114 Verslag van de handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden van Dinsdag 5 September 1939. houden, krijgt men een betere bebouwing is gezegd. De toren staat er echter en blijft er staan; men krijgt dus nooit meer terreindiepte. In tegenstelling met den heer Praamsma meent spr.. dat de gemeente groot belang heeft bij den grond aan den Groningerstraatweg, ook opdat t.z.t. op de bedoelde plaats voor het voetgangers- en het rijwielverkeer een verbinding tot stand kan komen van dien weg naar den Pasteurweg, zoodra deze weg verder doorgetrokken kan worden. Hieruit blijkt, dat deze ruiling niet uitsluitend uit aesthetische overwegingen wordt gedaan, maar vooral om ter plaatse betere straatverbindingen tot stand te kunnen brengen. De heer Praamsma zegt, dat de wethouder hem heeft gesterkt in zijn meening, dat de gemeente het terrein bij den ouden watertoren niet moet verkoopen. De heer De Boer heeft n.l. medegedeeld, dat hij een teekening heeft gezien, waarop een oplossing was geschetst. Of dat de oplossing zou zijn, wist de wethouder echter niet. Wanneer nu, als het terrein voldoende groot zou blijken voor een tunnel, dit de oplossing wordt, dan blijft daar toch nog het onaesthetische gezicht van den toren achter de bebouwing. Daar het terrein toch nog 2 jaar zoo blijft liggen en er omtrent den voorbouw ook nog geen plannen zijn, wat is er dan tegen, dat deze transactie nog even blijft han gen Het gaat hier tusschen twee lichamen, beide ge heel werkend in het algemeen belang. Die vinden elkaar over twee jaar ook welintusschen zullen dan meer gegevens over een oplossing bekend zijn. Het is ook zeer goed mogelijk, dat de N.V. over twee jaar het ge- heele terrein in eigendom vraagt. Spr. verzoekt B. en W. het voorstel terug te nemen, om het t.z.t. opnieuw aan de orde te stellen. De heer IJtsma zegt, dat het bij de beantwoording den schijn krijgt, alsof de Waterleidingmij. de twee zaken zóó aan elkaar verbindt, dat, als de gemeente straks de plannen tot verbetering van den Groninger straatweg gereed zou hebben, men twijfelt aan de vol ledige medewerking van de I.W.G.L. i.z. overdracht van den grond aan dien straatweg, als er niets van den kant der gemeente tegenover zou staan. Ook als de grond bij den ouden watertoren in dit verband niet ter sprake was, zou spr. het volle vertrouwen hebben in de medewerking der N.V. i.z. de verbetering van den Groningerstraatweg. Spr. wil de kwestie van den grond bij den ouden watertoren geheel zelfstandig bekijken, en dan gelooft hij, dat de geheele Raad noch B. en W. de I.W.G.L. ook maar in een enkel opzicht lastig wil zijn, doch in alles wil medewerken, dat de N.V. kan bereiken wat zij beoogt. Nu is er eenerzijds het op goede gronden berustende vermoeden, dat men den grond bij den spoorwegovergang niet noodig heeft, anderzijds de vrees, dat men dien wel noodig kan hebben. De wet houder heeft niet gezegd, dat er haast bij is en is het daarom niet mogelijk, op den voet van vriendschap voortlevende, de N.V. te verzekeren, dat de gemeente alles wil bevorderen wat mogelijk is om haar ter wille te zijn, doch dat de gemeente den grond wil behouden omdat zij dien noodig zou kunnen hebben Het komt in de practijk zoo dikwijls voor, dat plannen later weer veranderen. Laat men dezen grondverkoop uitstellen, tot tijd en wijle de kwestie beter kan worden bezien. Spr. gaat vooralsnog niet met het voorstel mee. De heer Van der Schoot kan de opmerking, in laatste instantie, van den heer IJtsma, volkomen onderschrijven. Beide onderdeden van het voorstel behoeven niet als één geheel beschouwd te worden. Spr. heeft zich ook afgevraagd, of het wel goed is, op een punt, waar nog niet zeker is, wat daar staat te gebeuren, grond van de hand te doen, welke nog wel eens hoog noodig kan zijn. Er wordt gezegd de N.V. schijnt veel belang bij dit terrein te hebben. Is het belang van de gemeente hier dan uitgeschakeld Ook de bezwaren tegen den ondiepen bouw lijken spr. aannemelijk. Vooralsnog gaat hij niet met het voorstel mee. De Voorzitter licht, als voorzitter der I.W.G.L., deze zaak toe. Het is absoluut niet de bedoeling van de N.V. om te „hakketakken", op welk punt dan ook. Gemeen schappelijk is i.z. deze kwestie overlegd en ten slotte werden de beide transacties aan elkaar gekoppeld, doch niet met het doel, dat, als de eene niet doorgaat, de andere ook geen doorgang kan vinden. Wat betreft de kwestie aan den Groningerstraatweg, de I.W.G.L. heeft gevraagd, of de gemeente dat terrein j zou willen hebben, meenende, dat het voor deze van nut kon zijn. Maar wil de gemeente het niet, dan houdt de N.V. het. De sloot zou de gemeente t.z.t. toch wel krijgen. Als die dan zou worden gedempt, zou de ge meente een nieuw, zeer behoorlijk