72 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 5 April 1939.
verzekerd, dat 5000.ruim voldoende was voor een
dubbele geweer- en pistoolbaan zelfs werd een lager
bedrag genoemd. Na goedkeuring van het Raadsbesluit
is den Dir. van G.W. onmiddellijk opgedragen het plan
uit te werken. Deze heeft zich tot den Dir. van de
Normaalschietschool thans Infanterieschietschool
die het plan later toch moet goedkeuren, gewend. Toen
daarna de teekeningen kwamen, vroeg spr. zich direct
af, of dat ontwerp wel binnen het gevraagde crediet kon
worden gemaakt. Aan een pistoolbaan worden tegen
woordig hooge eischen gesteld en ondanks de pogingen
om die verminderd te krijgen, week men er niet van af.
Voor 5000.nu, kan men niet maken wat men wil
een dubbele bedrijfsvaardige geweerbaan en een dub
bele bedrijfsvaardige pistoolbaan. Vooral als Rijks-
veldwacht, Gem. veldwacht en Marechaussee hier
komen schieten, is een dubbele baan noodig, omdat
bij een voor de helft bedrijfsvaardige baan maar één
tegelijk kan schieten.
Daar het terrein moeilijk te bereiken is, zullen de aan
nemers iets hooger hebben ingeschreven, maar zooals
de baan thans zal worden gemaakt, zal zij de eerste
jaren geen onderhoud vragen.
Eerst als de baan klaar is, zal blijken hoeveel huur zij
zal opbrengen. Spr. heeft echter onderhandeld met een
soort commissie van advies, bestaande uit vertegen
woordigers van Rijksveldwacht, B.V.L., Burgerwacht,
Gem. veldwacht, Gem. politie en diverse schietvereeni-
gingen, die allen toezegden de baan te zullen ge
bruiken. Alleen was de Marechaussee niet vertegen
woordigd. Deze wilde eerst geen gebruik van de baan
maken, maar nadat er met den Procureur-Generaal
over is gesproken, is er groote kans, dat ook de Mare
chaussee hier zal schieten. De exploitatierekening is zoo
opgezet, dat het uit kan, maar men make de huren ook
weer niet te hoog, en als dan de Marechaussee er nog
bij komt, zijn de kosten ruimschoots gedekt.
De teekeningen, welke niet op de Secretarie zijn,
daar de Dir. van G.W. ze rechtstreeks uit Den Haag
heeft gekregen, wil spr. den heer Rom Colthoff desge-
wenscht gaarne ter inzage geven.
Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig
het voorstel van B. en W.
Punten 8, 9 en 10 (bijl. nos. 43 en 44). Met alg. stem
men wordt besloten overeenkomstig
de voorstellen van B. en W.
Punt 11 (bijl. no. 41
De heer Van der Meulen vraagt besloten zitting.
Na heropening der openbare vergadering wordt met
alg. stemmen besloten overeenkomstiq het voorstel van
B. en W.
Punt 12 (bijl. no. 36).
De heer Algera zet uiteen, waarom zijn fractie in de
vorige vergadering uitstel heeft verzocht. Zij heeft zich,
toen de opcenten moesten worden verhoogd, afge
vraagd gaat dit niet wat te ver Zij wist, dat in het
algemeen genoegen moest worden genomen met ge
middeld 200 opcenten, doch meende, dat dit voor Leeu
warden niet gevraagd zou worden, o.a. om de hooge
straatbelasting en de onjuist geachte classificatie, met
welke opvatting de practijk overeenstemde de laatste
begrootingen wezen zulks uit en pas einde 1938 werd
voor het eerst vernomen, dat er kans op verandering
was. Ook in Den Haag heeft men dus gemeend, dat Leeu
warden onjuist geclassificeerd was. In Den Haag rees
echter twijfel, wat tot een onderzoek voerde, met het
resultaat, dat men meende, dat Leeuwarden in de 5e
klasse behoorde en daaruit vloeide automatisch voort,
dat gemiddeld 200 opcenten moesten worden geheven.
