.H. op verscherpte con
trole wordt aangedrongen. Speciaal voor de gebitten
der kinderen beveelt spr. groote soepelheid aan, daar
dit een vitaal belang is, want dikwijls kan in de jeugd
veel last op den ouden dag worden voorkomen.
Voorts zou spr. hun, die voor de verpleging in een
ziekenhuis gedeeltelijk een uitkeering uit een zieken
fonds krijgen en voor de rest steun aan M.H. vragen,
als tegenprestatie, dat zij zichzelf hebben trachten te
verzorgen, vrije keuze van ziekenhuis willen geven.
De heer Posthuma heeft vroeger al gezegd, dat de
Raad weinig over M.H. te zeggen heeft en er bitter
weinig van weet, alleen, dat ruim 500.000.beschik
baar moet worden gesteld. Over dit bedrag zal spr. niet
spreken, en als later meer noodig zal zijn, zal hij gaarne
daarin toestemmen, maar wel wil spr. er op wijzen, dat
zoo n hoog bedrag moet worden besteed om den hulp
behoevenden eenig brood, kleeding en huisvesting te
geven. Het verheugt hem, dat verschillenden in den
Raad een verscherpte controle, welke, wil zij resultaat
hebben, zal neerkomen op inkrimping van wat den
hulpbehoevenden wordt verstrekt, niet wenschen. Ook
uit de rede van H. M. de Koningin heeft men kunnen
hooren, welke toestanden er in ons land zijn en hoeveel
behoefte er is aan wat een mensch voor levensonderhoud
noodig heeft, ook in Leeuwarden en daarom werke men
niet mee aan inkrimping van de verstrekking van het
allernoodzakelijkste. Reeds is de controle op de ver
strekking van geneesmiddelen scherp en spr. is zelfs
een enkel geval ter oore gekomen, waar reeds is in
gekrompen.
De nieuwe Geneeskundige Dienst zal niet zoo moeten
werken, dat de patiënten een slechtere behandeling
krijgen dan nu en spr. hoopt, dat deze woorden tot den
Directeur van dien dienst zullen doordringen.
De heer Wiersma sluit zich bij den heer De Bruin
aan, vooral voor wat betreft verstrekking van verster
kende middelen.
De heer Van Kollem herinnert er aan, dat een ge
meentelijke schooltandartsendienst altijd een van zijn