80 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 17 Mei 1939. en vandaar per praam of motorboot naar het werk. Ook kon men hen per fiets naar Warga of Wartena laten komen en vandaar per boot naar het werk; dan was men nog binnen den afstand, welke per fiets mag worden afgelegd. Het bezwaar daarvan was, dat be trokkenen vroeg van huis moesten, vooral in den win ter, herhaaldelijk nat op het werk zouden komen en na het werk nog naar huis moesten fietsen. Het was natuurlijk ook mogelijk, zooals bij veraf gelegen werken meer geschiedt, de arbeiders in keeten te laten wonen, en ze eens per week of om de 14 dagen naar huis te laten gaan, maar ook dat heeft bezwaren. Het meest ideale vervoer was, meende men in over leg met de Inspectie van de Werkverschaffing, het vervoer per boot van Leeuwarden naar het werk. Dan behoefde men niet over te stappen, en de arbeiders kwamen gemakkelijk en goed verzorgd op het werk. Bovendien kon de boot op het werk gebruikt worden voor schaftlokaal. Wel was een bezwaar, dat de men- schen lang van huis waren, doch nu konden ze onder weg behoorlijk uitrusten, terwijl terugfietsen zwaar werk zou zijn. Men meende hierover heen te moeten stappen. Toen het vervoer zoo een paar weken plaats vond, is deze aangelegenheid besproken met vertegen woordigers van de gemeentebesturen van Leeuwarden en Leeuwarderadeel, den dienst van Soc. Zaken, de Inspectie van de Werkverschaffing en de organisaties, met de conclusie, dat, daar dit vervoer betrekkelijk goedkoop was, men er zich bij neer moest leggen, dat de arbeiders per dag 1 \/2 uur langer onderweg waren en dit geen reden mocht zijn, om een duurdere oplos sing te zoeken. Ook het plaatsen van barakken is toen besproken. Feit is, dat op een oogenblik een boot gebruikt is, die voor het aantal personen, van 50 tot 240 aange groeid, niet berekend was. Dat was onjuist en noch B. en W., noch den Directeur van den dienst bekend. Zoodra het bekend was, is een andere boot genomen. Overigens was er steeds voor gezorgd, dat de booten ten volle voor het vervoer waren berekend, goed in orde waren en goedgekeurd. De gemeente Leeuwarden betaalt het vervoer en ontvangt daarvoor van het Rijk pl.m. 60 terug. Wat het verzoek betreft, om de dagen, die de ar beiders verzuimd hebben, alsnog uit te betalen, Leeu warden kan dat loon zoo maar niet betalen, noch crisis- steun geven, omdat de Minister dat niet goedkeurt. De Inspecteur van de Werkverschaffing moet last geven aan den uitvoerder van het werk om die dagen uit te betalen, en naar spr. meent, is daartoe reeds last ge geven. De uitvoerder declareert het dan weer aan Leeuwarden. Besprekingen, hoe het vervoer voortaan zal plaats vinden, zijn gaande tusschen B. en W. en het Depar tement, er zeker toe leidende, gelijk uit een Min. mede- deeling is gebleken, dat zeer binnenkort het vervoer zal geschieden per spoor naar Grouw, wat belangrijk goedkooper is dan per bus, en verder per boot naar het werk, waardoor de arbeiders IJ/2 uur per dag uitsparen. Om echter nu nog, in den gunstigen tijd, gedurende 7 of 8 weken, het vervoer per bus te doen geschieden, waarmede een extra-bedrag van 7000.— gemoeid was, terwijl den geheelen ongunstigen wintertijd het vervoer per boot was goedgevonden, had geen zin. De heer Meek is intusschen ter vergadering gekomen. De heer IJtsma wil hier wat van zeggen, omdat de wethouder iets heeft medegedeeld van de onderhan delingen met de vertegenwoordigers van de vakbewe ging, waartoe spr. toen behoorde. De heer Westra heeft zeer terecht gezegd wij hebben ons ten slotte bij deze vervoergelegenheid neergelegd. Dit geschiedde allereerst, omdat Leeuwarden, waar geen enkel werk- object meer was, nu een aantal personen