De Minister toch schrijft op 1 Febr. „Nu de gemeente
in de 5e klasse behoort, zijn er geen termen om genoegen
te nemen met een lagere opcentenheffing dan die, welke
gevorderd wordt in alle, in gelijksoortige omstandig
heden verkeerende gemeenten." Echter moet bij de be
oordeeling van het hoogere percentage ook het totale
belastingbeeld van Leeuwarden een rol spelen. Dit
meenden ook B. en W. en spr. c.s. hebben met genoegen
de argumenten van B. en W. gelezen, n.l„ dat in 1928/29
plaatsing in de 4e klasse had kunnen plaats vinden, in
1936 de gemeente in de 3e klasse gem.fondsbelast, is ge
plaatst, ondanks verzet van den Minister, en Leeu
warden een hooge straatbelasting heeft.- Daar spr. c.s.
deze motieven als juist erkenden, rees de vraag, of met
de verhoogde heffing accoord moest worden gegaan.
Een eventueele contra-actie moest echter steunen op be
paalde gegevens en de drie factoren van B. en W.
konden op zichzelf niet tot de conclusie voeren, dat
Leeuwarden onbillijk wordt behandeld. Immers, ook bij
andere gemeenten konden zich dergelijke gevallen voor
doen. Andere gegevens waren dus noodig, vandaar het
voorstel tot uitstel.
Spr. dankt B. en W., voor het nauwkeurige en uitge
breide onderzoek en de waardevolle gegevens. Het over
zicht van de extra-bijdragen der verschillende gemeenten
gemiddeld per hoofd der bevolking is zeer interessant,
maar kan voor spr.'s doel niet dienen. Zoolang steun
wordt verzocht, is het alleen de kwestie, dat steun wordt
gevraagd.
Uit het andere overzicht blijkt de totale opbrengst
der belastingen, het gemiddeld bedrag per inwoner, het
gemiddeld zuiver inkomen per inwoner en het percen
tage, dat daarvan aan belasting moet worden betaald.
Wat de totale opbrengst der belastingen betreft, staat
Leeuwarden bovenaan, evenals t.a.v. het gemiddeld be
drag per inwoner. Leeuwarden betaalt 26.74 en de
eerstvolgende gemeente 23.50. Maar Leeuwarden heeft
ook het hoogste gemiddelde inkomen, nl. 417.— tegen
380.in de daarop volgende gemeente. Hier is dus
een relatief groote draagkracht, al is volgens de Leeuw.
Crt. het totale belastbare inkomen over 1936 een half
millioen lager dan over 1935.
B. en W. hebben nu zeer terecht den belastingdruk
in verband gebracht met de draagkracht. Zonder de
nieuwe heffing betaalt Leeuwarden 6.3 van het ge
middelde inkomen per inwoner, evenals 's Hertogen
bosch. Een enkele gemeente heft 6.2 en 6 maar
de overige minder. Leeuwarden staat dus thans met
's-Hertogenbosch aan de spits van de onderzochte ge
meenten.
Is deze maatstaf juist? Neen, een absoluut juiste maat
staf is er nietindien die er was, zou de Regeering dien
allang gebruikt hebben om objectieve normen vast te
stellen voor de extra-bijdragen. Maar wel kan deze
maatstaf in de gegeven omstandigheden de juistheid be
naderen en is daarom van groote waarde voor een
conclusie. De verhoogde opcentenheffing beteekent nu.
dat Leeuwarden met 6.4 alleen de eerste plaats zal
innemen. Is daarvoor voldoende reden Spr.'s fractie
meent, dat, als de vele voorzieningen, welke het Rijk
moet treffen, nopen tot zwaardere belastingen, men ver
plicht is mede te werken. Men mag de Regeering niet de
middelen onthouden, noodig voor de vervulling van
haar taak. Die vraag is echter niet aan de orde. Het
gaat thans over de onderlinge verhouding, niet over een
verhooging over de geheele linie. Die onderlinge ver
houding nu levert, naar spr. meent, geen reden om in
ongunstigen zin te worden veranderd. Leeuwarden is,
vergeleken bij gelijksoortige gemeenten, voldoende be
last en daarom trachte de Raad thans nog het voornemen
der Regeering te wijzigen.
Spr. stelt daarom voor
„Ondergeteekende stelt voor, dat de Raad een ver
zoek richt aan den Min. van Binn. Zaken om niet te
persisteeren bij zijne uitnoodiging om over te gaan tot
een hoogere opcentenheffing op de hoofdsom der pers.
belasting, althans om geen bezwaar te hebben, dat de
beslissing van den Raad over die uitnoodiging wordt
uitgesteld in verband met de bij de Tweede Kamer
ingediende ontwerpen van wet tot wijziging van de
wet tot steun aan noodlijdende gemeenten en tot rege
ling van het forensenvraagstuk.".
Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 5 April 1939. 73
Als motieven zou spr. willen aanvoeren de drie ook
door B. en W. genoemde punten de vroegere moge
lijkheid om in de 4e kl. pers.bel. te komen de plaatsing
in de 3e kl., aanvankelijk tegen de meening van den
Minister, maar vooral de hooge straatbelasting, en dan
met de bevestiging, die het onderzoek heeft opgeleverd,
en die de basis moet vormen, waaraan de drie punten
hun waarde ontkenen in verband met het belasting
percentage. Dan zou men er ook op kunnen wijzen, dat
Leeuwarden eigenlijk zit in klasse 4.8 en dus klasse 5
een kleine degradatie beteekent, wat invloed kan hebben
op het gemiddelde aantal opcenten.
Spr. weet niet of dit verzoek succes zal hebben, maar
wel, dat de mogelijkheid daarvan op grond van de
nieuwe gegevens aanwezig is en dat deze zeker wet
tigen, dat de Raad met den Minister in overleg treedt.
De heer Van Kollem heeft den heer Algera met zeer
veel belangstelling gevolgd. Hij zou „Eindelijk ont
waakt" boven diens rede willen zetten. De wijze,
waarop hoogere instanties trachten in te grijpen in de
gemeentehuishouding, waarbij groote belangen voor de
bevolking op het spel staan, is reeds dikwijls hier be
sproken en uit den treure hebben B. en W. en Raad
de bezwaren daarvan naar voren gebracht.
Thans tracht de heer Algera de zaak uit een ander
gezichtspunt te bekijken dan vroeger, doch de feitelijke
toestand verandert daardoor niet en hij had dit betoog
evengoed drie weken geleden kunnen houden. Al zijn
er aanvullende gegevens verstrekt, ieder Raadslid kon
den toestand kennen en wist ook de historie, die is
vooraf gegaan. Ieder weet toch, dat Leeuwarden in de
3e kl. gem.fondsbel. is gekomen, tegen de oorspronke
lijke bedoeling van den Minister in, maar dat B. en W.
dit uitdrukkelijk hebben gedaan om Leeuwarden zoo
lang mogelijk uit den greep van Den Haag te houden,
wat hen siert.
Tegen het betoog van den heer Algera is overigens
weinig in te brengen. Spr.'s bezwaar is alleen, dat dit
geluid komt na de haast bovenmenschelijke pogingen
van B. en W. om onder den druk van boven vandaan
te komen. Spr. neemt aan, dat thans de R.P. fractie
langzamerhand begint in te zien, dat de kneep van
Den Haag wat sterk wordt, maar men zou, al wil spr.
daarin geen opzet zien, verband kunnen zoeken tusschen
de a.s. verkiezingen en deze stem, welke spr. gaarne
veel eerder had gehoord.
Thans zal waarschijnlijk de groote meerderheid van
den Raad het voorstel-Algera steunen, hoewel de vraag
rijst, of daardoor de extra-bijdrage weer niet veel later
zal worden toegekend. (De Voorzitter: Over 1937 is
nog niets ontvangen Spr. meent ook, dat drie weken
uitstel geen gewicht in de schaal legt en hoopt, dat het
feit, dat nu van den anderen kant dit geluid is gehoord,
invloed op de hoogere autoriteiten mag hebben, in het
belang der Leeuwarder burgerij.
De heer Posthuma heeft zich drie weken geleden
tegen het voorstel-Algera verzet, doch, nu het onder
zoek is ingesteld, spijt het spr. niet, dat het is gebeurd.
Het heeft uitgewezen, wat al bekend was, n.l. dat
Leeuwarden van de genoemde gemeenten de hoogste
belasting betaalt en een van de laagste bijdragen heeft.
Het is goed, zulks hier uitdrukkelijk uit te spreken. Dit
onderzoek is nu ingesteld door B. en W„ maar niemand
mag aanvaarden, dat de Minister niet wist, dat Leeu
warden betrekkelijk gunstig stond in zijn aanvrage en
ongunstig in zijn belastingheffing. Daarom treft het
onaangename van de handeling, die de gemeente zal
moeten verrichten, des te meer. Spr. stelt het op prijs
te zeggen, dat hij den aandrang van het departement
tot opcentenverhooging niet anders kan noemen dan
een van de vele plagerijen van Binn. Zaken. De cijfers,
door den heer Algera genoemd, bewijzen weer zooveel
te meer, dat er geen enkel motief is, waarom dit aan
Leeuwarden wordt opgelegd. Spr. staat nog op het
zelfde standpunt als den vorigen keer, toen hij zich
tegen uitstel verklaarde. Hij kan niet met dit nieuwe
voorstel meegaan en vindt het meer dan tijd, dat de
Raad maar eens weigert.