hek, dat nogal wat kost, moeten laten maken en dan was de N.V. zeker bereid de zaak verder in orde te houden, maar de N.V. meende, dat een verbinding tusschen Poppeweg en Groningerstraatweg nuttig kon zijn en had geen be zwaar tegen afstand van het terein. Deze zaak is veel eenvoudiger dan die bij den ouden watertoren. Deze toren is zeer oud; in 1888 is hij gebouwd en dus door de N.V. geheel afgeschreven. Daar men meende, dat deze toren zijn tijd had gehad, was men eerst van plan, een geheel nieuwen te bouwen aan den Greunsweg. waar de N.V. terrein had gekocht. Bij onderzoek bleek echter, dat de oude toren nog vrij wat beter was dan men dacht en het jammer was hem af te breken. Het reservoir is nog in goeden staat. Met een paar kleine veranderingen, voor betrekkelijk weinig geld, zou de toren vergroot kunnen worden. Natuurlijk is het ook de N.V. bekend, dat deze oude toren een foei-leelijk ding is in het stadsbeeld. Nu is het de bedoeling, de leelijke houten hoes te verwijderen een nieuwe steenen hoes er om heen te bouwen en zoo doende een modern uitziend geheel te maken. Men is thans op het idee gekomen, het terrein aan den Greunsweg voor opslagplaats van groot materiaal te gebruiken, om het terrein bij den ouden toren te kunnen ontruimen, of slechts te bestemmen voor klein materiaal. i Vroeger heeft de N.V. het geheele terrein bij den ouden toren te koop gevraagd. B. en W. hebben toen den Dir. van G.W. gehoord over het verkeersprobleem ter plaatse. Het bleek, dat een groote tunnel, afgeschei den van de hooge kosten, op vrij groote technische bezwaren stuitte. In 1936 is als eenige mogelijkheid genoemd, dat er een tunnel voor voetgangers te maken was. De Dir. van G.W. heeft toen gezegd, dat, ook al zou die tunnel er komen, het terrein wel aan de N.V. verkocht kon worden; de geheele tunnel zou daarbuiten vallen. Toen is de I.W.G.L. daar niet verder op inge gaan, omdat haar plannen nog niet vaststonden. Lang zamerhand hebben die vasten vorm gekregen. Nu wil men den ouden toren restaureeren daarom wil zij het terrein koopen, maar heeft er ook geen bezwaar tegen, als de gemeente het haar b.v. 50 jaar in erfpacht wil geven. Nu begint de tijd te dringen. Over twee jaar uitstel van verkoop zou met de N.V. overlegd kunnen worden. Spr. vreest echter, dat het niet mogelijk is, dezen toe stand nog twee jaar te tolereeren en de definitieve reparatie uit te stellen. De aesthetische kwestie is in de Schoonheidscom missie besproken en deze meende, dat, als de oude toren een nieuwe hoes kreeg en het voorterrein bebouwd zou worden, uit stedebouwkundig oogpunt wel een har monieus geheel verkregen kon worden. Spr. wenscht een principieele uitspraakVindt de Raad, dat het terrein wel gemist kan worden, dan begint de I.W.G.L. zoo spoedig mogelijk met de restauratie. Blijkt, dat de Raad het terrein niet wil verkoopen of in erfpacht afstaan, dan weet de I.W.G.L., dat zij den koers moet wijzigen, dus een nieuwen toren op een Verslag van de handelingen van den gementeraad van Leeuwarden van Dinsdag 5 September 1939. 115 andere plaats moet bouwen. Dan zou kunnen worden overlegd met de N.V. om haar het terrein nog in huur te geven, tot zoolang de nieuwe toren gereed is. Men kan echter niet zeggen zooals de heer Praamsma over twee jaar moeten wij maar weer eens zien. Zoolang kan de N.V. niet wachten; zij moet weten, waar zij aan toe is. De heer Rom Colthoff meent, dat alles afhangt van het feit, of de I.W.G.L. den toren wil gebruiken of niet. Zegt zij de toren is ons het herstel niet waard, dan kan zij het terrein wel weg doen. Zij kan ook zeggen die toren kan heel goed gebruikt worden; dan dient zij het terrein te behouden. Wil de gemeente het geheele terrein hebben, dan zou de toren afgebroken moeten worden en dat zou een dure oplossing zijn. De Voorzitter herinnert den heer Rom Colthoff er aan, dat spr. heeft gezegd, dat de toren juist zoo is mee gevallen, wat eigenlijk niemand had verwacht, zoodat de I.W.G.L. afbraak jammer vond, en dat door een uit wendige herstelling een behoorlijk moderne toren ge maakt kan worden. Het voorstel sub I wordt met 21 tegen 8 stemmen, die van de heeren Van Kollem, Van der Schoot, Ster- ringa, Feddema, Wiersma, Van Eyck van Heslinga, Praamsma en IJtsma, aangenomen. De heer De Boer (weth.) stelt er prijs op ook het voorstel sub II in stemming te brengen, dat wordt aan genomen met 26 tegen 3 stemmen, die van de heeren Van der Schoot, Wiersma en Praamsma. Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig het voorstel sub III. Punt 24, Met alg. stemmen wordt besloten overeenkomstig het voorstel van B. en W. Hierna sluit de Voorzitter de vergadering.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Notulen) | 1939 | | pagina 4