te werk kon stellen. Om een regeling van vervoer, waaromtrent men zich verbetering voorbehield, wilde men de zaak niet laten stranden. Men had ook kunnen zeggenwij nemen het niet, zoodoende de menschen maar gewoon in den steun latende. Spr. noemt de inlichtingen van den wethouder niet volledig en te eenzijdig. De andere reden van het ver voer per boot was, dat het gedeelte van het werk, waar de Leeuwarders waren geplaatst, slechts uitsluitend per boot bereikbaar was. Spr. zegt dit uitdrukkelijk om hier niet den schijn te wekken, dat het slechts een kwestie van centen was. De eigenaardige moeilijkheid was ook vooral, dat het hier betrof een geval, waarin de Minister gehoor had gegeven aan den wensch van een groot deel der bur gerij, om niet al de werkverschaffingsobjecten aan de Ned. Heide Mij. en de N.V. ,,De Drie Provinciën'' te gunnen, maar ook den aannemer in te schakelen. Hier wordt dus het werk als werkverschaffingsobject be handeld, terwijl een aannemer het uitvoert, die op bestek het karwei heeft aangenomen, waarbij hem een bepaald aantal arbeiders met een bepaald aantal arbeidsuren werd gegarandeerd. Doch daardoor is men helaas wel gedwongen werkloozen te houden gedurende dit kar wei. Men kan hier dus niet zoo maar een paar arbeids uren „afknippen". Een andere moeilijkheid was, dat de aannemer wel zou kunnen zeggenlaten die booten maar om 8 uur vertrekken dan dien ik een eisch tot schadeloosstelling in. De vakbeweging heeft voor deze menschen gedaan wat zij kon, en het verheugt spr., dat de georganiseerde arbeiders den goeden weg hebben bewandeld. Immers de georganiseerde arbeiders moeten zich tot hun orga nisaties wenden en deze laatste kunnen overleg plegen met de autoriteiten de ongeorganiseerden dienen zich tot B. en W. te richten en niet tot den Raad. Eigenaardig was ook, dat men hier niet alleen had te doen met een klacht van de arbeiders, men handelde in strijd met een Min. beslissing, dat zij, die ter plaatse niet eenig onderdak hebben, niet langer dan 12 uren van huis mogen zijn,; bij dit werk was men 14 uren van huis. Men heeft zich daarop telkens beroepen op con ferenties en in correspondentie, tot de Minister zeide U hebt volkomen gelijk. Ik machtig de Inspectie, hieraan oogenblikkelijk een einde te maken. Dit „oogenblik- kelijk was betrekkelijk deze beslissing kwam verleden Woensdag of Donderdag af. En al heeft de leiding nu gezegd „als deze week de nieuwe regeling niet meer ingaat, dan a.s. Maandag zekerdan begint ze mis schien pas, als het karwei is afgeloopen. Dit uitstel is geen kwestie van zuinigheid en spr. vertrouwt, dat de nieuwe regeling zeer binnenkort ingaat. N.a.v. het adres zegt spr., dat de verwarring is ont staan, doordat Leeuwarderadeel wel den verzuimden dag zou hebben vergoed. Men heeft daar het geld voor geschoten. De Inspecteur voor de Werkverschaffing gaf aan Leeuwarden te kennen, het geld maar uit te betalen en dan later de zaak te verrekenen. Leeuwarden kan zelf evenwel niet uitbetalen, maar moet den aannemer hiertoe last geven. Spr. veronderstelt, dat het verschil in financieele positie van Leeuwarden en Leeuwardera deel t.o.v. Den Haag maakt, dat Leeuwarden nog voor zichtiger moet uitgeven dan Leeuwarderadeel, waar men nog iets vrijer is. Aan den uitvoerder van het werk is geschreven, dat de Inspecteur geen bezwaar heeft tegen een vergoeding op basis van regenverlet voor deze verzuimdagen deze bedragen kunnen worden geboekt op den z.g. toeslagstaat, wat beteekent, dat de aan nemer het geld voor kan schieten. En is dit nog niet gebeurd, dan zal het deze week gebeuren. Spr. hoopt, dat ook de langdurige vaart dan voorbij is, waarvoor de gemeente Leeuwarden overigens geen schuld treft, en voorts, dat de Min. circulaire goed zal worden na geleefd en betrokken autoriteiten niet meer dergelijke bestekken zullen goedkeuren. De heer Posthuma bestrijdt den wethouder, waar deze spreekt van „groote woorden". De heer Westra heeft Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Woensdag 17 Mei 1939. 