Vier jaar geleden heeft spr. t.a.v. de straatbelasting
gezegd „Ga niet hooger dan andere gesaneerde ge
meenten en niet hooger dan 4 Den Haag zal geen
moderatie toepassen en ons niet van verdere lasten
ontslaan. Nu heft Leeuwarden 6x/2 en er is geen
ontkomen aan. En hoe reageert Binn. Zaken er op
Men trekt er zich daar niets van aan en aanvaardt
dankbaar de extra-heffing, om Leeuwarden nog zwaar
der te drukken. Spr. ziet in deze aangelegenheid een
onrechtvaardige behandeling door Den Haag, al of niet
met medewerking van de Tweebaksmarkt. Spr. vindt,
dat het nu moet komen tot uitvechten. Het gaat er thans
om, recht te verkrijgen.
De heer Turksma is ook dankbaar voor de nieuwe
gegevens.
Spr. heeft den indruk, dat Leeuwarden door Den
Haag zeer onredelijk wordt behandeld, doch wil het
geen plagerij noemen het ligt er meer aan, dat men
niet voldoende doordrongen is van den Leeuwarder
toestand. Steeds heeft Leeuwarden zijn goeden wil ge
toond: de belastingen zijn opgevoerd, zoo, dat hier een
zwaardere belastingdruk is, dan in de door B. en W.
genoemde gemeenten. Spr. c.s. verheugen zich dan ook
over het veranderde standpunt van Rechts. (De heer
Praamsma: De zaak ligt nu ook anders.) Als Rechts
zich eerder in deze zaak had verdiept, was men daar
misschien eerder tot het inzicht gekomen, dat Leeu
warden wordt behandeld op een wijze, welke alle perken
te buiten gaat. Spr.'s fractie kan wel meegaan met den
heer Algera, maar komt het voorstel van B. en W. daar
door niet in 't gedrang Spr. wil echter nog een poging
wagen, en misschien zal, nu steun van Rechts is ont
vangen, deze stem uit den Raad beter worden gehoord.
Spr. meent hierbij de straatbelasting te mogen aan
halen. Hier is wel eens gezegd, dat in andere gemeenten
die belasting nog hooger was dan hier, doch uit de
overgelegde lijsten blijkt, dat, al is het percentage elders
wel eens hooger, de druk per inwoner nog niet hooger
is. Leeuwarden bijv. heft 6]/^ of gemiddeld per in
woner 4.14, Alkmaar 7 of 4.24 en 's-Hertogen
bosch 29x/2 of 2.19.
Ook hier is beweerd, dat het moeilijk zou zijn pro
gressie in de straatbelasting te brengen, maar vele ge
meenten hebben die en B. en W. stellen wél een pro
gressieve opcentenregeling voor.
Spr. kan niet aan den indruk ontkomen, dat Leeu
warden zeer zwaar belast is en hij sluit zich bij den
heer Algera aan. Den Haag moét duidelijk worden
gemaakt, dat het zoo niet langer kan doorgaan.
De heer Buiël meent, dat het onjuist is, dat door ver
werping van het voorstel van B. en W. de geheele
extra-bijdrage in gevaar komt, maar dat deze met
zooveel als de pers. bel. meer moet opbrengen, zal wor
den gekort. Is dat zoo, dan is er geen enkele reden
om het voorstel van B. en W. niet te verwerpen, want
practisch vallen de financiën elk jaar wel zooveel mee,
dat dit bedrag voldoende gedekt is. Wat wil de heer
Algera eigenlijk? Hoe moet zijn voorstel worden uit
gevoerd Dat de Raad een request tot den Minister
richt is geen gebruik. Juister ware het, het voorstel van
B. en W„ gemotiveerd met de door den heer Algera
genoemde argumenten, te verwerpen. Dan zal men het
meeste succes hebben. Wordt de verhoogde pers. be
lasting aangenomen, dan zou de straatbelasting met
een gelijk bedrag moeten worden verlaagd, waardoor
een billijker verhouding tusschen de belastingen zou
ontstaan. De straatbelasting toch wordt ook door de
minder gesitueerden opgebracht en verlaging daarvan
zou meer verlichting geven dan verlaging der pers.
belasting.
Het wordt tijd, dat Leeuwarden zegt, dat het nu
genoeg is, waarvoor voldoende motieven aan te voeren