81 zelf erkend en daar sloegen spr.'s woorden op dat het vervoer gedurende een tijdje niet aan behoorlijke eischen voldeed. Als men de dingen bij den naam noemt, dan zijn dat geen groote woorden, maar feiten. Intusschen verheugt het spr., dat men wat meer van deze kwestie heeft gehoord. De heer Westra verklaart met nadruk, dat men het in genoemde conferentie eens was, dat deze manier van vervoer de beste was in ver band met de hooge kosten. De heer IJtsma zegtde wethouder gaat te ver wij hebben er ons bij neergelegd. Wat hier van zij, vast staat, dat men het er over eens was, dat deze wijze van vervoer moest worden toe gepast. Daarmee wordt echter bij al het goede op rekening van de boot ook de lange tijd, dien de arbeiders van huis waren, aanvaard. Wat de uitbetaling betreft, hebben wij gehoord, dat de heer IJtsma meer weet dan de wethouder. Deze heeft gezegd er is een kans, dat deze verzuimdagen uitbe taald worden. De heer IJtsma weet, dat het zal ge schieden, wat spr. verheugt. Spr. ontkent niet, dat de georganiseerde arbeiders den goeden weg hebben bewandeld. Dat de ongeor ganiseerden zich tot den Raad, in plaats van tot B. en W. hebben gewend, vindt spr. niet erg. Een enkele maal mag zoo'n belangrijke zaak wel in den Raad komen. De heer IJtsma wil zijn betoog niet zóó zien uitge legd, als zou hij afkeurend hebben gesproken over de arbeiders, die zich tot den Raad hebben gewend. Spr. heeft gezegd, dat volgens regeling van den Mi nister de georganiseerden zich tot hun organisaties en de ongeorganiseerden zich tot B. en W. kunnen wen den, om recht te vinden. De heer Van der Schoot komt ter vergadering. De heer Wiersma sluit zich aan bij den heer Pos thuma. Spr.'s vraag omtrent het vervoer was zuiver informatief. Van weth. Westra behoeft spr. dus geen verwijt te aanvaarden. Spr. meent ook, dat er verschil van inzicht is tusschen den heer IJtsma en weth. Westra. Uit wat de heer IJtsma heeft gezegd volgt, dat men gedwongen was, óf de menschen in werkverschaffing, met deze wijze van vervoer, óf werkloos te laten. Dat in zulk een geval dingen geaccepteerd worden, die men in gewone omstandigheden niet als redelijk zou accepteeren, is verklaarbaar. Het verheugt spr., dat er thans aan de zaak gewerkt wordt, met veel kans op een misschien ietwat meer comfortabel vervoer dan per boot. (Weth. Westra: Minder comfortabel De arbeiders zullen \]/2 of 2 uur langer thuis zijn, een verbetering, waarmede spr.'s belangrijkste grief is vervallen. Het verzoek wordt in handen van B. en W. gesteld ter afdoening. Punt 2. De aanbeveling van Curatoren luidt als volgt R. E. Westendorp Boerma te Amsterdam. De heeren IJtsma en Muller vormen het stembureau. Benoemd wordt R. E. Westendorp Boerma met 27 stemmen (mej. Bakker 1 stem). Punten 3, 4, 5, 6 en 7 (bijl. nos. 53, 52, 55, 58 en 54). Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig de voorstellen van B. en W. Punt 8 (bijl. no. 56). De heer Van der Meulen zegt, dat dit voorstel nogal inbreuk maakt op het standpunt, de laatste jaren inge nomen, dat de gemeente geen bouwterrein verkoopt, doch in erfpacht geeft. Daar op dit terrein eenvoudige arbeiderswoningen komen, waaraan groote behoefte bestaat, en de gemeente anders tot dezen bouw zou moeten overgaan, hebben B. en W. in dit geval tegen verkoop geen bezwaar. Was het niet mogelijk het terrein in erfpacht af te staan? De stukken geven daaromtrent weinig licht. Wel heeft de aanvrager het terrein in koop gevraagd, maar, blijkens het rapport van den Dir. van G.W.. was het College bij de bespreking dezer zaak in beginsel bereid tot verkoop, c.q. uitgifte in erfpacht, en uit het vervolg blijkt, dat adressant voorkeur geeft aan koop. Wil dat zeggen, dat de grond hem ook in erfpacht had kunnen worden gegeven of had hij daartegen onoverkomelijke bezwaren, zoodat de bouw niet zou doorgaan Het tweede motief van B. en W. is de behoefte aan deze woningen. Ook met deze 58 woningen zal die echter waarschijnlijk blijven bestaan. Als er straks anderen komen, wordt dan hun ook terrein in koop gegeven De heer Buiël juicht dit voorstel van harte toe. Het is niet zeker, dat de woningen, welke de gemeente thans bouwt, met winst zullen worden geëxploiteerd en daar om brengt spr. hulde aan hem, die goedkoope arbeiders woningen durft bouwen, daarmede een maatschappelijk en sociaal belang dienend. Spr. brengt ook hulde aan B. en W. en hij hoopt, dat zij op den weg van grond- verkoop doorgaan. Verschillende gemeenten passen reeds het systeem van verkoop toe en spr. geeft in overweging na te gaan, of er ook meerdere terreinen beter door verkoop dan door erfpacht van de hand zullen gaan, b.v. dat bij de Electr. Centrale. Het zou in het belang der gemeente zijn, dit terrein en mogelijk nog andere door verkoop beschikbaar te stellen. De heer Muller vraagt, of B. en W. eerst den heer Van der Meulen kunnen beantwoorden. Daarvan hangt af, of spr. nog het woord zal vragen. De heer Posthuma betoogt, dat men nu geplaatst wordt voor een geheel andere grondpolitiek, want ge durende de laatste jaren is geen grond verkocht. Spr. is dankbaar voor de vragen van den heer V. d. Meulen. Met dit voorstel krijgt men waar spr. herhaaldelijk op heeft gewezen nog sterkere tegenstelling tusschen 6 erfpacht en koop, waarbij men slechts met 3 heeft te rekenen. Dat 56 woningen, a 4.per week, zullen worden gebouwd, juicht spr. zeer toe. Alleen wil hij n.a.v. het beding van B. en W„ dat de huurprijs in overleg met hen bepaald zal worden, vragen Hoe lang duurt die overeenkomst Het is toch mogelijk, dat de eigenaar de huizen gaat verkoopen; is dan de nieuwe eigenaar aan de overeenkomst gehouden Zou de ondernemer de huizen verkoopen, dan heeft hij op zeer geschikte manier den grond gekregen; vóór alles moet vaststaan, dat bij eventueelen verkoop de gestelde bepalingen doorgaan. De heer De Boer (weth.) antwoordt, dat dit voorstel eigenlijk grootendeels gevolg is van het goedkeurings besluit van Ged. St. i.z. den bouw der 75 woningen, waartoe de Raad Juni 1938 besloot. Toen dit besluit September 1938 nog niet was goedgekeurd, is er met Ged. St. geconfereerd; het liep niet zoo soepel, maar ten slotte is de goedkeuring afgekomen, bevattende o.m. deze clausule „dat zij (Ged. St.) in de gegeven omstandigheden tegen de wijze, waarop de kosten van den grond in rekening zijn gebracht, geen bezwaar hebben, daarbij uitgaande van de veronderstelling, dat ook particu lieren gronden voor den bouw van arbeiderswoningen op overeenkomstige voorwaarden van de gemeente kunnen koopen Ook bij die bespreking was zeer sterk de nadruk gelegd op verkoop op overeenkomstige voorwaarden aan particulieren. Daarom waren B. en W. verplicht die voorwaarde na te komen; dat is een der belang rijkste redenen geweest om dit terrein te verkoopen. Den kooper zijn eenige voorwaarden gesteld, t.o.v. huurprijs, keuze van huurders, enz., en de huizen moeten voldoen aan de bebouwingsvoorschriften, welke zonder den Raad niet kunnen worden veranderd. Deze grond is bestemd om bebouwd te worden met arbeiderswonin-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1939 | | pagina 2